Roeping. Jaargang 31
(1955-1956)– [tijdschrift] Roeping– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 550]
| |
Mislukkeling
Lang geleden een aardige jongen,
verloofde zich driemaal en toen
waren alle feiten voldongen,
aber jetzt, kleiner Mann, was nun?
| |
Polder
Het water staat hoog in de sloten,
een enkele vogel gaal om,
hier en daar een hooiopper op poten
als een negerhut van Oom Tom.
| |
Het verborgen leven
Tussen fatsoen door en plicht
het oog steeds op God gericht,
en nooit zal iemand haar kennen
als zij was: la pharisiënne.
| |
In de provincie
Bij haar man voelt zij zich alleen,
zij zoekt elders een evenknie,
maar het leven glijdt langs haar heen
als langs wijlen Madame Bovary.
| |
[pagina 551]
| |
De verloofden
Het begon met een kus en wat blommen,
maar na het zoveelste bal
kon het hun niks meer verdommen
en plukten zij les fleurs du mal.
| |
‘Erste liebe’
Halverwege het leven
weet men zich voorgoed in de ban
van wat het diepst bij is gebleven:
Terug tot Ina Damman.
| |
Dood en leven
Bij de liefste, bij het werk,
in de kerk en in de goot
en uiteindelijk onder de zerk
ruist het zanduur van de dood.
| |
Dorpsnotabele
In dorps geknecht bestaan steeds ouder
stoofde hem het leven menige kool,
maar ondanks dat klopt steeds vertrouwder
in hem het hart van le grand Meaulnes.
| |
Zakenman
De handel leert hem: grijp je kans.
Hij leeft dus ook vaak onderhands,
en, gehuwd met een schatrijke dame,
sluit hij vluchtige cryptogamen.
|
|