Roeping. Jaargang 31(1955-1956)– [tijdschrift] Roeping– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 513] [p. 513] Henri Wilmer Elegisch hoor je het schreien van om kind het kind van nooit tevoren dat kind van jou en mij het kind dat ongeboren nooit de stem zal horen van jou en mij het speelt voorzichtig met je vingers in mijn haren ons enig kind het kind dat nooit geboren dat kind van jou en mij ons kind zal nooit om antwoord vragen waarom het moest bestaan wij hoeven het niet te jagen de wereld in van ons vandaan ons kind blijft ongeboren het kind van jou en mij van alle kinderen ooit geboren blijft dit kind voor altijd rein het zal onze namen niet horen en wat verzwegen wilde zijn voor het kind van jou en mij wij hebben het geweigerd wij hebben het gewild het loopt in je ogen verloren het stijgt in mij omhoog ons kind blijft ongeboren het kind van jou en mij en als het regent zal het spelen met scheepjes van krantenpapier en 's nachts als wij wakker gebleven staat de deur op een kier voor het kind van jou en mij [pagina 514] [p. 514] hoor je het schreien van het kind als onze graven ver vaneen verzakt gebruikt voor nieuwe doden hoor je het schreien wij hebben verboden dat het een leven leiden moest als dat van jou en mij. Geloof niet... geloof niet de theologen hun God met toog en bef staat in het handboek voor moraal want God moet groter zijn geloof niet de filosofen hun God is het waanzinnig groeisel aan de zieke takken van hun geest want God moet groter zijn geloof niet in woorden die zijn liefde preken woorden zijn barrières door de harten opgericht om vrij te blijven van elkaar maar God moet groter zijn en of ik mij met twijfels al vermoei zodat ik haast vertwijfeld niet in slaap kan komen lig te woelen tot de loei sirene van het licht de nacht verdaagt tenslotte trek ik aan het kortste eind de eeuwigheid duurt langer dan ons hopen dat door de dood zwart is omlijnd [pagina 515] [p. 515] geloven is de balans van het verdriet op deze wereld sluitend maken met een droom een wissel op de toekomst waar de rails in het oneindige samenvloeien substitueer het mysterie de uitkomst: een breuk ik geloof in een God voor wien de wereld, een glanzende zeepbel uiteenspattend als het subliem moment voor twee verbaasde kinderogen we moesten voortaan maar minder gewichtig doen met ons verdriet. Vorige Volgende