Roeping. Jaargang 31(1955-1956)– [tijdschrift] Roeping– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 484] [p. 484] Jan Hanlo 't Boereleve 't Boereleve lijde Met de mijde en de knechs Doet de geest en 't lichaam sterke 't Is zo goed om flink te werke Maar late wij nu slape Want de rape op het veld Zulle zeker Toch wel groeie En dan morge friswat stoeie En daarna met de mijden Naar de wijden helpe melke En de grote rodekole En de rode krote rooie [pagina 485] [p. 485] De zonen van de boer Het zijn twee boerenzonen Zij slapen in de wikke Nu staat hun geest op appels Kikvorsen kind en sommen Nog zijn zij morgen zo En ook nog vele maanden Zij denken niet aan sterven Zij denken nooit aan leven Zij zijn nu geenszins schijndood Een coccinellalarve Bekruipt gehaast hun huiden De dood der boerenzonen Is lang nog niet op handen Sprinkhanen springen rond hen En gras raakt aan hun lippen Er zijn geen boerenzonen Er is alleen maar wikke Vorige Volgende