We schrokken. We dachten even
dat we de engelen voor ons zagen staan.
Zouden wij daar voor door mogen gaan?
Dan zeg ik: het wonder kondigt zich aan.
Je kunt het zelf afbidden. We beginnen.
Kom zien wat we krijgen. Ga met ons mee.
De acoliet heeft het misboek op zijn plaats gelegd. Hij leest uit de liturgie van de nachtmis.
Luister. Hier moet het staan.
Een taal die straks op onze tong
de werkelijkheid van het brood zal zijn.
De Heer zegt: Gij zijt mijn zoon, vannacht
Ik heb een boodschap van groot geluk
en die voor heel het volk zal zijn:
vannacht wordt een zaligmaker geboren
en dit zal ons tot teken zijn:
wij zullen een kind op het kruishout vinden
en hij zal met zijn tranen onze redder zijn.
Wij zullen een kruis op onze lippen vinden
en het zal het brood van de hemel zijn.
Ga mee. Hem halen. Hij gaat komen.
De Schola, van rechts komend, zet de introïtus van de nachtmis in. De acolieten, misdienaars en priesters volgen.
Wij zingen hem uit de hemelen neer.
De vier spelers scharen zich in de stoet, die nu door het kerkgebouw, onder het zingen van de introïtus, optrekt naar het altaar. De mis is begonnen.