Schurer woonde onder de oorlog in Amsterdam, en had daar geregeld contact met Gabriël Smit. Men kan dit ook uit de bundel opmaken. De beide dichters, van wie Schurer het Fries en Smit de andere Nederlandse taal tot moedertaal had, die in Friesland met Hollands wordt aangeduid, maar die men billijkheidshalve omwille van Brabant, Gelderland en Limburg, met een algemene benaming [Diets?] zou moeten benoemen, de beide dichters nu hebben elkaar hun vondsten laten zien en over en weer die gebruikt, als dat mogelijk was. Overigens was Smits taak gemakkelijker dan die van Schurer. Smit, die de psalmen dichtend verdietste, bepaalde zelf zijn rijmschema. Schurer was gebonden aan het ritme en het rijmschema van de bestaande gebruikelijke melodieën. En bovendien legde de zekerheid, dat deze berijming voor gemeenschappelijk gezang moest worden gebruitk, hem nog andere beperkingen op. De taalsituatie in Friesland is nog altijd zo, dat velen onder het gewone volk enigermate huiverig zijn voor het gebruik van de volkstaal in de kerk. Er is immers sinds de Reformatie [daarvóór werd er altijd in het Fries gepreekt] een traditie gegroeid, dat de eigen taal niet geschikt was voor de eredienst. Bij de eerste Friese preek van Ds. G. Wumkes liepen sommige gemeenteleden de kerk uit, verzuchtend: ‘It is hjoed kommeedzje yn 'e tsjerke’. Maar in de ruim veertig jaar, die sindsdien zijn verlopen, is wel wat veranderd. De Friese diensten zijn gewoonte geworden in veel Protestante kerken, en daaruit volgde de noodzaak van deze gezangenbundel. Maar veel Ned. Hervormden grootgebracht met de diep-in-het- geheugen gegrifte gezangen, willen hun liederen herkennen, ook in het Fries. Daarom moesten de beginregels, en soms ook een bekende slotregel, blijven lijken op de bekende teksten. De ‘naam, die langs de wolken ruist’ moest ook in het Fries gehandhaafd blijven, hoe onbelangrijk het beeld van de wolken ook zijn mag. Gezelle's
‘krijgsbanier’ is vanzelfsprekend ook vertaald [het is gezang 118 uit de Nederlands Hervormde Bundel]. Daarbij moest de eerste regel ongeveer in stand blijven èn de allerlaatste: ‘tot in Gods handen dragen’. Want die regels zijn bekend en daarzonder is voor het kerkvolk dit lied niet meer dit lied.
Overziet men het gehele werk, dan kan men alleen maar bewondering voelen voor dit moeizaam verfriesen van de gehele Ned. Hervormde bundel. De lichte ergernis, die wij bij het doorlezen van de bekende liederen zo nu en dan gevoelen, valt eigenlijk ook terug op de bestaande Ned. Hervormde bundel Deze ergernis overvalt ons, als we zien, hoe uit onze welbekende hymnen en ook uit onze parochiebundel liederen telkens de Maria-leer weggehaald is. In het bekende lied van Joh. Brugman ontbreekt het vers tot ‘Maria Keizerinne’. In het Kerstliedje: Er is een loot ontsprongen' wordt de bekende regel over Maria ‘Dat zij een Zoon zou baren en blijven eeuwige Maagd’ vervlakt tot ‘de Zoon, die ons verlossen zal’. Maar nogmaals: hier is de Ned.