Roeping. Jaargang 31
(1955-1956)– [tijdschrift] Roeping– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 428]
| |
Aan Godfried Bomans
| |
[pagina 429]
| |
hulp van mijn vader en door een tante-nalatenschap uit Overveen, en dat ik naar mijn eerste parfum, den Jockey Club, was teruggekeerd daar immers ‘on revient toujours à ses premiers amours.’ Dit stukje had een groot succes van opzienbarendheid, zóo, dat de forensen-spoortreinen Amsterdam - Baarn en Amsterdam - Bloemendaal en door burgemeestersvrouwen gepraesideerde theekransjes in de grootere steden zoowel als in Gooi- en Kennemerland van dit onderwerp gonsden. Twintig jaar later ongeveer was ik voorzitter van de Rembrandtherdenking in den Amsterdamschen Stadsschouwburg en wisselde op een der repetities enkele minder vriendelijke woorden met eene Mevrouw De Booy, schoondochter van Charles Boissevain. Den volgenden dag ontving ik bezoek van den Heér De Booy, een marine-officier, die kwam eischen, dat ik zijn vrouw excuses zoû maken. Daar ik meende, dat Mevrouw De Booy meer ongepast tegen mij was geweest dan omgekeerd, weigerde ik de excuses te maken, en meende verder dat, nu de Heer De Booy een militair was, een duel moest volgen. Ik voorzag mij dus van twee beste Amsterdammers als getuigen, namelijk Jhr. Mr. J.F. Backer en Professor Jhr. Six van Hillegom, en berichtte den Hr. de Booy gereed te zijn. Nu was zoowel voor Fransche Parlementsleden als voor Duitsche studenten een duel iets, nagenoeg dagelijks aan de orde. Maar in Engeland en ook in ons Holland was het daarmeê ánders. Tot mijn verbazing is, door bezwaren bij den Heer De Booy, die een militair was, die iets was komen eischen, het duel niet doorgegaan; maar is uitgebleven nadat over het voornemen een buitengewone ontsteltenis in Amsterdam had geheerscht. Je eigen lotgeval nu, is, als opzienbarendheid, zoo iets onvergelijkelijk prachtigs, dat indien de geheele toedracht door den uitgever van je toekomstig boek was geregisseerd, het woord super-geniaal, als advertentie-ontwerper voor ‘best sellers’, een juiste benaming zijner praestatie ware geweest. Want in je avontuur is niet alleen je eigen werkelijk levensgevaar voor gekomen; maar dat je den dood geproefd hebt zonder dien volledig te ondergaan, geeft er als levensondervinding iets éénigs aan en doet het in qualiteit uitmunten bóven wat een geheel overlijden ware geweest. Je handeling van onmiddelijk na de feitelijkheden zelf je kennismaking met den dood te relateeren sluit zich onovertrefbaar waardig bij het voorval zelf aan. Ik drink daarom op den wind, waarvan de onverwachte tegenvlaag je boven de zee heeft gedreven. Ik zeg ‘ik drink’ omdat mij, die nog al eens feestmaaltijden mocht vóorzitten, sedert je lotgeval onophoudelijk toastfragmenten door het hoofd suisden en galmden nu de gebeurtenis zoó mooi was, dat daarover alleen feestelijk hulde kon worden gebracht aan den held-van-den-dag. |
|