| |
| |
| |
Journaal
Maandag
TEGENBOSCH - Te logeren. De gastheer stelt ons de kamer voor waarin we de nachten zullen passeren: ‘....en dit hier is dan jullie bed. Ik kan je verzekeren dat er al minstens zes mensen in zijn overleden...’
- En zo'n affiche vind je dan in een gerenommeerd bedevaartoord uitgebaat ter ere van den heilige Gerardus, een document, een luxe van typografische verfijning, wemelend van de understatements en fijne dubbelzinnigheden en dat ons devotelijk talmen doet in de diepten van ons mysterieus geloof....
Voor
Religieuze Artikelen
Souvenirs - Snoep - Cigaretten, enz. enz.
in de St. Gerarduswinkel
M. ALBERTS, Eyseweg 313-314
In de winkel treft men Gerardussen te kust en te keur: op ansichtkaarten, sigarettenkokers, aanstekers, niet op oorbellen, wel op sneeuwballen, voorts in beeldvorm: met of zonder goud, met of zonder sterretjes, in kleur of zwart, kortom: Gerardussen voor elke beurs. Voor elke smaak? Ach, wat is smaak...!
- En het is in hetzelfde landschap dat men middels affiches met deze gewijde gedachte wordt geconfronteerd:
Druk een kwartje aan uw hartje,
en schenk ze mij allebei....
Het is Jezus die hier spreekt tot de ziel.
| |
| |
| |
Dinsdag
HARRIET LAUREY - Bij het kind ligt het begin van de poezie, en bij het kind ligt van de ‘poésie pure’, de poezie in haar zuiverste en nog met niets aangeraakte wezen, het einde. Dichters maken poezie, zij worden zich de bijzonderheid van een bepaalde ervaring bewust, zij herkennen een plotseling opgekomen gedachte, beeld of versregel als poëtisch, en worden ertoe gedrongen, een gedicht te schrijven. Verkerend in een bijzondere toestand, onder een verhevigde spanning, bedienen zij zich van een uitdrukkingswijze, welke afwijkt van die welke zij in het dagelijks leven voortdurend gebruiken. En weten intussen, of zij het zich realiseren of niet, dat zij poezie aan het maken zijn.
Het kind maakt geen poezie, het is poezie. Het komt in de wereld en kent nog niets Het wordt door alles wat het ziet, hoort of voelt, volledig getroffen, want elke ervaring is een eerste en er is nog geen enkel vergelijk. Alles is wonder, en het kind leeft dan ook in een ononderbroken staat van bewondering. Niet van vérwondering. Verwondering veronderstelt een bepaalde verwachting vooraf, maar kinderen verwachten niets, omdat zij, zeer onbepaald en volledig onbewust, alles verwachten. Zij zijn een zo zuivere spiegel, dat zij alles, wat zij ontmoeten, opvangen en weergeven kunnen, zonder zich te verbazen. Zij scheppen een eigen taal, zonder te zoeken naar de zo juist mogelijke verwoording, want ze vinden vanzelf, en feilloos. Regels, waarmee de dichter, als ze hem waren ingegeven, gelukkig zou zijn geweest. Hij zou ze onthouden, opgeschreven, en later in een vers verwerkt hebben. Maar voor het kind is het geen vondst geweest; het onderkent zijn woord niet als een kostbaarheid, het is er ook niet zuinig mee, maar vergeet het weer en zal het even spontaan weer terugvinden.
| |
Woensdag
TEGENBOSCH - De dorpsdokter die tevens apotheek houdt geeft jaarlijks duizenden guldens toe op die apotheek: het ziekenfonds weigert te voldoen aan bepaalde declaraties omdat de arts in zijn onkunde voorschrijft wat het ziekenfonds in zijn wijsheid onnodig acht. De dokter toont het ziekenfondsbestuur zijn boekhouding. Het enige bescheid van de heren is: water kost niets. - Dit is authentiek. Het fonds is een orgaan van deKAB. - Al een eeuw geleden wees Kierkegaard op de duistere tyrannie van de massa en de organisatie. Maar de organisatie was nodig wilde de arbeider worden bevrijd uit zijn pauperteit en slavernij. Nu is hij van pauper tot veilig bezittende bourgeois geworden, slaaf is hij nog altijd. Bijvoorbeeld van het KAB-ziekenfonds dat de artsen adviseert water te gebruiken in plaats van medicijn.
- In de KAB tel je voor twee!
SMIT - Ik heb nooit iets van de Franse schrijver Vercors gelezen, maar hij moet een bizonder artist zijn. Hij staat zo welwillend tegenover het politieke regiem in Moskou, dat hij in de Sovjet-Unie binnen mag, maar zijn boeken mogen er niet worden gelezen. In de Verenigde Staten is het precies omgekeerd: daar worden zijn boeken veel gelezen, maar hijzelf mag er niet binnen, omdat hij - zonder officieel communist te zijn - met Moskou sympathiseert. Hij is bij mijn weten de enige schrijver, die door een dergelijk tweezijdig schizofreen lot getroffen wordt. Hij moet een bizonder man zijn. Maar het is een dwaze wereld, waarin zó vreemd met kunstenaars en hun werk wordt omgesprongen, in Moskou èn in Washington.
| |
| |
| |
Donderdag
HARRIET LAUREY - Het regent bloemlezingen op de boekenmarkt. De noemers, waaronder de verzamelingen worden bijeengebracht, zijn zo talrijk en verscheiden, dat de originaliteit van de grootste gemene deler soms de enige reden lijkt, die tot de bundeling van bepaalde werken heeft geleid. Op deze manier kunnen uigevers en boekverkopers het nog jaren lang drukker hebben dan ooit, zonder dat nog één scheppende pen het papier hoeft te raken. Het lijkt mij de moeite waard om, voordat het zo ver is, een verzameling aan te leggen van kinderlijke zegswijzen, die zo regelrecht uit de bron van poezie zelf zijn opgeweld, dat ze elke traditie, en ieder experiment, vóór zijn en tegelijkertijd achterhaald hebben.
TEGENBOSCH - De KRO zendt uit het prachtige concert no. 11 uit opus VIII van Vivaldi. Het middendeel scheen me puur bidden, zo devoot als Bach. H... vertelde dat Vivaldi een keer ophield met mislezen om een plotseling zich voordoende inventie haastig neer te schrijven. Het is geen legende, kerkelijke archieven houden het geboekstaafd. Waarschijnlijk, zei H..., is het dus allemaal toch meer muziek dan bidden. Maar ik weet het niet. Ik zou wel eens van ervaren spiritualen willen horen of een zeker soort verstrooiing niet juist het echte bidden is. Of het niet alleen maar verstrooiing schijnt als iemand van het misformulier rechtstreeks uitglijdt in een largo als van Vivaldi's elfde concert. Natuurlijk is Vivaldi er voor op het matje geroepen. Waar gingen we heen als priesters voor zulke dingen niet meer op het matje werden geroepen. Maar wat zegt dat omtrent de werkelijke betekenis van wat zich heeft toegedragen? Wat een ergernis is voor de administratie kan desondanks wel Gode gevallig zijn. Als de grens tussen het werken en het bidden ineens gaat vervagen, als God plotseling herkend wordt in een melodie - misschien gebeurde het op het ogenblik dat Vivaldi bad om goddelijkheid met een beroep op Gods menselijkheid, in dat verrukkelijke gebed van de offerande: Deus, qui humanae substantiae dignitatem...
| |
Vrijdag
HARRIET LAUREY - Het jongetje was een jaar of vier, toen ik eens met hem door een klein dorp fietste. Er was blijkbaar een of ander kerkelijk feest, want we moesten afstappen voor een lange stoet van bruidjes, die de weg overstak. Het jongetje keek zijn ogen uit naar al die kinderen in wit, die, omdat ze met zovelen waren, nog een bijzonderder indruk van smetteloosheid en feest maakten. Ik legde hem uit dat er feest was in de kerk, dat die meisjes er heen gingen en dat het bruidjes waren.
Op de terugweg naar huis reden we door de velden en opeens, ergens midden in een grote, groene wei, stond een wit paard te grazen.
‘Kijk’, zei het jongetje, ‘een bruidpaard!’ En had daarmee de witheid, de afzonderlijkheid en de stille feestelijkheid van het paard directer en completer genoemd dan met een regelslange omschrijving van het tafereel bereikt kon worden.
SMIT - De laatste weken heb ik weer eens wat van A. Roland Holst zitten lezen. Daarbij trof mij telkens weer de frappante overeenkomst die er bestaat tussen Holst en de oude Feith. Maar Feith was belangrijker, geloof ik, hij wist ook meer. Zijn opstellen - hoeveel Hemsterhuis er ook in mag zitten, maar ook dát kon slechter - vertonen een even- | |
| |
wicht, dat bij Holst ontbreekt. Holst zegt soms prachtige dingen, maar zijn thematiek is aanzienlijk eenzijdiger en beperkter, en al die keltische dromen bieden, ook voor de dichter zelf, bizonder weinig perspectief. Een zeer beperkt thema, dat met vrij beperkte poetische stijlmiddelen wordt gerealiseerd, - dit kan men om velerlei redenen zeggen van het dichterlijk werk van Feith. Het geldt minstens zo sterk voor het werk van Holst. En wat het proza betreft: een vergelijking tussen Feith's ‘Ferdinand en Constantia’ en ‘De afspraak’ van Roland Holst lijkt mij minstens stof te bieden voor een buitengewoon boeiend literairhistorisch essay.
| |
Zaterdag
HARRIET LAUREY - Ik had een klein vriendinnetje, een dromerig, wat verlegen kind, dat op school niet goed mee kon. Als ik haar 's avonds naar bed bracht, moest ik haaar optillen, een paar keer in mijn armen rondzwieren om haar dan onverwacht op haar bedje neer te laten. Ze kneep dan haar ogen stijf dicht en genoot ervan, dat de kamer, als ze weer keek, heel anders om haar heen lag, dan ze verwacht had. Op zulk ogenblik zei ze eens: ‘Héhé, ik was niet gebleven waar ik wist!’
Door de kleine omzetting van de woorden, dus door niet te zeggen wat gebruikelijk is voor ons nl. ik wist niet waar ik gebleven was, bereikte ze een veel sterker poëtisch effect, maakte ze duidelijk, dat voor haar het ‘zijn, waar ik wist’ een positief, onveranderlijk iets was, een natuurlijk houvast, een absoluut weten. Het onverwachte lag dus in het feit, dat ze tóch niet gebleven was, waar ze wist dat ze was, wat een veel avontuurlijker beleving is dan gewoon maar niet te weten, waar je bent.
| |
Zondag
HARRIET LAUREY - Het jongetje had pas ontdekt, hoe alle dingen ergens van gemaakt zijn, en allemaal van iets anders. De stoel was van hout, zijn bordje van steen, zijn jasje van wol. Eens vroeg zijn moeder hem: ‘En jij, waar ben jij van gemaakt?’
Hij keek naar zijn handjes, zijn beentjes, en zei: ‘Ik ben gemaakt van bloot!’
TEGENBOSCH - F. de C. merkt in de Volkskrant van 20 aug. '55 op dat De dood in Venetië kwaliteiten heeft, ‘anderzijds is er ook aanleiding om het signaal op onveilig te zetten. Want het doet aan culturele oververzadiging denken, wanneer schrijvers boeken schrijven, die over schrijvers gaan, vooral als daarin interne artistieke problemen aan de orde komen.’ Dringen zich naast deze gewichtigheid, twee vragen op: wie, zo niet de schrijvers, moeten boeken schrijven over schrijvers? of anders deze vraag: zijn de pastoor, de gangster, het dienstmeisje, zelfs het lichte meisje, de kellner, de kleine Rudolf, het beroemde fregatschip allemaal wel geschikte personages voor de romancier maar juist de schrijver niet? is schrijven een vorm van mens-zijn die aan oververzadiging doet denken? Waarom doet F. de C. het dan almaardoor? en waarom altijd over schrijvers...
|
|