Roeping. Jaargang 31(1955-1956)– [tijdschrift] Roeping– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 257] [p. 257] [Nummer 5] Hubert van Herreweghen Meeuwen Meeuwen, uiteengebliksemde wolken, zeilen op verende vleuglen schuin, vonken van licht, witglinstrende dolken, spijkerschrift, duizelend zand en puin. Honderd vogels, mijn ziel uitgebroken, vlerken van heimwee, krijsen luid, schilfers op water, en ik, gedoken in de oevers, kijk mijn ogen uit, ziende mijn ziel, versplinterd geweten met bekken legen elkander scherp kijvende en stout de vleugels gesmeten in de wind die ze vouwt en openwerpt. Wentelende maat der eigen pluimen eigengereid in de warrelvlucht, luisteren zij naar gemene luimen, wild en volgzaam, ordeloze tucht. Weerbarstige schoonheid, niet te dwingen warrelen van beelden in strik en muit vrijheid is orde, krijsen is zingen en de vis duikt diep in de waterruit. Vorige Volgende