| |
| |
| |
Journaal
Maandag
SMIT - Keek vanmiddag rond op de internationale tentoonstelling van hedendaagse architectuur, ter gelegenheid van het grote architectencongres in het Haagse Gemeentemuseum ingericht. Merkwaardig hoe er een nieuwe, internationale bouwtaal groeit, meer dan ooit over alle grenzen heen. Een nieuwe wijk in Istanboel kon even goed in Zwitserland zijn aangelegd, een rij kantoorgebouwen in Iran had ook in Berlijn kunnen staan. Ons land, met zijn typische verknochtheid aan baksteen, steekt enigszins af. Als ir. Oud en Rietveld er niet waren, lagen wij nog verder achter. De eigenste variaties op het nieuwe bouwen komen uit Spanje en Italië Het zonderlingst is de inzending uit de Sovjet-Unie. De verdedigers van de Sovjet-ideologie noemen zich graag de progressieven bij uitstek, maar wat achter het IJzeren Gordijn wordt gebouwd is van de meest prutserige ouderwetsheid, die zich denken laat. Regeringsgebouwen die nog geen vijf jaar geleden werden neergezet, schijnen te zijn ontworpen in 1890 met alles wat erbij hoort: Griekse zuilen, Biedermeyer-ornamentiek en de hele zielloze, intens burgelijke rest. Dit is dus de culturele manifestatie van de proletarische wereldrevolutie: de versteende bourgeoisie in haar miserabelste vorm, alleen geëvenaard door de opgeblazen monumentaliteit, waarin het Derde Rijk zijn domme grootheidswaan probeerde uit te leven. De wereldrevolutie van het proletariaat schijnt dus, hieraan afgemeten, geen ander doel te hebben dan het proletariaat te verburgelijken. Iets méér beschamends schijnt mij nauwelijks denkbaar. De revolutionnair van de vooruitgang kent geen andere beeldentaal dan het conservatisme van het sufste verleden.
| |
Dinsdag
TEGENBOSCH - Door de stromende regen kwam, achteraf waar wij wonen, de krantenman het ochtendblad brengen. Waarin het nieuws stond Louison Bobet had 39.000 gulden verdiend. ‘En hoeveel zou zo'n krantenman verdienen?’ vroeg zij. ‘En zo'n man zit toch ook de hele dag op de fiets...’
Alweer een om protest roepend onrecht? Het is de wet van alle competities dat maar één de kroon ontvangt of negen en dertig mille of wat er toe staat. Er is een aandoenlijke ‘eerbied voor de gewone dingen’ die intussen nergens op lijkt. De gewone dingen verdienen maar een gewone eerbied. Dat het gras groen is en de boom omhoog groeit [wortels in de grond] en dat het graan elk jaar wast - daarover mag Chesterton zich verwonderen, merk op hoe hij deswege eerst de zaak moet ontzetten. Hij moet eerst rood gras verzinnen en boomwortels die in de lucht grijpen, om zich vervolgens wijs te maken dat hij zich verwondert over het gewone. Hij zit alleen uit te puffen van het buitengewone. Alleen het buitengewone krijgt de krans, de 39.000. Het gewone is respectabel, zeker, maar slechts op een gewone manier. Als het gewone langs de een of andere weg tot heroïek komt en buitengewoon wordt, vind de bekroning van het gewone plaats: maar wijl het buitengewoon werd. Theresia van Lisieux is niet heilig vanwege haar gang vegen en vensterbanken stoffen, dat is te gewoon. Niet het op de fiets zitten verwerft ons lauweren, maar er beter op te zitten dan Louison Bobet.
| |
| |
Misschien doet onze krantman dat trouwens wel. In dat opzicht waarin hij alsdan Bobet overtref zal hij boven Bobet - en zijn 39.000 - gehonoreerd worden.
VAN DER PLAS - In ‘Le Monde’ een ingezonden brief gelezen, waarin aanhalingen voorkomen uit een Kathechismus die, volgens de lezer, in geheel Spanje gebruikt wordt, de z.g. ‘Nieuwe Ripalda’, zo genoemd naar zijn samensteller, een Spaanse pater. Dit leren de Spaanse kinderen:
Vraag: Wat is de vrijheid van drukpers?
Antwoord: Het recht om zonder voorafgaande censuur te drukken en uit te geven alle soorten meningen, hoe onzinnig en corrupt die ook mogen zijn.
Vraag: Moet de regering die vrijheid onderdrukken door middel van de censuur?
Antwoord: Maar natuurlijk.
Vraag: Is het doodzonde zich te abonneren op een liberale periodiek?
Antwoord: Zeker, want dat betekent: zijn geld besteden aan het kwaad, zijn hoop vestigen op de wanorde en aan anderen een slecht voorbeeld geven.
Vraag: Zijn er nog andere verwerpelijke vrijheden?
Antwoord: Zeker: de vrijheid van onderwijs, de vrijheid van propaganda, de vrijheid van vergadering.
Vraag: Waarom zijn deze vrijheden verwerpelijk?
Antwoord: Omdat zij toestaan de dwaling te onderrichten, de ondeugd te propageren en complotten te smeden tegen de Kerk.
Als kleine kinderen is ons verteld dat er in Spanje een heilige oorlog is gevoerd en Franco is ons altijd voorgesteld als een heilige held en verdediger der H. Kerk. Maar als het bovenstaande alleen in een liberale periodiek te vinden valt, is het voor iemand die op volwassen leeftijd de waarheid wil weten toch wel geen doodzonde meer die liberale periodiek goed te lezen, omdat de Katholieke periodieken hun de waarheid onthouden?
| |
Woensdag
SMIT - We hebben bij elkaar gezeten met een stel snobs om van te gruwen en we hebben dus Picasso's surrealistische drama ‘Le désir frappé par la queue’ gezien. Dat wil zeggen: de burgemeester van Amsterdam had er duchtig het mes laten inzetten en de dame, die met niet meer dan haar kousen aan over het toneel moest ronddartelen, laten voorzien van een soort Toulouse Lautrec-harnas. Wat desnoods satanisch nog een zekere dimensie had kunnen hebben, verdufte zo tot wat Herman Heyermans met de onvolprezen term kamertjeszonde heeft aangeduid. Van het stuk kreeg men dus een tamelijk gecastreerd idee, maar de spelers hadden zelfs onder deze omstandigheden nog last van een typisch Hollandse onwennigheid in het erotische, zodat er werkelijk erg weinig overbleef. Voeg daarbij de omstandigheid, dat sommige dingen zelfs met de beste wil ter wereld niet kùnnen worden gerealiseerd, dan kan de conclusie makkelijk luiden dat we nauwelijks iets hebben gezien van hetgeen we hadden kúnnen zien en, uiteraard, moeten zien.
Laat ik het stuk verder buiten beschouwing laten. Het heeft met toneel trouwens weinig uit te staan, het maakt verder sterk de indruk grotendeels ontworpen te zijn pour épater le bourgeois, het heeft een dosis barre ijdelheid en quasi-diepzinnigheid, het is geschreven in een experimenteel jargon dat gelukkig zijn beste tijd al weer gehad heeft, maar tóch herkent men in enkele flitsen volstrekt de geniale kunstenaar die het schreef, de man die in zijn huiveringwekkende ‘Guernica’ op verbijsterende wijze vorm gaf aan de zinneloze
| |
| |
verwoesting van een dolgeworden tijd, die in een reeks verdere doeken een soort atoomsplitsing realiseerde van onontkoombare overtuigingskracht.
Maar goed, er is in dit verband een andere vraag die mij bezighoudt. Het toneelstuk - of hoe men het dan ook noemen kan - mocht niet in het Amsterdams Stedelijk Museum worden opgevoerd, wat ik mij desnoods kan voorstellen, al ben ik het er niet mee eens. Maar waarom mogen er dan wel de schilderijen hangen, die op de keper beschouwd beslist niet minder ‘erg’ zijn en die vaak geschilderd werden vanuit dezelfde mentaliteit? In dit opzicht beschikken wij over een wonderlijke tweeslachtigheid van beoordeling. In onze beste musea hangen schilderijen die, wanneer zij geschreven waren, de schrijver al lang met de justitie in aanraking hadden gebracht. Ik bepleit allerminst een soortgelijke maatregel tegenover de schilders, ik verwonder mij alleen over de ongelijkheid van de reactie. Voor muziek geldt dit evenzeer. Probeer werkelijk neer te schrijven wat Strawinsky in zijn befaamde ‘Sacre du printemps’ door klanken zeggen liet en er zijn geen indexen genoeg. Waarom hebben toch alleen schrijvers hun Idil? Wat dat betreft leven schilders en componisten toch echt in een idylle. Ik heb de ‘Sacre’ eens zitten beluisteren naast een pastoor voor wie Antoon Coolen een soort Zola was. Hij knipperde nog niet met zijn ogen. Er komen steeds meer dingen in de wereld, waarvan ik niets begrijp. Zou het woord dan werkelijk het gevaarlijkste wapen zijn?
TEGENBOSCH - Hoeveel karakterverschillen in boekencollecties. Die van J.v.S. is volledig. Hij heeft niet vier romans van Arthur van Schendel, hij heeft ze allemaal. Marnix Gijsen kan het zo bont niet maken of hij koopt hem. Hij koopt alle ‘verzamelde werken’. - Ik kan me dat niet voorstellen. De verzamelde werken van Gorter doen me verdriet, ik zou geen vijf schrijvers weten op te sommen waarvan alles me interesseert. En ik zou denken dat alleen geleerdheid de lust tot volledigheid kan opbrengen. Maar het eigenaardige is dat J. weinig geleerds heeft, hij is me altijd, totdat ik zijn boekerij zag, voorgekomen als een snuiver, een snoeper, een snuffelaar, iemand die een oneindig plezier beleeft aan aardige citaten. Uit respect voor J. zie ik plotseling een andere mogelijkheid om volledig te willen zijn, ongetwijfeld dezelfde reden die de geleerden hebben: het is eerlijker. Het is eerlijk tegenover de schrijver, hem niet te zien als de vervaardiger van dit of dat kunstwerk maar als de kunstenaar die zich in al deze feiten en gesten - zijn verzameld werk - heeft gerealiseerd. Het is menselijker, het stelt de mens boven zijn werken. Sommige kunstenaars waren zo menselijk niet tegenover zichzelf en ze vernietigden wat hun mislukt scheen.
| |
Donderdag
HAIMON - Reizen in andere landen is nog steeds een der meest boeiende bezigheden, ook al kan het niet naar Paestum zijn, naar Florence of het Erechteion. Helaas wordt de thuiskomst steeds droeviger. Uit eenvoudige streken, waar de dorpen een bouwstijl bezitten, sober, vloeiend en gaaf als de mensen en hun gezicht, als de velden gekeerd naar de open verten, komt men in een wereld waar niet meer gebouwd wordt uit liefde, doch uit nood en verveling. In een nederig gehucht in Luxemburg, een land dat zeker niet zwanger gaat van scheppingskracht - het leverde een schilder op, Kutter, er zijn zo goed als geen schrijvers van bekend - kan het bestaan, dat twee dozijn huizen een veelvoud van architectonische vondsten opleveren die tezamen een schone harmonie vormen. Het mooiste is: er wordt daar helemaal niet over architectuur en stijl en artisticiteit gesproken, er wordt gebouwd door een aannemer of door een boer, en het is
| |
| |
even zelden mis als het dat is op het platteland in Italië. Ook de architecten moeten reizen, denkt men dan, en zij doen het, maar helaas, zij leren niet in de vreemde, zij kijken er af. Er staat geen straf op dit afkijken en overschrijven en dus komen er overal in ons land, bij een klimaat dat er naar briest, lichte zuidfranse villa's, te schoon om hier waar te zijn. En wat te zeggen van de woonarken welke een architect die met de beste bedoelingen naar de USA werd gezonden, uit ginds business-klimaat gaat neerzetten tussen onze dellingen? Men zal zeggen: de eenheid is hier toch kapot, zo'n variant kan het mozaïek van bouw-variëteiten een interessant aspect meer geven. Ach. Ik zag een Luxemburgs dorp, Heffingen heette het, en een ander Breitweiler, en nog 'n tiental andere dorpen waar nog geen hotels staan, waar men alleen komt als men het leven der boeren mee wil ‘vieren’, zij groetten mij ‘Moije’ en ik zag dat de rust en het vertrouwen, de klaarheid op hun gelaat dezelfde waren als die hunner groene, gele, roze lichte huizen, schouder aan schouder een straat vormend, een veilige omslotenheid, een zuivere intimiteit, 's Zondags zal de moezel er parelen.
TEGENBOSCH - Een discussie over ‘de negen eerste Vrijdagen’. Over het mannetje en het vrouwtje dat negen maanden achtereen op de eerste Vrijdag van de maand dit en dat doen en dan menen crediet te hebben bij de Heer. Werd gevonden: een nogal insipide vermindering van Gods goddelijkheid, dat is: zijn totaal van ons afwijkende andersoortigheid. Ongeveer alsof dat mannetje en dat vrouwtje meenden tot Gods goddelijkheid in staat te zijn. Alsof God en zij samen kunnen rekenen in één boekhouding.
Ik merkte op dat Christus zelf beloften deed aan Margaretha Maria Alacoque. Ontstond een discussie over de waarde van zulke verschijningen.
Maar zijn wij niet tot Gods goddelijkheid in staat, tot hoeveel menselijkheid is God in staat? Tot complete menselijkheid. God is in staat tot Christus. Maar wij zijn zelfs niet tot dit, misschien Gods meest benaderbare ‘trekje’ in staat.
Van ons uit is het goddelijk geheim onbenaderbaar, van God uit is het telkens weer mogelijk, is Christus altijd weer waar.
| |
Vrijdag
SMIT - Vandaag hoorde ik een verhaal van een Utrechtse pastoor, die op een school catechismus had gegeven. Het heeft niets met kunst en cultuur te maken, maar het is zo verrukkelijk dat ik het niet voor mij kan houden. ‘Roeping’ is natuurlijk een erg artistiek en cultureel tijdschrift, maar het leven zelf is toch ook wel wat waard.
De pastoor had dus catechismus gegeven. Daarbij was het hem opgevallen, dat een klein meisje erg attent was en omdat hij haar niet kende, probeerde hij na de les nader poolshoogte te nemen. Hij vroeg: ‘Hoe heet je?’ - ‘Marietje.’ - ‘En verder?’ - ‘Weet ik niet.’ - ‘Hoe heet je vader?’ - ‘Jan.’ - ‘En verder?’ - ‘Weet ik niet.’ - ‘Waar woon je dan?’ - ‘Vleutense weg.’ - ‘Welk nummer?’ - ‘Weet ik niet.’ - Wat staat er bij jullie op de deur?’ - ‘BRIEVEN.’ - ‘Wat doet je vader?’ - ‘Hoesten.’ - ‘Maar wat is hij?’ - ‘Verkouden.’ - ‘Goed, maar als hij niet verkouden is, wat is hij dan?’ - ‘Beter.’ - Toen heeft de pastoor het opgegeven. Zo gij niet wordt als deze kleinen..........
| |
Zaterdag
TEGENBOSCH - Al is de kansel dan een voorbehouden spreekgestoelte, soms zullen we
| |
| |
was vers gesproten uit de serre van het seminarie - walgde en gruwde van de jazz. De jongste kapelaan aldaar op een Zondag van de preekstoel af verkondigd had, dat hij - hij moeten antwoorden ook. Zoals de jeugd van zekere Brabantse gemeente deed, toen de jongelingschap van deze Brabantse gemeente heeft een Zondag lang aan 's mans huisbel, en vanuit een kroeg, aan de telefoon gehangen om hem tot een nadere uiteenzetting te kunnen pressen. Hij bleek niet geneigd de gewijde grond te verlaten voor een drinklokaal. Het gesprek is niet tot stand gekomen. Nu gruwt de jongste kapelaan op zijn eentje en de massa gaat voort zich te voeden met bezwadderde afval van cultuur.
Hoe jammer toch, dat de preekstoel zich niet met cafémeubels laat verlengen. Is het niet alsof een zeker soort gezagsuitoefening niet gedoogt dat het met rede wordt uitgebreid?
HAIMON - Tweemaal heeft Maastricht, getooid naar het zelf geloofde als een bruid vòòr haar hoogfeest, maar in werkelijkheid ook op vele schone plekken met schmierige bazarrommel aangetoorteld, de reliekenstoet door zijn smalle, mooie, oude straten zien gaan. Bij beide gelegenheden stond het volk, zo het niet in de stoet mee was, blij, nieuwsgierig, met in de ogen de verwachting een wat archaïsche, doch vrome hemel uit zijn kerken en schatkamers te zien wandelen, elkaar vrijmoedig op de tenen. Er waren, helaas, ook tribunes gebouwd, waarop in plaats dat deze in de stoet mee schreden of desnoods dan op purperen kussens werden rond gereden - er is een hiërarchie van waarden en waardigheden, waar het spel tussen menselijke ijdelheid en zinvolle traditie zijn kans moet hebben - de ere-gasten resideerden, en de meer dan honderd leden der vijftien comité's. Goed, de stoet trok dan uit en de 21 leden van het comité keken erheen als naar een machtig, met triomphante vanen en mystieke tropheeën beladen leger. Of deden daar de zware trommen en de krijgers-in-vele-maten soms niet aan denken? Dat die krijgers in een historische optocht meelopen, en vooral dat zij niet echt soldatesk hun parade-pas maken, wie zal er iets op aanmerken, maar het karakter van reliekenstoet, de devotie die moest opspringen, het beeld der heilige grootheid van onze voorouders, hebben we gemist. De hemel, al was het een schone archaïsche hemel zoals hij op de miniaturen der Middeleeuwse copiïsten of op de plezierige prenten van Han Jelinger staat, heeft het volk niet mogen zien.
Er was een stoet, die weliswaar te tam was om als geslaagde demonstratie te gelden voor wat Honderd Jaar Kromstaf aan Nederland hebben geschonken, maar toch van dat feest een zwak nakomertje. En dit, nadat Maastricht in 1948 met een paar grandioze troepen mannelijke engelen, met prachtig groene en vlamrode gezichten, machten, krachten, heerscharen gelijk, de vondst der vernieuwing had gedaan. Vele kunstenaars zouden met of zonder zweet, met die vondst als begin een nieuwe fonkelende stoet vol heerlijkheid en inspirerende kracht hebben ontworpen: de stad en het volk-van-buiten zouden er hun humor en verbazing naar hebben gegooid, zij zouden in elk geval een gebeurtenis hebben beleefd. En als men dat nu beslist niet wilde, als de middenstand die het van deze stoet moest hebben en er haar centje had ingestoken, nu iets begrijpelijks wilde? Dan had men er tenminste een blij, feestelijk en bont vertelsel van kunnen maken: de noodkist gedragen en de Sterre der Zee gedragen en geen praalwagens met knorrende, logge monsters van naakte tractoren voor. En de relieken bij elkaar, als het hart van de stoet.
In Maastricht is men anno 1955 bevreesd geweest dat het er te artistiek werd en toen, dat het eigenlijk niet artistiek genoeg was, en er werd nog een dichter bijgevoegd, die vóór de Noodkist [nonchalant schuin op een wagen gezet, waarboven het waardigste beeld van Sint Servaas zat te hoofdschudden] zijn gemak mocht nemen. De artistieke middenstand gelooft dat de stoet stijlvol was, het volk dat er met duizenden naar was komen
| |
| |
zien, zag er geen bezieling van uitgaan en liet de versierde stad verder een plezierige Maastrichtse aangelegenheid, waarvan men vooral onthouden heeft dat de inkomsten veel minder waren dan de verwachtingen. De vromen trokken toch naar de kerken en de liberale rest gaf zich over aan het spektakel van de dag, de Tour de France.
| |
Zondag
TEGENBOSCH - Jantje doet alles zoals het moet. Als het boekje zegt dat hij kan lachen, dan kan hij lachen. Als het decreteert dat hij zich op de buik kan wentelen dan kan hij het. Zegt het dat hij het afgenomen speelgoed kan heroveren, hij doet het. Hij doel alles normaal, naar de norm. Met vertedering slaat zijn vader de jeugdige classicist gade. - Tot het moment kwam waarop hij kiekeboe moest spelen. Hier stokte zijn volgzaamheid. De moeder probeerde het, de vader zou het eens beter overdoen, het jongetje lachte mild en vergevend maar hij speelde niet mee. En toch moet hij het kunnen. Ook bij herhaald vragen houdt het boekje vol, dat het heeft te gebeuren. ‘De eerste lacune in zijn vermogens’ zegt zijn moeder en is bedrukt. ‘Wat voor volwassen vermogen zou er corresponderen aan het kiekeboe spelen in de babytijd?’ vraagt ze. Ik denk na, ik weet het niet, hij mist het begrip voor regelmatig terugkerende handelingen. Hij mist het begrip regelmaat. ‘Wijsbegeerte’, zeg ik. ‘Wat?’ vraagt zij ergens tussen schrik en opluchting. En terwijl ik helder inzie dat het ventje unfähig is tot de metafysieke notie van de regelmaat, moet ik haar bescheiden dat met kiekeboe spelen filosofie correspondeert...
|
|