Roeping. Jaargang 31(1955-1956)– [tijdschrift] Roeping– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 27] [p. 27] Ton Neelissen Venus Ik zeg, gij zijt oneindig schoon, duizenderlei en van heelal, van alle vrouwen allerwoon de woning, golfslag, golvendal. Aan alle stranden wordt van U gezwegen wanneer gij met de zee omgaat en alle golven - bodemloos genegen - omgeven U met eerstgeboren staat. Ik weet dat verder langs het strand de golven niet meer hoger zijn, de schepping uit de eerste hand is waar gij gaat, in elke lijn van Uw geluk en niet meer later. Zeg jij nu: water woel, woelwater. Vorige Volgende