| |
| |
| |
Michel van der Plas
zes gedichten van e.e. cummings
if there are any heavens
als er ergens hemelen zijn zal mijn moeder [helemaal voor haarzelf]
er een hebben. Het zal geen viooltjes hemel zijn en
geen broze hemel van lelietjes der dalen maar
het zal een hemel van zwartrode rozen zijn
daar zal mijn vader [diep als een roos
[stilletjes wiegelend over
met ogen die waarlijk bloemblaadjes zijn
en niets zien met het oog van een dichter
dat een bloem is en geen gezicht
Dit is mijn geliefde mijn
[en eensklaps in zonlicht
en heel de tuin zal buigen]
| |
| |
| |
little tree
je hebt meer van een bloem
wie heeft je gevonden in 't groene woud
en heb je gehuild dat je wegmoest?
stil maar ik zal je troosten
omdat je zo heerlijk ruikt
en ik zal je kussen je koele schors
en je tegen me aandrukken veilig en vast
precies zoals je moeder zou doen
die heel het jaar slapen in een donkere doos
dromend dat ze eruit mogen en schitteren mogen
de ballen de kettingen rood en goud het engelenhaar
strek je kleine armen maar uit
en ik zal ze je allemaal geven
aan iedere vinger krijg je een ring
en geen plek zal meer donker of treurig zijn
en dan als je helemaal aangekleed bent
dan mag je in de vensterbank staan dat ieder je zien kan
en wat zul jij trots zijn
en mijn zusje en ik geven elkaar een hand
en kijkend naar onze prachtige boom
| |
| |
| |
my sweet old etcetera
vertellen en wat meer is zij
deed het waarom ieder eigenlijk
honderden] sokken om niet te spreken
van de truien en ijsproof oorwarmers
of wanten etcetera, mijn moeder
als een held natuurlijk mijn vader placht
hard te gaan praten over het voorrecht
dat ik had en over als hij nog maar
kon meegaan terwijl ik in
ogen knieën en van Jouw etcetera]
| |
| |
| |
it may not always be so
het zal wel niet zo mogen blijven; maar
wanneer jouw mond die ik zo heb liefgehad
een ander kust en je hand zijn hart omvat
als eens het mijne, met dat lief gebaar;
als op een anders voorhoofd jouw zacht haar
zal liggen, met jouw stilte of met dat
sidderend woord dat, zelf niet wetend wat,
om de andere ziel smeekt als een bedelaar -
als 't zo zou gaan, ik zeg je, als 't zo zou gaan,
lief van mijn hart, o schrijf me dat dan maar:
dan kan ik naar hem toe, en ik neem zijn hand
en zeg: Neem al het geluk, neem 't van mij aan.
Dan draai ik me om en hoor ver weg - o waar -
de vogels zingen van 't verloren land.
| |
| |
| |
my father moved through dooms of love
mijn vader ging door gerichten van liefde
door eenders van ben door hebbens van geven
hij zong de ochtend los van zijn nacht en
mijn vader hij ging door diepten van hoogte
dit onbeweeglijk vergetende waar
werd onder zijn blik tot schitterend hier;
zodat de in angst lucht tot moed gedreven
onder zijn ogen ging leven en beven
zo nieuw als uit onbegraven welk
de eerste wie drijft, zo deed de april
van zijn toets de slapers hun lot ontdekken
de dromers tot hun oorsprong ontwaken
en zou een waarom soms huilen gaan
mijn vaders vingers brachten haar slaap:
de kleinste stem zou nooit ongehoord schreien
want hij kon de bergen voelen groeien.
hij hief de heuvelen uit de zee
mijn vader hij ging door weeën van vreugd
hij prees een voorhoofd met name de maan
hij zong verlangen tot daden aan
vreugd was zijn lied en vreugd zo puur
dat een sterrenhart voer op zijn stuur
en puur zo nu en nu zo ja
ah de polsen der schemer zongen hem na
zo gretig als midzomerhartstocht moet staan
achter de scheppende geest van de zon,
zo stevig [over hem helemaal heen
zo torenend] stond mijn vaders droom
| |
| |
zijn vlees was vlees zijn bloed was bloed
wie hongerde wenste hem voedsel toe;
wie kreupel was kroop een berg op misschien
wel uren lang om zijn lach te zien.
hij verachtte de praal van moeten en zullen
mijn vader hij ging door gerichten van voelen;;
zijn woede was gerecht als regen
zijn medelijden groen als graan
de septemberende arm van het jaar reikt minder
nederige rijkdom aan vijand en vrind
dan hij aan wijzen en dwazen bij leven
zijn niet te meten is wist te geven
zo trots [en gelokt door octoberend vuur]
als de aarde naar beneden klimt
zo naakt voor werk van onsterfelijke zegen
sjouwden zijn schouders het duister tegen
zijn droefheid was zo echt als brood
geen leugenaar vond in hem geloof;
als iedere vriend een vijand werd
dan lachte hij en bouwde een wereld van sneeuw
mijn vader ging door zij's van wij
zong ieder nieuw blad van zijn boomtak vrij
en elk kind wist dat de lente zou springen
als zij mijn vader maar hoorde zingen
laat mensen dan doden die niet kunnen delen
laat bloed en vlees vermodderen vervuilen
laat kuipen verbeelden zijn, hartstocht een wens
en vrijheid een kruid gekocht en te koop
en geven zij stelen, wreedheid een feest
een hart zij bangzijn, twijfelen een geest,
verschillen weze een ziekte van eender
zijn ziel verkopen het toppunt van ben
| |
| |
laat smakeloos zijn wat wij proeven als goed
en bitter de uiterste dingen zoet,
minder dan wormen en stom als de dood
al wat gij erft en achterlaat
laat waarheid het minste zijn dat bestaat
[o ik zeg al ademen de mensen haat]
mijn vader leefde zijn ziel daarom zal
de liefde het geheel zijn en meer dan al
| |
| |
| |
come gaze with me upon this dome
aanschouw nu 't uur van afscheid slaat
rechtop in de familiekring
maar morgen zorgenkind van staat
nog eenmaal deze jongeling,
die aanstonds, wars van woede of wrok
vaarwel zegt aan de jongenskiel
en staat in 's konings wapenrok
voor God voor Vaderland en Tiel,
die onder 't welig ouderdak
verwend, een kind van God bemind,
met vier diploma's in zijn zak
bij de fourier zijn weg wel vindt,
die op manoeuvres 't needrig pluis
in de natuur, dat wonderrijk
niet minder minnen zal dan thuis
's zaterdagsavonds aan de dijk,
die straks met koel gebiedend oog
koen kloek vrank vrij en kerngezond
marcherend, in een wijde boog
zijn pruim spuwt op der vaadren grond,
die weet dat vaderlandse gijn
't moreel verstevigt van de troep
en dat we toffe jongens zijn
waar hoeperdepoep zit: op de stoep,
die 't uur van onbedachtzaamheid
waarom men weken schreit weerstreeft
want ongeschokt van hart altijd
een schone zakdoek bij zich heeft,
| |
| |
wien Neerlands bloed door de aadren stroomt
en die als 't uur van ernst mocht slaan
de ijzren hand der plicht niet schroomt
als eens De Ruyter, maar komaan:
zo stapt hij in de jonge dag
het veilig huis zijns vaders uit
met kauwgum, bijbel en De Lach,
|
|