| |
| |
| |
Journaal
Journaal
3 October
- vandaag is het Rozenkrans-zondag. Met schrik heb ik weer gemerkt hoe weinig het feest mij doet. Dat is geen criterium, ik weet het wel, maar toch... Het is overigens een mooi verhaal: van de slag bij Lepanto en de overwinning op de Turken en het aandeel, dat het rozenkransgebed in die overwinning had. Het kan best waar zijn, maar ik ben toch blij dat het geen dogma is. Het zal wel zijn omdat ik een bekeerling ben, maar aan de rozenkrans heb ik nooit kunnen wennen. Een enekele maal: in een Meimaand-lof, een lichte avond, een kerk met bloemen en mensen-van-lente, wierook, en door de open kerkdeur de heldere slag van een vogel. Dan binnen het deinen en zachte stoten van de litanie, het donkere geruis van Onze Vaders en Weesgegroeten, als golven omhoog bonzend tegen de zich in het duister verliezende muren. Een wonderlijke bedwelming en bescherming, het ruim van een schip, een moederschoot, Moeder van God. Ik herhaalde die woorden dan ook, eerst veilig in het mysterie ervan geborgen. Ik behoef toch ook niet alles te begrijpen, het kàn toch ook niet? Ik moet zelfs kunnen doorstaan, dat de mysteries van het geloof zich volstrekt aan al mijn ervaringsmogelijkheid onttrekken. Maar het ging altijd eender: eerst sprak ik die woorden binnen het wonder van hun moederlijke bescherming, veilig en vertrouwd, doch al vrij gauw werd die veiligheid door de ontzaggelijkheid van het mysterie bedreigd, moest ik alle zeilen bijzetten om het als mysterie in niets dan aanbidding te aanvaarden, totdat mijn biddende aandacht altijd weer werd ontwricht door de verschrikking ervan. Moeder van God, - een jonge vrouw krijgt een kind en het is God. De innigste betrekking die tussen mensen kan bestaan, inniger, natuurlijkerwijs vollediger zelfs dan die tussen man en vrouw, wordt van het eerste ogenblik af - negen maanden voor de geboorte al - doorbroken door het weten van de oneindige afstand die - hoezeer Hij ons ook nabij is, onder ons en in ons woont - God altijd van de mens zal
scheiden.
Ik heb er verder nooit zo ernstig over nagedacht. Eigenlijk durfde ik niet; ik heb geprobeerd het zo eerbiedig mogelijk als mysterie te aanvaarden, met moeite. Daarom was ik blij, dat ik laatst uit een gesprek met Harriet merkte, dat ook haar dit mysterie een zekere schrik inboezemde. Harriet zou er misschien een gedicht over schrijven, ikzelf liep ook rond met plannen in die richting; daarom was het beter dat wij er verder niet over praatten. De dingen
| |
| |
of gedachten, waarvan je hoopt dat ze als gedicht in je zullen groeien, moet je zoveel mogelijk met rust laten, anders vermoord je ze. Maar ik geloof dat in mij het gedicht is voorbijgegaan.
Wonderlijk is dat: het dagelijks leven schenkt voortdurend poëtisch materiaal in overvloed. Dit wil zeggen: haast iedere dag brengt het de schok der conceptie, waaruit een gedicht geboren kán worden. Maar dan begint, onbewust, een soort schiftingsproces. Uit het diepste, minst bewustee donker willen beelden zich langzaam losmaken om op te stijgen naar het oppervlak der tastbare, omschrijfbare werkelijkheid, doch alleen de sterkste halen het. Andere, de meeste, worden verstikt vóór zij het oppervlak hebben bereikt. Diep binnenin, gelukkig aan de bewuste werking van de wil onttrokken, vindt een merkwaardig selectieproces plaats. Wat nog niet volledig in het leven is opgenomen, kan zich niet handhvaen. Wat niet - hoe dan ook - werd doorstaan, komt niet tot voltooiing. Aan het gedicht ‘Moeder van God’ ben ik, is mijn leven eenvoudig nog niet toe. De ontzetting, die in deze woorden besloten ligt, heeft mijn werkelijke ervaring blijkbaar nog niet kunnen peilen. Zou het dan ook ophouden ontzetting te zijn? Misschien is dat de bedoeling wel. Maar ik weet nog niet of ik met die bedoeling blij moet zijn.
| |
4 October
- Natuurlijk moet ik dat. Ieder mysterie, dat zich in het geloof aan ons kenbaar maakt, is een mysterie van liefde. En liefde heeft, in uiterste instantie, zeer weinig te maken met iets dat aangenaam is of strelend sentimenteel. Sentimentaliteit, ‘lekkere’ gevoeligheid lijkt mij zelfs een der verraderlijkste vijan den van wat waarachtig liefde heten mag. Werkelijke liefde kan verschrikkelijk hard zijn. Lees Sint Jan er maar eens op na. Velen schijnen zich hem te denken als de lieve jongen met de lange lokken, zijn hoofd in zachte dromen rustend aan de schouder van de Heer. Maar deze zachte knaap heeft in zijn brieven woorden neergeschreven, waarbij de meest harde, onverbiddelijke van Paulus nog kinderspel zijn.
| |
7 October
- Het is misschien ook daarom, dat ik met veel van de huidige Maria-devotie op zo wankele voet sta. Ze loopt over van een [voor mij althans] ondragelijke sentimentaliteit, die het beeld van de Moeder Gods beslist vervalst. Het is de zelfde flauwe mentaliteit, die van Sint Jozef altijd een oude sok maakt. Natuurlijk, er zijn redenen genoeg voor aan te voeren. De tijd is hard, nuchter, de maatschappij krijgt een steeds eenzijdiger en overwegender intellectueel aspect; ook binnen de Kerk heeft zich deze ontwikkeling doorgezet en de groeiende re- | |
| |
actie daartegen heeft nog te weinig algemeen geldende kracht. Voor zeer velen is het kerkelijk leven nog een samenstel van min of meer redelijke wetten en verplichtingen, waarbinnen de minder intellectuele kanten der persoonlijkheid onvoldoende worden aangesproken. Uiteraard zocht dit alles een egenwicht en dit tegenwicht kiest zich licht de vorm van sentimentaliteit. Men denke slechts aan de rozen van Theresia van Lisieux tegen de dorre, super-burgerlijke achtergrond van haar tijd. Daarenboven moet niet vergeten worden, dat het kerkelijk leven altijd een bij uitstek mannelijke aangelegenheid is geweest: de vorm, waarin het zich organisatorisch ontwikkeld heeft, bewijst dit duidelijk genoeg. De ontwikkeling van het kerkelijk recht - met op de achtergrond het romeinse - en het beeld van b.v. de moraaltheologie vertonen een groot aantal, zeer eenzijdig mannelijke aspecten. Dat in reactie daarop het vrouwelijke zijn rechten herneemt en dit vrouwelijke dan juist in een zeer bepaalde, vooral overgevoelige, weerloze versie, ligt voor de hand.
Maar hoe begrijpelijk ook als reactie, het is - juist omdat het veel van een reactie heeft - een vorm van vervalsing. Een concrete voorstelling te ontdekken van het heilige gezin te Nazareth behoort tot het allermoeilijkste dat ik mij kan indenken. Haast alles is mogelijk, omdat verreweg het meeste binnen dit gezin zich aan onze mogelijkheid van ervaring onttrekt, maar de combinatie van een suikerzoet kindvrouwtje met een aan één stuk door bezorgde grijsaard wil er beslist bij mij niet in. Krijg ik hierop ten antwoord, dat dit beeld correspondeert met de geldende, godsdienstige [liever: religieuze] behoefte en dat de Kerk de taak heeft deze behoeften voortdurend op te vangen en te leiden, dan denk ik aan het gebed van Guardini [een van zijn Theologische Gebeden]: ‘Ich will aber keinen Gott, der sich den Madzen meines Denkens fügt und nach meinem Bilde gebildet is. Ich will den wirklichen, und weisz dasz Er meine Gedanken sprengen musz.’ De gestalte van de Moeder Godt te vertekenen volgens de weke lijnen van een in het harde leven gemiste kans, is voor wie het fenomeen godsdienst ernst is, de omgekeerde wereld. Het is geen dienen, het maakt iets anders dienstbaar. Het maakt van een ontzaggelijk mysterie een lief plaatje, omdat het een lief plaatje mist. Het wil dat lieve plaatje dan wel dienen, - maar dat is de vraag niet. Het verkleint de gestalten van het geloof tot habieele proporties, om de mogelijkheid te behouden eraan te kunnen beantwoorden. En hoezeer dit om paedagogische redenen ook wenselijk mag zijn, in de Bergrede staat: ‘Weest dus volmaakt, zoals uw hemelse Vader volmaakt is.’ Ook dit is paedagogie; niet met de mogelijkheid, maar met de ònmogelijkheid tot inzet. Eliot schreef eens zo ongeveeer, dat men geen grotere fout kon begaan dan door het christelijk geloof voor e stellen als iets, waaraan gemakkelijk te beantwoorden valt. En Berdiaeff heeft - in een meeslepend opstel over
de waarheid van het Christendom en de onwaarheid van de christenen - dit
| |
| |
probleem nog verder toegespitst, uitgaande van de opwerping die Oosterse, nietbekeerde volkeren maken: ‘U prijst ons uw geloof aan als het ware, maar u beantwoordt zelf niet aan de eisen en voorwaarden, die het stelt.’ Berdiaeff meent dat hierop maar één antwoord past: ‘Juist het feit dat het zo ontzaggelijk moeilijk te verwerkelijken valt, bewijst de voortreffelijkheid van het christelijk geloof.’ Conclusie: eeen ideaal, dat binnen tien minuten kan worden gerealiseerd, is als ideaal de moeite niet waard. De conclusie dáárvan, dat een ideaal belangrijker en waarachtiger is naarmate het onvervulbaar is, is uiteraard betrekkelijk eenzijdig en tamelijk gewaagd, maar ik zou haar als cerrectief toch graag eens naar voren brengen. Zeker is het Maria-jaar, waarin veel devotie op al te makkelijke, sentimentele paadjes afglijdt.
| |
9 October
- Ben ik in deze dingen te veel ‘Hollander’ en schreef ik op een manier die onbehoorlijk hard [en misschien zelfs onwaar] klinkt voor iemand, die beneden de grote rivieren geboren werd? De dingen liggen er inderdaad anders. Ik herinner mij een bezoek aan Den Bosch, op een der laatste Meidagen van dit jaar. Met Noud Paashuis was ik in de Sint Jans basiliek. Het Onze Lieve Vrouwebeeld rees boven een berg van bloemen, stond binnen een trillende ring van kaarslicht. Een ruimte, een sensibiliteit die ik mij in het Noorden niet kan indenken. Majesteitelijke liefelijkheid, blijdschap, geborgen-zijn, - was het te subjectief dat ik het ook ervoer met een vleug melancholie? Er zaten oude boerinnen met poffen te bidden, boeren, koppen van eikenhout, rozenkransen in eelthanden, ook stadse huismoeders, even de winkeldrukte ontvlucht, - allen één in de ruimte van het beeld, van een traditie. Het Noorden heeft weinig of niets van deze tradities; het Amsterdamse Begijnhof heeft er iets van, en de Larense Sint Jansprocessie, als zij tenminste kan standhouden tegen de massale aanval van forensen en toerisme, want zij is een ‘bezienswaardigheid.’ De traditie schenkt een bepaalde devotie inderdaad altijd een dimensie méér, want de doden bidden mee en misschien ook zij, die nog niet geboren zijn, want wat is in deze omstandigheden de tijd?
Hoe dan ook: van sentimentaliteit was in de Sint Jansbasiliek geen sprake. Daarvoor was het er te stil en te groot. En ik zou de boeren van Helvoirt, die er zaten, beslist niet van sentimentaliteit willen verdenken. Dat zij naar huis gaan met plaatjes om van te griezelen is eerder een kwestie van wansmaak dan van verkeerd gerichte gevoeligheid; het is een door min of meer misdadige kitsch-fabrikanten geëxploiteerde primitiviteit. De roze plastic-beelden met pingelende muziekdoosjes eronder, die uit Lourdes worden thuisgebracht, vallen in de zelfde categorie. Ze behoren, mèt de verrukkelijke glazen bollen waarbinnen het - vóór het gebruik goed schudden! - echt sneeuwd over de Heilige Maagd,
| |
| |
tot een categorie religieuze gebruiksvoorwerpen, die ik zó onbegrijpelijk vind dat ik ze daardoor op een bepaalde manier weer bewonder. Of ze ver afstaan van de spiegeltjes, waarmee vindingrijke missionarissen pygmeeën en koppensnellers trachten te bewegen tot het Heilig Doopsel, zou ik willen betwijfelen, maar die twijfel is tenslotte niet belangrijk. Het is niet de verhouding tot déze zaken, die het oordeel over een devotie bepaalt. Daarenboven: de missionarissen hebben gelijk. Soms zou ik alleen willen, dat duizend jaar christelijke cultuur - dat wil hier dus zeggen: christelijk geloof gepaard aan weloverwogen zorg voor de verwerkelijking van dit geloof in de hiërarchie der maatschappelijke, wetenschappelijke en niet in het minst ook artistieke en geestelijke verschijnselen - tot overtuigender resultaten had geleid. Maar cultureel pionierswerk is door de ontwerpers en beheerders der roomse paedagogie altijd met reserve begroet; alleen wanneer het zich richt naar een veilig geacht verleden - leve de basiliek - kan het op royale, gewijde instemming rekenen. Maar dan is het geen pionierswerk, hoogstens een methode van smaakvolle conservering. Door dit alles - en nog meer - is een sfeer van geestelijke traagheid zo niet gekweekt dan toch bevorderd, die een bekeerling [als ik] zich haast niet kan indenken. Neem bijvoorbeeld het befaamde katholieke lectuurprobleem. Ik herinner mij in een lezing te Roermond eens uitvoerig de stelling te hebben verdedigd, dat verdiepen in goede boeken noodzakelijk was tot het aankweken van geestelijke weerbaarheid en het ontwikkelen van godsdienstig bewustzijn. Bij de gedachtewisseling stond een heer op, die zei: ‘U komt uit Holland, meneer. Daar is het leven anders. Maar toen ik ging trouwen, zei de pastoor tegen mij: “Het zal wel eens moeilijk zijn, maar ge komt zeker in de hemel.” Waarom zal ik me dan nog vermoeien met moeilijke boeken?’ En ik geloof, dat ik een van
de weinigen in de volle zaal was, die door die woorden min of meer verbijsterd werd.
| |
11 October
- Misschien is tot dit verschil in landaard, mentaliteit en milieu veel te herleiden van hetgeen ik als minder zuiver uitgroeien van een bepaalde devotie ervaar. Het speelt ongetwijfeld een rol. Maar toch niet méér. Het artikel in het nieuwe nummer Te Elfder Ure, waarin een zekere heer Sillevis Smitt - een in het Vlaamse Mechelen wonende Hollandse protestant - zijn bezwaren tegen de Kerk formuleerde, kon ik mij levendig indenken. Er is - zo schrijft hij ongeveer - in Mechelen een grote brede, drukke Onze Lieve Vrouwestraat, waar de mensen van alles kopen; er komt een klein Onze Lieve Heerstraatje op uit, smal en donker, waar maar weinigen komen. Zo is het niet alleen in Mechelen, - zo is het in uw kerk. Alle aandacht wordt gericht op Maria; het gevolg is, dat de op haar knieën zittende Heer nooit uitgroeit tot de Man van Smarten.
| |
| |
De opmerking is niet juist, zij is ook oppervlakkig: zij vergeet dat geen enkele Mis wordt opgedragen, zelfs niet op het hoogste Mariafeest, waarvan Christus' levensoffer niet het wezen is. Zij verwart een aantal schilderachtige spectaculaire devotiepractijken met de waarheid en werkelijkheid van het geloof zelf. Zij meet daarenboven Vlaamse zwier met de maten der Hollandse nuchterheid. Maar helemáál ongelijk heeft de schrijver toch niet. Veel Mariadevotie schept een soort weekheid, ontwikkelt een klimaat van dromerig, gevoelig ontvluchten van de harde realiteit, vermindert dus een geestelijke beslistheid, die bitter noodzakelijk is. Het is - ik ben mij dit wel bewust - erg hachelijk over deze dingen te schrijven, het gaat vaak om ongeveer subiele nuances, maar het komt misschien tot geestelijke hygiëne, waarover ik het al eerder had. Er schuilt in de dingen, waarover ik hier schreef, het voortdurende gevaar voor een romantische wereldvlucht. Ik voel alles voor de verrukking der kinderlijkheid - de veiligheid en het spel ervan - die de cultus der hemelse Moeder in ons bloeien de houdt, maar een volwassene kan alleen kinderlijk zijn, wanneer hij wèrkelijk volwassen is. En van hoevelen kan dat worden gezegd? Degenen voor wie dit niet geldt, moeten minstens alle zeilen bijzetten om niet te verglijden in hetgeen makkelijk tot kinderachtigheid leidt, althans tot een desnoods onbewust geprolongeerde onvolwassenheid, helaas corresponderend met een in de zelfde atmosfees bevorderde onmondigheid.
Maar belangrijker dan deze devotionele bezwaren blijven mij de diepere: dat de gestalte der Moeder Gods verkleinde vertekend wordt, binnengehaald in een gevoelssfeer van andere orde dan de hare. Ook dit laat zich verklaren; één aspect van die verklaring, dat ik in mijn betoog misschien had uitgelokt, werd daarna gelukkig door een der toehoorders verduidelijkt en toegespitst. Het was tijdens een lezing voor priesters en priesterstudenten, ‘ergens’ in het Zuiden van ons land. Mijn debater gaf royaal toe dat een zekere, onmiskenbare ‘Ueberschoenglichkeit’ van de Mariadevotie, zoals deze door de clerus werd geintoneerd, grotendeels het [onbewuste] gevolg was van het feit, dat de priesterlijke levensstaat het huwelijk niet kent. ‘Uw verhouding tot de vrouw is een andere dan die van ons. Het spreekt vanzelf, dat u daarom aan veel facetten van de Mariadevotie, zoals zij zich aan u voordoet, niet zoveel behoefte hebt.’ Er was niemand van het ruim honderd personen tellende gezelschap, die tegensprak. Integendeel, verschillende anderen vielen bij.
Is een der redenen voo rde groei der Mariadevotie ook niet, dat de gestalte van Maria deze vertekening, vermenselijking zoveel makkelijker toelaat [althans schijnt toe te laten] dan die van haar Zoon? Alleen als kind - en dan nog vóór zijn gesprek met de leraren in de tempel - laat Jezus' gestalte de menselijke verbeelding de mogelijkheid van haar strikt eigen sensibiliteit; in de periode dus, die He mals klein kind kent op de schoot van zijn Moeder en die
| |
| |
Hem dus trekt binnen de visueel door haar moederlijke gestalte bepaalde ruimte, atmosfeer. Later staat zijn leven dit niet meer toe; de sentimentele verbeelding kan Hem niet meer tot zich trekken; Hij onderwerpt haar. Soms tracht zij zich nog vast te klampen aan haar voorstellingen van de Goede Herder en ook in de Heilig Hart-devotie zocht zij enig onderdak. Maar wat deze laatste betreft: alleen reeds de afschuwelijke beelden en afbeeldingen bewijzen genoegzaam de pijnlijke mislukking. De zonder meer dwaze, naturalistische voorstellingswijze - ik ken geen enkel overtuigd Heilig Hart-beeld in dit genre en het is ook beslist niet te maken, geloof ik - i styperend voor de principiële kortsluiting tussen hetgeen moet worden voorgesteld en het vermenselijkte vlak, waarop die voorstelling hardnekkig wil worden gezien. Het is de Pieta, dat deze curve van vermenselijking weer tot haar oorsprong terugkeert: Moeder en Kind. Maar op dit zelfde moment explodeert zij aan haar paradox: dwars in de schoot van zijn Moeder ligt de doodgemartelde God, in zijn staat van gruwelijkste menselijke geschondenheid en vernedering teruggekeerd tot de plaats van zijn innigste geborgenheid op deze aarde, tot waar zijn lichaam in de verwachting van een jonge moeder als de bloem van haar zoetste verlangen ontlook, - ten tweden male voor de mensheid geboren en nu in het zevenvoud van de pijnen, die haar bij zijn eerste geboorte werden bespaard. Moeder van God.
|
|