koninklijke macht, die wij verzinnebeelden in een kroning, haar om ons verleend is. Zózeer blijft zij zich bewust van ons verdriet als van onze vreugde en neemt zij eenieder van ons op in haar aandachtigheid, zo innig, dat wij ons leven haar leven durven te noemen. En het gevoel van vertrouwen, dat zij, die altijd ons nabij is, opwekt, genieten wij als geestelijke zoetheid. Haar ogen in het verheerlijkte lichaam noemen wij barmhartig, want bij de begenadigde is het zintuig zonder de minste weerstand in dienst van geest en gemoed.
Zo is ook dezelfde Maria de mater en de virgo. Het lichamelijk wonder, bij de boodschap voltrokken, blijft geestelijk voortbestaan. Want zij - zonder drift of paring, en door de Geest der geesten slechts overschaduwd, niet aangeraakt, is om de éne en allervoortreffelijkste vrucht van haar schoot de vruchtbaarste moeder geworden. Geen mens had deel in wat zij voortbracht, de Allerheerlijkste is louter haar bezit en inniger verwantschap en gelijkenis naar ziel en lichaam als bij dit Kind en zijn moeder, is onder ons mensen niet denkbaar. De eenzame maagd, die zich zelf bewaart, wordt nu door alle geslachten geprezen, omdat zij aan all egeslachten haar Zoon geeft en zich zelf, en in haar Zoon het nieuwe leven.’
‘U zult niet weten, zo vervolgde hij, dat wij iedere dag van elk der vier kerkelijke seizoenen met deze avondzang besluiten. Het is naar al-oude overlevering en wij beschouwen dit gebruik als kostbaar erfgoed. Het behoedt ons tegen de schuchterheid in de verering der Moeder Gods. De eenzame verhevenheid en ontoegankelijkheid van de regina en virgo voorkomt het misbruik van haar moederlijke barmhartigheid. En van de mater verwachten wij vorstelijke mildheid, die wel verwacht, toch altijd verrast, en in wier maagdelijke aanwezigheid te mogen zijn, zo zuiverend van alle kwade bedenksel is, dat reeds dit louter zijn een weldaad is.
Bedenkt echter, mijn vrienden, wij zingen dit avondlied, nadat wij de structuur van koor en tegenkoor, ons opgelegd door de eredienst, verbroken hebben. Geen hiërarchie beheerst en verdeelt dan onze gemeenschap. Wij zijn in de schemer van de nacht, zoals wij zijn in de schemer van ons sterven: ontdaan van elk tijdelijk bezit, van elk verlangen naar bezit, van al wat ons verheft of vermindert: alleen als mensen onder mensen, zonen van Eva, onze zondige stammoeder, verdrevenen uit geluk en gedrevenen naar het hoogste geluk, verbannen door geboorte, maar door genade bestemd tot de vreugdevolle bestendigheid van Gods aanschouwing. Wie de armoede van zijn menselijkheid niet weet te herwinnen op vergissing en waan, en zuchtend en wenend van heimwee niet weet op te zien uit het dal naar de bergtoppen, zal het geheim van deze avondzang nooit binnengaan.