voor mij is? Voor mij is zij niet alleen een ruiker taalbloemen maar ook nog een vaas en een kleedje er bij. Als ik tenminste, nogal ‘dichterlijk’ vrij, met die vaas de talrijke illustraties in het boek mag bedoelen [het lijkt wel een platenatlas!] en met dat kleedje de buitenlandse teksten ter oriëntering.
Behalve het Hulpboek is er bij dit eerste deel nog een losse ‘Verantwoording’ van niet minder dan 8 blz. ‘Aan de Lezers’. Wel gemakkelijk dat deze los zit, nietwaar? U kunt er dadelijk de pijp mee aansteken, als U die inleiding niet interesseert. Zij is voor 't overige lezenswaardig genoeg, voor de vaklui tenminste.
Bij invoering aan een school kunnen deze inleidingen beter niet besteld worden. Niet dat ik pottenkijkerij vrees; de leerlingen lezen zulke dingen toch niet en zij zijn maar lastig voor hen, vooral als ze los in het boek zitten.
Zonder verder in bijzonderheden te treden, wil ik ten slotte nog een paar opmerkingen maken. De samenstellers zeggen dat de vragen in het Hulpboek de ‘inhoud en vorm’ van de opgenomen gedichten en prozastukken betreffen. Zij hadden wel wat beter op de eenheid van ‘inhoud’ en ‘vorm’ kunnen letten. Want hierin ligt het literair karakter van het taalwerk: in de woordkeuze, de woordorde, het rhythme en de klankexpressie die zodanig zijn dat de ‘inhoud’ zijn adaequate uitbeelding krijgt, waardoor er een organische en onverbrekelijke eenheid van ‘vorm’ en ‘inhoud’ ontstaat, een vorm-inhoud. De stilistiek is echter in ons land nog niet zo ver gevorderd, dat er boeken verschijnen waarin zulke vragen hoofdzakelijk deze twee-eenheid betreffen.
Een steekproef nemend, tref ik Revius' vermaarde Zondeschuld in het boek aan. Hierin hindert mij de drukfout bloedbedrogen; het moet zijn bloedbedropen. De woorden smerten [folteringen], puisten [builen], tuisen [verkwanselen], gesticht [opgericht], vervloekt [met een vloek beladen], overlaân [al te zwaar gedrukt], die in dit sonnet voorkomen, hadden wel mogen vertaald worden.
D.