Roeping. Jaargang 30(1954-1955)– [tijdschrift] Roeping– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 310] [p. 310] Gerard den Brabander De tekstdichter Zij vroeg hem eenmaal ergens in de kroeg of hij voor haar niet eens een lied wou schrijven; een lied dat heel haar ziel naar 't zenith droeg om daar als sterre stralend te beklijven. Hij zag haar glimlach dubbel: één in 't glas en één naar verre roem omhoog geheven. Hij wist niet of hij wel capabel was, maar heeft haar in een roes zijn woord gegeven: Het was tenslotte zíj die het hem vroeg en God die hem tot dichter sloeg. Zij gaf hem nog een glas vóór zij verdween. Hij zat er eeuwigheden in te staren. Dan keek hij op en schudde fel van neen: Je kunt een Hooglied niet met klare klaren. Maar toen hij 's nachts alleen was met de straat en opgejaagd werd door de sombre torens, zag hij opeens haar stralende gelaat: Het Rijksmuseum droeg het op zijn horens! Toen was 't hem duid'lijk dat ook God het vroeg, omdat Die hem tot dichter sloeg. Die nacht liet hij ontroerd zijn pen begaan: Hij zag, naast haar, zijn eigen ster verrijzen. Hij deelde in haar koninklijk bestaan, dronk haar champagne en verslond haar spijzen. Hij zag haar liggen op de canapé, stralend van glimlach en met gouden haren, en stamelde verrukt: ‘O, Recamier!’, spande de lier en greep ontzind de snaren en zong het lied dat zij hem eenmaal vroeg onder een borrel in de kroeg. Nú huist zij op het plein in het kasteel en heerst en zingt en laat haar glimlach stralen. [pagina 311] [p. 311] De wereld is nog steeds een schouwtoneel: Voor d'één is't zakken, voor de ander halen. En wíe er zakt, dat zie j'in 't nachtlijk uur: Als in 't kasteel de lichten zijn gestorven, streelt daar een kleine man de klamme muur en vraagt zich af, wanneer hij, moegezworven, wéér in zijn glas staart in dezelfde kroeg, waaròm God hem tot dichter sloeg. voor lia dorana. 27 Februari 1954. Vorige Volgende