Roeping. Jaargang 29(1953)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 375] [p. 375] J. Valentin Gedichten Haar ligstoel voor Valentine Ik zag haar ligstoel als een vogel staan: een grote vogel met een bont verleden; tussen de vlinders en hun vluchtig heden droomde hij van een duurzamer bestaan. Hij stond gekortwiekt in de tuin beneden, maar de verbeelding deed hem vleugels aan: ik bouw een nest tegen de hemel aan en zal het goudwerk in het zonlicht smeden! Ik zag hem staan tussen wat grijze mussen; hij keek met weemoed naar het wolkengrauw en bleef toen staren in het blauw daartussen. Want in die ligstoel lag een jonge vrouw.... Ik zal haar nemen en een nacht lang kussen, als ik mijn vleugels om haar samenvouw. [pagina 376] [p. 376] De laatste ruiter De zomer ging als een huzaar voorbij; zijn blauw tuniek en de vergulde tomen liet hij teloorgaan, toen het loof der bomen hem langzaam hulde in een bruine pij. Nog dwaalt een meisje met verstolen dromen door het stille landschap van de herfstabdij, als zij een ruiter in een zwart livrei over de akkers naar zich toe ziet komen. Zij vlijt haar lichaam in het vochtig zand en luistert roerloos met haar vlakke hand naar het doffe draven van de paardenhoeven. Als hart- en hoefslag aan elkaar verwant gaat zij nu slapen in dat grijze land waar paard en ruiter aan de nachtgrens toeven. Vorige Volgende