Roeping. Jaargang 29(1953)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 310] [p. 310] Marjoke van Diest En niemand... En niemand, die de haard heeft aangestoken. En niemand, die een stoel heeft klaargezet. Straks weer de koude lakens in het eenzaam bed... En uit die vaas hangt een chrysant, gebroken. En niemand ook, die haar heeft aangesproken. Zelfs niet de juffrouw van het koud buffet. - Want die kreeg van een klant een goede cigaret en stond toen haastig, heimelijk te roken. - De regen ruizelt klagend in de goten. Traag tikt de klok: Alleen, alleen, alleen... Ze heeft de kat ruw van zich weggestoten, toch draait hij telkens aarzelend om haar heen, grijpt naar haar veters met zijn witte poten. Ze rilt, de kat geeft kopjes aan haar been. [pagina 311] [p. 311] Lino van Aad de Haas Vorige Volgende