in Europa het verschijnsel voor, dat de culturele eenheid blijkbaar anterieur is. De staatkundige eenheid zal een culturele eenheid gaan overkoepelen. En deze culturele eenheid blijkt vooral in de indirecte waarde-oordelen van de Europeanen. Expliciet moge het immers vaak de schijn hebben, dat sommige Europeanen van meer of minder gezag willen breken met gangbare waardesystemen: indirect echter - men zou er de dieptepsychologie bij kunnen betrekken - blijken zij hechter met de traditionele waarden verbonden dan zij voorgeven.
Een eenheid tussen mensen manifesteert zich in het feit, dat men hetzelfde wil en niet wil: idem nolle ac velle. Waarom het nu gaat is: wat is dat ‘idem’? Wat is datzelfde,, wat de Europeanen verbindt, wat zij willen en niet willen en aan welke wil en onwil zij dagelijks uiting geven in hun gedrag, hun feitelijk gedrag dat vooral door indirecte waardeoordelen wordt bepaald? Wij menen, dat hier een zevental karakteristieken voorliggen, die Europa onderscheiden van de overige wereld, voor zover deze laatste niet door export van Europese mensen en Europese ideeën is bevrucht.
Ten eerste is daar het feit, dat Europa Socratisch is in zijn denken. Voor de Europeaan is twijfel geen zacht en aangenaam kussen - zoals Montaigne het wel eens heeft willen stellen - maar een springplank voor mentale actie. De twijfel is voor ons nooit einddoel. Zelfs als wij strijden voor ons goed recht om te twijfelen, strijden wij in feite voor ons recht om te weten dat wij nog worstelen. Anders dan voor de Aziaat is onze geest nooit uitsluitend contemplatief: contemplatie is voor ons een voorstadium van actie. Het willen ‘begrijpen’ drukken wij dan ook uit in woorden die iets te maken hebben met bewegingen van onze hand: wij grijpen, to seize, to apprehend, to get hold of an idea, to catch a meaning, comprendre, begreifen. Dit alles verraadt de àctiefe geest. De schaduwzijde van deze karakteristiek is de ietwat gebrekkige ontwikkeling van de intuïtieve geest. Godsdienstige begrippen heeft Europa daarom vaak vanuit Azië geïmporteerd. Voordat de Europeaan in een idee gelooft, moet het eerst door de filter van zijn intellect geleid zijn: religie wordt doctrine. Het Christendom maakt daarop geen uitzonderring.
Ten tweede bestaat in West-Europa een geloof in de eenheid van de waarheid. De algemene mening is, dat men zich moet houden aan de waarheid, wat dan wil zeggen: aan wat men subjectief als waarheid ziet. De waarheid, eenmaal op subjectieve wijze in de geest gevestigd, is absoluut bindend. In Rusland is dit anders. Het is echter volkomen on-Europees om eerst op wetenschappelijke gronden tot de conclusie te komen, dat iets A is en daarna te zeggen, dat het om politieke redenen B moet zijn. De waarheid is bij ons één en meent men haar te hebben gevonden, dan bindt zij ons op alle terreinen en in alle omstandigheden.
Ten derde kent Europa een individuele moraal, d.w.z. geen Uber- en Unter-menschmoraal. Er is een moraal, die voor mìj geldt. Een moraal voor een kaste bestaat niet. Expliciet moge wel eens het bestaan en het goed recht van een eigen moraal voor zakenlieden of voor militairen worden verdedigd; - in de indirecte waarde oordelen van dergelijke zegslieden blijkt dan steeds, dat zij, teruggeworpen in de sfeer van de eenzaamheid met zichzelf of hun onmiddellijke omgeving, terugvallen op de persoonlijke moraal.
Ten vierde heeft Europa een karakteristieke houding tegenover en opvatting van het schone. Het schone wordt door ons beschouwd als een openbaring van het Goddelijke. Wij hebben daarbij een volstrekt belàngenloos interesse