Roeping. Jaargang 28(1951-1952)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 434] [p. 434] J. Boelens Dorpse nocturne DE stilte heeft z'n tanden gezet in de stenen en de straat trekt grimassen over de huizen en de gevels, de stilte laat veel figuren zien en langs de raamkozijnen ontstaan lijnen van ootmoed en onderdanigheid. Alles wordt teerzwart en ligt neergedrukt in de doodskist van de tijd. Ook de sluier van Pietje de Dood wordt duidelijker en onnoemelijk groot. De straat heeft z'n tanden laten zien en iedereen kan weten dat straks zijn roofdierinstinkt toeslaat op fietsers en automobielen die zoeven en razendsnel de stenen zoenen. Zij hebben dit méér gedaan. De wielen zijn eieren zachtgekookt maar de trottoirbanden lachen erom en de kerktoren staat toe te kijken of alles goed gaat en strooit gebeden voor de voeten van het vensterglas en naar allen die zich dodelijk vervelen en koortsig zijn van de techniek. De einder heeft de zon opgegeten en de straat staat in zijn onderbroek. De nacht loopt op kousevoeten met hoge zwarte hoed en in pyama door boomblaren en over de spits van de toren ij tikt met zijn loopstok aan de ramen. Ik weet niet anders of de nacht is een landschapschilder, een futurist die alles zwart penseelt met de verlopen cylinderolie van het seizoen. Vorige Volgende