Roeping. Jaargang 28(1951-1952)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 393] [p. 393] Hans Berghuis Aanvankelijk I. eersteling van het scheppende woord, grondvorm van worden, van zijn en doen worden, ingang en duistere uitgaanspoort, ontstaan van de eenling en van de horde, o aarde, begin van de levende orde. worden tot landschap, groeien tot tuin, zijn de verwantschap van moeras en arduin, aarde en aanvang zijn. en zijn als een aanvang: verwachten, bestaan in een prangende ban, aarde zijn: overnachten bij de wil van een krachtige man en baren en wéér verwachten. en eind'lijk het zijn van een goddelijk plan, volkomenheid van het vroegste streven, o stof van de aanvankelijke aarde-man, o warme aarde, o eva. II. kuis te zijn als het beminde water dit was de wet der voorgetijden. hetzelfde voorschrift geldt voor nu en later, alleen de zin werd wereldwijder. de stroom bleef rein, het lijf werd vuur, water en vuur zijn de tekens van het nieuwe uur. stamelt de stroom, wankelt de vlam, herschep dan snel de oude aarde, vermink het beeld niet, neem het ram, weet, dat water, vuur en woord u baarden. acht in de avond op de seinen, was de aarde, was het vuur, drenk de lijven in de reine ondergronden van de stromen, spartel waar de golven van het avontuur u tot aan de lippen komen. wil de tijd u worgen, was u - vuur en water - in de avond, was u - nu en later - in de morgen. [pagina 394] [p. 394] III. de koude van 't aanvankelijke uur greep zo snel om zich heen, dat heel de aarde onder 't fel glazuur, dat ijs heet, stolde. Vereend verzette zich het eerste leven doch hoog boven het azuur verwarmden zich de goden. het lot van maagd en man bleef om het even voor hen, die heersten over 't avontuur: zij lachten om de vroegste doden. erbarmen ontstond, een slaaf werd plots de eerste rover toen hij de goden slapend vond en in de pasgeboren eeuw vlood hij terug over versteende vlakten, dichtgesneeuwd, en schonk het vuur aan Virgo en aan Leeuw. Vorige Volgende