van drieduizend jaar Kunst van Mexicaanse bodem in het ‘Musée d'Art Moderne’ te Parijs.
Het begint zo: ‘Twee uur lang, deze eerste dag, hoorde ik onophoudelijk het rollen van de donder der allerhevigste schoonheid’.
Verder ‘wil ik nog even iets zeggen wat me allang op het hart ligt maar me vandaag met een ruk naar de tong gestegen is. En wie niet van hevige, on-degelijke uitingen houdt vraag ik: alstublieft, alstublieft, sla de eerstvolgende regels over. Wat ik zeggen wil is dat ik leef, uitsluitend leef, om ontroerd te worden, geschokt en omhoog geslingerd, door schoonheid, door waarheid en door rechtvaardigheid!
Je hebt die regels allicht niet overgeslagen: je hield wel van hevigs en on-degelijks. De waarheid echter is: dat begòn je te lezen toen je nog hield van hevige on-degelijkheid, maar nu je het voorwerp van je liefde leert kennen, blijkt het zoetelief een gemene commère...
L.P.J. Braat zal dan ‘een allersubjectiefst, zeer zeker onvolledig en misschien gedeeltelijk onrechtvaardig relaas’ schrijven, en, hij weet het, hij weet het heel best: mensen met encyclopedieën kunnen hem deswege aanblaffen, maar dondert niet, hij gaat, verklaart hij zachtmoedig, nu naar bed, zich bezinnen (op de donder der allerheiligste schoonheid) met onder zijn hoofdkussen, moet hij bekennen, een vijftigtal bulletins over Mexicaanse kunst, geschreven door de beste kunstcritici en kunsthistorici van Mexico (de Winkler Prins geeft minder. Bestudering van dat weinige maakte je, volgens L.P.J. Braat, al honds en deed je blaffen. Wat dan te denken van vijftig bu...? amai! - Maar als je ook zo als L.P.J. Braat wordt ontroerd, geschokt en omhooggeslingerd door de rechtvaardigheid!)
Dan spreekt L.P.J. Braat de verwachting uit, dat ‘in de beeldhouwerskringen grote belangstelling’ zal bestaan voor een beeld De Worstelaar, wijst er op dat de bouwwerken van Teotihuacán en Tula ‘ook voor architecten van zeer groot belang zijn’ - om terloops zijn belangeloze schoonheidscredo zwaar intrigerend te maken: ‘uit aesthetisch opzicht (overigens een der zwakste uitgangspunten bij de kunstbeschouwingen, naar ik meer en meer ga beseffen)’. Wie werd daar ontroerd, geschokt en omhooggeslingerd door schoonheid?
De waarheid echter, die ons niet ontroert, schokt noch omhoogslingert, waarom dat brute allemaal? maar die ons toch bevrijden kan, is dat L.P.J. Braat natuurlijk wel graag steile wand zou rijden, maar dat hij te weinig bestuurder en te veel motor is, en zo dus wordt geschokt en omhooggeslingerd, hevig, hevig, allersubjectiefst, maar jammer: bij het neerkomen de benen gebroken, stuitje geknakt, haren in de war,... en dan toch nog kunnen roepen, schreeuwen, intimideren en thijm-imiteren: hevig, hevig, en hopen dat het mooi is (al is dat een slecht uitgangspunt, als je valt is het nog het beste punt van aankomst).