- Kerel, zei hij, het spijt mij, maar ik moet onmiddellijk weg. Ik vond het prettig je nog eens te treffen.
- Ja, zei ik, ik ook. En als die - eh - film van je klaar komt, hoor ik dan nog iets van je?
- Zeker, zei hij lachend. Zeker kerel. Ik vraag je voor de première, daar kun je staat op maken.
Het zal een dag of tien na mijn gesprek met Bierhof zijn geweest, dat ik werd opgeheld door Hubaart, een chirurg, die ik kende uit dezelfde tijd als Bierhof. Hij belde op vanuit het ziekenhuis en daar ik hem slechts oppervlakkig kende verbaasde het mij dat hij mij vroeg om 's avonds even bij hem te komen.
- Mag ik ook weten waarvoor? zei ik daarom.
- Ja, zei Hubaart, het enige wat ik je kan zeggen is, dat het verband houdt met een operatie van Bierhof, die je nog wel kent waarschijnlijk.
- Ja, zei ik. Bierhof ken ik wel.
- Mooi, zei Hubaart. Mag ik dan zeggen: Tot vanavond?
- Uitstekend, zei ik. Tot vanavond.
Toen ik 's avonds bij Hubaart kwam, liet hij mij binnen in zijn studeerdeerkamer. Ik was bezig een sigaar aan te steken toen Hubaart zei:
- Je weet waarschijnlijk niet dat Bierhof dood is?
- Wát zeg je? zei ik. Is Bierhof dood?
- Ja, zei Hubaart. Ik heb dat straks niet willen zeggen, omdat ik met het geval een beetje in mijn maag zit.
- Hoezo? zei ik.
- Wel, zei Hubaart, hij is gestorven aan een doodgewone appendix.
- Dat gebeurt toch wel vaker, zei ik.
- Ja, zei Hubaart, maar het vreemde is dat er na de operatie beesten uit zijn buik zijn gekomen.
- Béésten? zei ik.
- Ja, zei Hubaart. Vlinders. Torren. Insecten...
- Heb je die bij de hand? zei ik.
- Ja, zei Hubaart. Als je even in die bak daar wilt kijken kun je ze zien.
Ik keek in de bak die Hubaart mij wees. Het was een terrarium met een perkamenten deksel erover. Er lagen een aantal kleine diertjes in die ik niet thuis kon brengen. Verder zag ik een verschrompelde regenworm, een kleine sprinkhaan en een groot aantal vlinders.
- Was dat alles? zei ik, toen ik de inhoud van de bak een tijdlang bekeken had.
- Om eerlijk te zijn: Nee, zei Hubaart. Er was ook nog zo'n klein torretje, hoe noem je dat?... een lievenherebeestje.
- En waar is dat nu? zei ik.
- Ik zal je alles precies vertellen, zei Hubaart, zoals wij het hebben meegemaakt. Het lievenherebeestje kwam na een korte crisis. Mijn assistente zette het in de bak die naast ons op het nachtkastje stond. Zij sloot de bak daarna zorgvuldig. Toen Bierhof even later bijkwam riep hij