Roeping. Jaargang 28(1951-1952)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 175] [p. 175] Paul Vlemminx Verbondenheid i LAAT mij begaan; laat mij de wegen vinden, waarover ik naar mijn bestemming rijd. Ge weet: ik heb u eens gevonden in den duisteren voortijd, dien ik nog benijd. Het regende en woei, en vele winden streden tezamen een noodlottigen strijd. Maar al het wassend water, daar ik minde, weerhield mij niet, te gaan naar waar gij zijt. Zo zal ik ook in dezen nacht bereiken door wind en vloed en over smalle dijken de vreugde van mijn hart: uw hart van vreugd. Al zal de modder mij geheel besmeuren, het wonder zal mij wederom gebeuren dat gij mij weer verheerlijkt door uw jeugd. ii OSMAAD, alleen temidden van de bende, alleen te staan als dichter van de min. Zij lachen om de schoonheid die ik kende; zij kennen slechts het voordeel van gewin. Zij smaden mij als enen afgewende van de genoegens van hun huisgezin. Zij achten mij verdoemd en in ellende en zeggen, dat 'k mijn liefdevreugd verzin. O smaad! u aangedaan, o mijn getrouwe, die heel mijn leven maakt tot één gedicht over uw goedheid en voortdurend licht. Met u vereend, kan ik dien schimp verdouwen. Ik ben mezelf door u, en door uw macht ben ik de man die met de smaders lacht. [pagina 176] [p. 176] iii HOE sterk sta ik temidden van de velen, die ongedurig heen en weder gaan. Zij snakken heel het jaar naar brood en spelen. Zij zullen niet één filmpje overslaan. Men ziet, dat zij zich heel den dag vervelen, al pronken zij als pauwen op de baan met hun ‘verloofden’ die hun haartjes strelen. Verkering-zonder-min vult hun bestaan. Zij zeggen mij: ‘Hoe kunt ge zo toch leven van de verbeelding en de poëzie, want al uw vreugden zijn maar fantazie’. Ik zeg maar niets. Het is hun te vergeven: ze weten niet, hoezeer 'k verbonden leef. met u, van wie 'k meer krijg dan dat ik geef. [pagina 177] [p. 177] De tuin Cocroptus suaves exspirans hortulus auras florentis viridi sophiae complectitur umbra Ciris 3-4 (App. Verg.) D' ATHEENSE Tuin, die zoete geurigheid uitademt, omvademt in groene schaûw van wijsheids fleurigheid. De Tuinheer wil zijn trouwe vrienden leren zo'n fijn en rein genoegen, dat zij anders niet begeren. Goddlijk te zijn op aarde zij het doel, dat's rustig en lustig te leven boven velerlei gewoel. Om later eens na het kortstondig leven het Goed en 't Zoet te smaken in den eeuwgen tuin van Eden. Vorige Volgende