Roeping. Jaargang 28(1951-1952)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 118] [p. 118] Jac. van Hattum Kerstkonijn 't Is hallef tien - de avond is 't, waarop de Heiland werd geboren; - wat lange wimpers heeft de os; de ezel wat fluwelen oren - Maar waar is nu het kerstkonijn, het witte met de rode ogen, dat nooit genoeg gestreeld kon zijn? - O, zoveel liefde werd tot logen - Want, in de vriesnacht, aan de lijn hangt, rood-geaderd, binnenst-buiten, het jasje van het kerstkonijn. - Er klimt een treurwilg langs de ruiten - En alles zou zo erg niet zijn, als niet de jongen was bedrogen; er vaart door hem een vreemde pijn; nu heeft hij zelf zo rode ogen; hij ziet de wereld: lijn aan lijn, miljoenen vachtjes, stijf-bevroren, - massacre van het kerstkonijn - en wil niets van de Heiland horen. 25 December 1951 Vorige Volgende