Roeping. Jaargang 28(1951-1952)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 108] [p. 108] Koliek Enkele variaties op een oud vers Met excuses aan J.W.F. Werumeus Buning I WAAR ik betreur te hebben nooit gezeten is in dezelfde kleedtent als Clavan: 't walhalla van den voetbalheld en van de tien die ook Oranjemannen heten. En ik weet wel dat ik in vele stegen eens straalde als schutter bij uitnemendheid en op de muur een goal ontwierp met krijt en dat niet éen agent mij was genegen. Maar dat was amateurswerk: al die dingen waarin ik schitterde, zij zijn niet meer. Ik zie mijn jongens bij de kleedtent dringen. De jaren gaan. Wij winnen nooit een keer. De krant staat vol. Ze hebben makkelijk lullen. Wat doet een toeschouwer met twintig nullen? II WAT ik God dank te hebben niet versleten is 't klerental van Ingrid Berregman: het trefpunt van de schijnwerpers en van de lagen schmink waaronder zij moet zweten. Ik weet wel dat ze, in Gable's arm gelegen, voor 's werelds ogen smelt van zaligheid en 's avonds toch met Rosselini vrijt en zorgt dat ze in de pers niet wordt verzwegen. Maar dat is Hollywood: die jurk, die ringen schitterend en apart, 't is eens niet meer: men ziet de nieuwe sterren zich verdringen. Alle de recensenten gaan te keer. Een ster verschiet. Mijn kleerkast wordt niet voller. Wat doet een schooljuffrouw met technicolor? Vorige Volgende