zijn ledematen afkappen liet om sterker en onbedwingbaar-zeker naar voren te sluipen. Ik heb u verteld hoe ik hartstochtelijk verheugd was, toen, gedurende de oorlogsramp, de mensen één voelden en samen werkten. Toen althans de schijn zo was. Of de werkelijkheid, maar dan onder de druk van het instinct tot zelfbehoud? Wat is daarvan nog overgebleven?
Ik hoop dat het zuivere hallucinatie is, die me vrezen doet dat over de zilveren schenkblaadjes waarop de gezellige filters staan en waarrond grijze heren blonde maagden ontmoeten, morgen kogels zouden fluiten. Gij lacht even, gij lacht... en vréést, - want alle steden dragen dezelfde naam en de vingers die hier rijkgeringd de sigaret houden, smeken in gindse stad om brood en trekken in een andere stad bijeen in doodsangst. En daarom heb ik gezegd over Kerstmis, wat ik gezegd heb. Ik zal alleen zijn deze Kerstnacht, verlaten en vol onrust. Tenzij men een radiolijnuitzending kon doen van uit de heilige stal, misschien kon ik dan enkele tonen opvangen en verder de heilige onschuld en de serene schoonheid van de verre, al te verre gebeurtenis volgen in de ogen van een kind.
Ik heb gisteravond een luxe-auto door Brussel zien rijden met op het dak een doodskist, ik durf het bijna niet zeggen uit vrees dat ge me niet gelooft, maar het is waar, - er lag een man in te lachen, terwijl men riep uit de auto. Ik hoorde een dame zeggen: ‘C'est formidable!’ Ik wil geen vergelijkingen maken, maar die lachende man in die kist intrigeert me.
Ik wil er niet verder over spreken en die man vergelijken met een mens van vandaag. - De dood is ontwijd en vreselijker geworden. Mensen hebben de dood het werk uit de handen genomen. Men is gewend geraakt aan zijn rekwisieten, maar daarvan ontdaan rijst naakter en absoluter dan ooit, zijn gestalte op. De ene doodt, de andere huilt verontwaardiging, daarna doodt de andere en de ene huilt. Het kaartspel gaat voort, de troeven gaan van hand tot hand. En toch is het Kerstmis, het feest van de vrede en de goede wil genoemd. En ieder kind leest in het dagblad op de huiskast voluit daden die vroeger aan volwassenen gesuggereerd werden in romans, - en de statistieken staan er bij. De grondeloze misdadigheid om mensen in de vreselijkste, want nutteloze en onverantwoorde, dood te jagen, wordt scherp gesneden in het hart der mensen. - Wie heeft, toen het nog tijd was, door lafheid en laksheid, de engelen tegengehouden, de engelen van moed en absolute rechtvaardigheidszin, die op tijd liet kwaad in de kiem konden smoren, die konden beletten dat mensen elkaar uitmoordden en de geest der vernieling konden weren van de drempels?
De beet van deze tijd is diep. Waar de dood zo alom-aanwezig is, kunnen daar een stal, twee mensen en de adem van twee dieren een pas ontloken leven beschutten en behouden? Gij weet hoe ik ben, hoe ik soms kinderlijk de zaken verwar, geloof in de goedheid der mensen en mij juist daarom soms gevoel onder de mensen als een onmondig kind. Kan ik het van mij afzetten dat ik van mening ben dat er dit jaar geen Wijzen zullen zijn om geschenken te zetten rond de kribbe, omdat het geheim der atoombom boeiender is dan een ster en een kind, en dat de herders gedurende uw heilige nacht wellicht vloekend gokken? Ik weet, ik weet het, jaag mijn ogen niet boordevol tranen met uw gezegden: ‘dat ik de dingen niet door elkaar mag halen, dat het tijd wordt dat ik de aangename maar sentimentele voorstellingen uit mijn jeugd nu vervangen ga door een op de werkelijkheid steunende overtuiging, dat het spontaan, ingeboren ver-