[Nummer 2]
Pater M. Molenaar M.S.C. 65 jaar
DE twaalfde van deze maand heeft pater M. Molenaar M.S.C. zijn 65ste verjaardag gevierd. Zij, die met hem de redactie van ‘Roeping’ vormen, menen dit feit in het tijdschrift niet onopgemerkt te mogen laten en zij openen deze aflevering dus met een bijdrage, die hij niet gezien heeft. Buiten hem om, - een ander middel zou niet hebben bestaan. Had hij ervan geweten, hij zou zich ertegen hebben verzet met alle onverzettelijkheid, hoe zachtmoedig ook, die hem eigen is.
Zijn feest zou in ‘Roeping’ dan niet zijn vermeld, maar de inhoud van dit nummer zou een ernstige, onvergefelijke lacune hebben vertoond. De enige redacteur, die sinds de oprichting ononderbroken deel van de redactie heeft uitgemaakt, zou de hulde onthouden zijn waarop hij ook om vele andere redenen volledig recht heeft, zelfs al wenst hij zelf van dit recht graag afstand te doen. Zijn mederedacteuren wensen hem hier echter uitdrukkelijk te huldigen. In de eerste plaats om het zeer vele en zeer goede, dat hij voor ‘Roeping’ heeft gedaan. Alleen ingewijden kunnen beseffen hoeveel dit is geweest en hoeveel stille verdiensten pater Molenaar zich hierdoor voor de Nederlandse katholieke letterkunde verworven heeft. In de tweede plaats huldigen wij hem als de schrijver van een aantal voortreffelijke heiligenlevens. Naast het vele dat op dit gebied verschenen is, vooral naast het klassieke werk van Emile Erens, heeft hij een geheel eigen, uitnemend verantwoorde literaire vorm gevonden voor een dikwijls misbruikt genre, - een verdienste die nauwelijks kan worden overschat. In de derde plaats huldigen wij hem als literator, als schrijver van voortreffelijke, waarlijk spiritueel proza, als een van de weinige hedendaagse Nederlandse auteurs van wie men zeggen mag dat zij nog ‘stijl’ hebben.
Deze volgorde betekent geen rangorde. Het belangrijkste van pater Molenaar is immers juist, dat hij al deze kwaliteiten gezamenlijk vertoont en dat zij in zijn persoonlijkheid zijn samengegloeid tot ware harmonie, een harmonie welke gedragen en geadeld is door zijn priesterschap.
Om dit alles brengen wij hem onze hulde, waarbij wij ons ervan bewust zijn dat zeer veel belangrijks - buiten het directe gebied der katholieke letterkunde - nog achterwege bleef. Maar het is al meer dan van verreweg de meesten kan worden gezegd. En deze enkele woorden kunnen niet beter besloten worden dan met de wens dat wij, die het ons een eer rekenen met hem te mogen samenwerken, in de redactie van ‘Roeping’ nog vele jaren van zijn toewijding, werklust, oordeel en vriendschap mogen genieten.
PAUL HAIMON
J.W. HOFSTRA
MICHEL VAN DER PLAS
GABRIEL SMIT
LAMBERT TEGENBOSCH