Roeping. Jaargang 28(1951-1952)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 12] [p. 12] Pierre Kemp Gedichten Autobiographie Ik heb een zeer bijzondere wolk ontmoet. Zij lag te trillen in de lucht en voor de zon. Er stond in een verdiamant soort bloed mijn leven om gebeiteld: hoe 't begon en hoe 't verging. Ik heb die zeer bijzondere wolk gegroet en haar gezegd, dat ik nog altijd zing in variaties: hoe mijn tijd verliep, als ik niet sliep, tot weer vloog aan de witte raaf, die altijd krast van mij: wat is hij braaf! Bel in droom De huisbel rinkelt. Het is nacht. Alles staat in een zwarte vloed van lucht. De bomen voelen elkander onverwacht in blaren waar de wind door vlucht. Mijn droom is uit. Ik staar in 't paars, dat om mijn bed vlot langs mijn wang, die niet in 't kussen ligt. Er drukt iets zwaars mijn ogen dicht. Stil blijft de gang. Ik weet ineens. Mijn mond werd droog, mijn lippen krompen. Droom ik droom? Komt weer die geest, die de bel bewoog, als schim tussen populier en gnoom? Waarom nog schim? Alsof bij nacht een bel geluid wordt door 'n aanwezigheid alleen. De straat blijft lijk. Een grote ster flitst fel door 't niets van al die duisterheden heen. [pagina 13] [p. 13] Contra geronk Als mijn hand weer een pluim van de liguster is en mijn pen weer een vlinder in zwart en rood, weet ik me in een oud en wonder rijk, waar de torens der steden zich nog zijn gelijk met de zon, die de stralendste luster is aan de tijd zonder technische nood. En glijdt er een schaduw langs mijn gelaat, dan is het mijn onverzoenlijke haat aan de motor, de schroef en het wiel en al wat ronkt tot droefheid van mijn ziel. Droomconcern Ergens in het oranje avond-westen rijst ver weg een droomconcern en een sproke-directrice bouwt uit de resten van haar vrije tijd met zonnesteen nieuwe droomsilo's er om heen. Waarom zou ik die sprookvrouwe willen zien? Is het zo niet schoner en inniger misschien? Zo behoud ik mijn grootheid van eenzaam man, die haar sprookjes ook van ver beluistren kan. [pagina 14] [p. 14] Eigen snaar 't Is of mijn ogen weer brieven willen schrijven aan de maan, zoals ik dat vaak bewogen in mijn jeugd heb gedaan. Toen geloofde ik in de legende van de maan als schone vrouw, die al mijn ellenden kende en mij toch zwoer trouw. Nu weet ik, dat alles niet waar is wat muziek en licht mij tovert voor en dat het mijn eigen snaar is, die ik maar hoor. Glimp Alles wat is niets en zonder gelaat en nooit iets wil worden staat daar buiten de deur niets te blijven. Ik glimlach met heel mijn wijs gezicht, dit in zulk een teder zonnelicht als dat van vandaag te schrijven. [pagina 15] [p. 15] Scheppertje spelen De hele nacht heb ik vogeltjes gemaakt en ze in acasiabloesems gedaan. Ik heb er mijn dromen om verwaakt en mijn ronde door 't landhuis van de maan. Nu wacht ik de morgen af. Ik wil die bloesems gaan spreiden voor 't vuur van de rijzende zon, terwijl ik stil in de scheppende toekomst tuur. Alleen dit zal een groot verdriet mij zijn, als mijn vogeltjes missen de macht om in vorm van een magisch gordijn mij te scheiden voorgoed van de nacht. Tanden kijken Je tandjes zijn als lelietjes van dalen in een rozerode vallei. Ik weet, ze willen in jouw hijgend ademhalen bijten naar mij. Naar mij, die je heeft meegenomen in het oer-bos achter mijn huis, met de kleine grote bomen, het varende zaadjespluis en de vijfhonderd soorten spinnen koorddansend in het namiddaglicht! Wat moest je er gaan beginnen met dat critische kindergezicht om je gave bruine ogen, die maar wilden mijn oude tanden zien, zonder kinderlijk mededogen of... toch misschien? Vorige Volgende