| |
| |
| |
Bijlage van Roeping, No. 9, December 1950
Bibliografie door de Benedictijnen van de St. Paulus Abdij, Oosterhout
F. Calot et G. Thomas, Guide pratique de bibliographie; éd. refondue avec le concours de C. Duval. Paris, Delagrave 1950, 12 × 18,5 cm., 278 blz. 480 fr.
De schrijvers van dit zeer welkome boek hebben zich ten doel gesteld de zoeker in de doolhof, welke boeken en tijdschriften tegenwoordig vormen, te helpen. Eerst vinden wij er enige algemeenheden over bibliografie en haar onderverdelingen, dan een 210 blz. lange lijst met bibliografieën verdeeld in de verschillende vakken met hun onderverdelingen:: Encyclopaedieën, biografieën, geschiedenis, godsdienst, letterkunde, kunst, filosofie,, recht enz. enz. Voor iedere wetenschap of vak vinden wij aangegeven de bibliografieën die daarover te raadplegen zijn met het nuttige commentaar over de wetenschappelijke waarde ervan, de volledigheid enz. Frankrijk krijgt natuurlijk het leeuwen-aandeel, maar de andere grote landen zijn toch niet te veel verwaarloosd. Onzen Brinkman hadden wij er graag bij gezien. Het spreekt vanzelf dat volledigheid bij zulk een werk onmogelijk is, maar zoals het boek er ligt is het toch zeer nuttig en bruikbaar.
E.M.
| |
Je choisis mes auteurs. Paris, Office de diffusion du livre selectionné, 3 rue des Poitevins. 1950. 19 × 13,5 cm. 316 blz. gecart. 600 fr.
Een boek dat in geen enkel frans-lezend katholiek milieu, of bij hen die aan zulke lezers raad moeten geven, zou mogen ontbreken. Het geeft ons kostbare inlichtingen: Eerst een kort woordje over de ‘Index’ met een lijst van de voornaamste franse romans welke op de Index staan, dan volgt een lange lijst, 200 blz., van romanschrijvers die in het Frans geschreven hebben. Bij iedere naam bijna vinden wij een korte levensschets van den schrijver, een lijst van zijn romans met hun morele en litteraire waarde. Voor vele van die romans vinden wij er ook de grote thema's waarover het gaat en dikwijls zelfs wat voor den schrijver de aanleiding is geweest dàt verhaal te schrijven. Dan volgt een methodische lijst van romans, gerangschikt volgens onderwerp en een bibliografische lijst van boeken over verschillende onderwerpen: litteratuur, oude en moderne, godsdienst, philosophie, geschiedenis, wetenschappen... radio, cinema enz. Deze opsomming maakt het overbodig het nut van dit werk nog te onderstrepen.
E.M.
| |
S. Jannaccone, Recherches sur les éléments grecs du vocabulaire latin de l'Empire. Vol. 1., Paris, Champion, 1950, 25 × 17 cm., 106 blz., 400 fr.
Zij die de publicaties volgen van Christine Mohrman zullen met genoegen kennis nemen van het werk van haar collega Prof. Silvia Jannaccone. Prof. Ernout heeft haar als terrein aangewezen de invloed van het grieks op het latijn. Zij begint met na te gaan welke de culturele betrekkingen waren tussen Rome en Griekenland tot aan Macrobius: hoe heeft chronologisch de griekse invloed zich uitgebreid en welke morphologische verschijnselen bewijzen den invloed van het griekse vocabularium op het latijn. In de overtuiging dat de hellenisatie tijdens het Keizerrijk het sterkste was, bepaald zij haar semantische onderzoek tot de eerste eeuwen na Christus. In dit eerste deel bestudeert zij de woorden vóór zij technisch geworden zijn, en andere die het nooit geworden zijn. De technische woorden eisen een bijzondere behandeling: daaraan zal het tweede deel gewijd worden. Ieder hoofdstuk concentreert zich op een typisch geheel van feiten hetgeen telkens een bijzondere belangstelling opwekt. Het interessantste is wel § 3 van hoofdstuk III waar het christelijke latijn van Itala en Vulgaat aan bod komen. Wat is het jammer dat de herziening van het Psalterium niet werd
| |
| |
toevertrouwd aan mensen die van het christelijke latijn op de hoogte zijn. Laten we hopen dat dit soort publicaties zijn invloed niet zal missen.
N.B.
| |
H. Rahner, Griechische Mythe in Christlicher Deutung, Zurich, Rhein Verlag, 1945, 21 × 15 cm., 499 blz. geill. 22,50 Zw. fr.
Bedoeling van schr. is de taak van het Christelijk humanisme te doen uitkomen door het te vergelijken met wat de Kerk in de eerste eeuwen gedaan heeft. Zij heeft de bekeerlingen niet brutaal uit hun beschavingsmilieu gerukt, maar zij heeft de edelste elementen van die beschaving weten te gebruiken. Christus zelf heeft haar het voorbeeld daarvan gegeven door in de Menswording het edelste uit de menselijke natuur te benutten en door de materiële schepping te gebruiken voor de Sacramenten. Deze schepping is niet te minachten; zij moet op haar plaats blijven en als ondergeschikt gewaardeerd worden. In dit verband ziet schr. de houding van de oude Kerk tegenover de heidense mysteries; hij geeft ons van deze moeilijke kwestie een in alle opzichten bevredigende oplossing terwijl zijn boek getuigt van een gezond en verheffend humanisme.
E.M.
| |
A.D. Sertillanges O.P., La Vie intellectuelle. Paris, Revue des Jeunes, 1950, 19 × 12 cm., 287 blz., 390 fr.
Een nieuwe uitgave van dit bekende werkje. Het voorwoord van Pater Moos is in de gegeven omstandigheden niet gelukkig te noemen, en eigenlijk houdt het zich niet aan het meesterlijke voorwoord van Sertillanges zelf, dat alleen maar door een Fransman en een Dominicaan geschreven kan zijn. De romantische inslag die bij hem en zovele van zijn Ordebroeders opvalt, moet wel van Lacordaire komen, en alle lezers van Sertillanges weten dat soms de eigenlijke moeilijkheden onder de fluwelen plooien van zijn stijl schuil gaan, speciaal waar het de goddelijke eminentie en de kenleer betreft. Iedereen, die zijn leven wijdt aan de kennis, moet dit boek lezen: het is de rijpe vrucht van een prachtig intellectueel leven.
N.B.
| |
F.J. Thonnard A.A., Geschiedenis van de wijsbegeerte. Doornik, Desclée & Cie. 1947, 20 × 12,5 cm. IX, 1176 blz.
Het ideale handboek - als zoiets bestaat - is hier ongeveer wel mee geleverd. Het voordeel is dat alles van thomistisch standpunt wordt bekeken: zodoende is dit geschiedkundig overzicht niet een vluchtige blik op allerlei systemen, maar a.h.w. een nieuwe philosophische cursus, die de kennis van den student op voortreffelijke wijze komt steunen en verdiepen, terwijl zijn ideeën tegelijk meer houvast krijgen dan in het louter leerstellige betoog mogelijk was. Maar ook bij buitenstaanders bestaat tegenwoordig een groot verlangen om in de wijsbegeerte ingeleid te worden. Dan is dit boek daartoe een der meest geschikte instrumenten. Ook zij die de Vaders met goed begrip willen lezen, zullen het met veel vrucht kunnen gebruiken. Het hoofdstuk over Aristoteles zou een uitgave op zichzelf waard zijn; dat over Augustinus en de thomistische synthese eveneens. Er is groot gebrek aan goede vulgarisatie op dit gebied. Beginnelingen en studenten vragen dikwijls om lectuur en er is bijna niets dat men hun veilig in handen kan geven. Desclée maakt zich weliswaar zeer verdienstelijk, maar de taal en andere factoren verhinderen een ruime verspreiding van zijn uitgaven in Nederland. Een boek als dit moest overal voor het grijpen liggen. Het is mij een raadsel hoe een dergelijk werk door één mens tot stand is kunnen komen, want de systemen van Scotus, Descartes, Malebranche, Spinoza, Leibniz, Kant en tientallen anderen worden scherp en duidelijk uiteengezet. Het paragraafje kleine letters dat aan Dionysius wordt gewijd, is wel correct, maar niet in verhouding met zijn invloed: hij is een ster van de eerste grootte. De grote commentatoren, zelfs Cajetanus, moeten het met twee of drie regeltjes doen.
Alle lof aan Desclée, die van deze 1200 compacte bladzijden een dun en aangenaam leesbaar boek heeft weten te maken.
N.B.
| |
D. von Hildebrand, Der Sinn philosophischen Fragens und Erkennens. Bonn, Hanstein, 1950, 27 × 17,5 cm., VIII, 98 bl. D.M. 4,50.
| |
| |
Een helder geschreven boekje over wijsgerige vraagstelling en kennis.
I. | Kennen is niet te definiëren. Het is een onherleidbare manier van iets in zich opnemen. Het is fundamenteel onderscheiden van het actieve oordelen, waarop alle kennis tenslotte uitloopt. Het is zelfs iets anders dan overtuigd zijn, dat een stellingname tegenover het object is. En toch is kennen niet iets zuiver passiefs. Het is meegaan, meezijn met het object. |
II. | Kennen omvat twee phasen: Kennis nemen en bezitten, beschouwen. |
III. | De wijsgerige kennis onderscheidt zich van de naïeve en pragmatische kennis doordat zij thematisch, critisch en uitdrukkelijk is. |
IV. | Het object van de wijsgerige kennis is aprioristisch, wezens- en niet louter natuurnoodzakelijk, en absoluut zeker. Realiteitsconstateringen hebben voor schr. geen absolute zekerheid, maar slechts waarschijnlijkheid, behalve die van het eigen denken, zoals door Descartes in zijn Meditationes ontdekt is. Dit inzicht is het kenmerk van alle grote philosophieën. |
Hij voelt aanstonds dat men hem het verwijt van platonisme of essentialisme gaat maken. Hij tracht dan het klassieke apriori-probleem te onderscheiden en op te lossen en hierin bestaat de kern van dit boekje. Wij kunnen iedereen aanraden hem in zijn diepe analyse te volgen.
N.B.
| |
Wilhelm Ockham (1349-1949), Aufsätze zu seiner Philosophie und Theologie, 1950, Münster/W., Coelde Verlag, 23 × 16 cm., IBS blz., DM. 10.-.
Bij gelegenheid van het 6e eeuwfeest van Ockham's dood, hebben de Franziskanische Studiën in 1950 een dubbelnummer gewijd aan dezen beroemden Minderbroeder. In een tiental bijdragen worden bepaalde aspecten van Ockham's leer belicht. Bijzondere aandacht verdient het artikel van Dr. G. Martin: Ist Ockhams Relationstheorie Nominalismus? waarin schr. tot de conclusie komt dat minstens op dit punt Ockham niet in strikte zin nominalist is. De laatste bijdrage geeft de Ockham-litteratuur sinds de eerste Wereldoorlog verschenen.
J.M.
| |
J. Renié S.M., Les origines de l'humanité d'après la Bible: mythe ou histoire? Lyon, Vitte, 1950, 19 × 12 cm., 159 blz. 200 fr.
Een aantal voordrachten, door de schr. van het bekende Manuel d'Ecriture Sainte gegeven, worden door dit werkje binnen het bereik van een ruimer kring gebracht. De veelbesproken kwesties van de oorsprong van het menselijk geslacht en van de geschiedkundige waarde der eerste elf hoofdstukken van Genesis worden hier op populair-wetenschappelijke wijze besproken en uiteengezet. Al ontbreekt nog de positieve oplossing, het is reeds veel daarin positieve richtlijnen te kunnen geven en verkeerde opvattingen recht te zetten. En daarvoor kan genoemd werkje uitstekend als inleiding dienen.
G.S.
| |
M. Noth, Ueberlieferungsgeschichte des Pentateuch, Stuttgart, Kohlhammer 1948, 24, 5 × 16 cm., 288 blz. gecart. DM. 21.
Het hoofddoel van dit gedegen werk is niet het nagaan van de geschreven primitieve documenten van de Pentateuch, waarvan het hedendaagse resultaat slechts in een inleidend hoofdstuk wordt weergegeven, maar eerder het opsporen van wat de geschreven geschiedenis van Israël is voorafgegaan, n.l. de mondelinge overleveringen. Die overleveringen worden tot vijf themata teruggebracht, waaromheen dan de andere verhalen zich langzaam gegroepeerd hebben. Zij zouden het speciale karakter hebben van een soort ‘geloofswaarheden’ of historische bewijzen van Israël's geloof in de goddelijke Voorzienigheid. Vooral de gelovige erkenning van Jaweh's machtige tussenkomst bij de uittocht uit Egypte en de verovering van het Beloofde Land moet het meest oorspronkelijke thema vormen van Israël's historische overlevering, dat door het uitverkoren volk op alle mogelijke wijzen bezongen werd en verrijkt met de meest wonderlijke verhalen. Tenslotte bestudeert schr. hoe de verschillende themata zich onderling en met bestaande overleveringen vermengd hebben tot één verhaal.
Door deze studie zijn vele wezenlijke bestanddelen van de Pentateuch zeer wankel geworden hetgeen schr. zelf ook toegeeft, maar hij voegt daar aanstonds aan
| |
| |
toe, dat liever op enkele schaarse doch objectieve elementen voortgebouwd moet worden dan op onvoldoend critisch onderzochte gronden. In zich kan dit wel waar zijn, maar hierdoor wordt van de Pentateuch toch te veel verworpen. Het oordeel over dit werk zal zich geenszins tegen het grondige onderzoek mogen kanten, maar kan en mag niet aanvaarden, dat de eerste geschiedenis van Israël zodanig op losse schroeven wordt gezet, dat er practisch geen sprake meer kan zijn van ware geschiedenis in welke letterkundige vorm dan ook, maar van pure, a posteriori ontstane verdichtsels, voortgekomen uit een religieus gemoed en met het enigste doel het geloof te sterken. En dan lijkt trouwens de godsdienstige oorsprong van die themata nog al té a prioristisch en té absoluut vooropgesteld om als zodanig aanvaard te worden. Dus naast de ontegenzeggelijk grote verdiensten van dit diepgaande werk, moeten de methode en de conclusies met een voorzichtig voorbehoud beschouwd worden.
F.R.
| |
J. Steinmann, Daniel. Paris, Edit. du Cerf, 1950, 19 × 12 cm., 181 pg. 220 fr.
Met een vlotte pen, die wij reeds uit voorafgaande soortgelijke werken kennen, geeft schr. hier in korte en kernachtige schetsen een zeer modern en vooruitstrevend commentaar op een profeet, die nog niet geheel is doorgrond en vooral, van wien de z.g. stijlvormen nog geenszins zijn achterhaald, evenmin als het juiste tijdperk waarin de geïnspireerde schrijver geleefd moet hebben. Doch Steinmann beslist met het allergrootste gemak en met een zekerheid die geen twijfel schijnt over te laten, zo men tenminste niet heter wist.
Het boek ‘Daniel’ zou dan geschreven zijn in de tijd van Judas de Makkabeeër en bedoeld als een diepere, bovennatuurlijke uitleg in de destijds bekende apocalyptische stijlvorm, van de historische gebeurtenissen dier tijden. Daartussendoor worden nog de meest geavanceerde meningen gelanceerd over andere geïnspireerde boeken; hetgeen wel op een uitgebreide kennis wijst, maar toch, naar onze bescheiden mening, niet op zijn plaats is in een boekje dat niet voor vakgeleerden, doch slechts voor meer algemeen ontwikkelden is bedoeld. Doch afgezien daarvan heeft dit commentaar zijn ware verdiensten; de tekst wordt helder en klaar voorgehouden en uitgelegd op een manier die de moderne lezer aangenaam zal vinden.
F.R.
| |
A. Gelin, Les idees maitresses de l'ancien testament. Paris, Edit. du Cerf, 1950. 23 × 14 cm. 87 pg. 150 fr.
Een werk dat jammer genoeg wel wat al te beknopt is voor de rijkdom van het onderwerp; hetgeen ons doet hopen dat schr. het nog eens ter hand zal nemen en uitbreiden, dan zal het waarlijk het doel bereiken van de collectie waarin het is uitgegeven: ‘Lectio divina’. Zoals het nu is geeft het ons waardevolle aanwijzingen voor een beter begrip van de grote thema's van het Oude Verbond: de openbaring van God; het plan van God met het mensdom; de persoonlijke verlossing.
E.M.
| |
O. Procksch, Theologie des Alten Testaments, Gütersloh, Bertelsmann. 1950, VII - 797 blz., 16 × 23 cm., DM. 26.
De uiteindelijke redactie van het levenswerk van Otto Procksch is tijdens den tweeden wereldoorleg tot stand gekomen, in voor den schrijver uiterst moeilijke omstandigheden daar hij slechts zijn persoonlijke bibliotheek ter beschikking had. Dit verklaart veel leemten in de bibliographie waarvoor de uitgever zich in het voorwoord verontschuldigt: de schrijver zelf immers heeft het verschijnen van zijn boek niet meer mogen beleven. Het werk bestaat uit een uitvoerige inleiding en twee hoofddelen: de ‘geschiedeniswereld’ en de ‘gedachtenwereld’, een historische en een systematische schets van de theologie van het Oude Testament. Aangezien het Nieuwe Testament buiten den eigenlijken opzet valt, komt de controverse van de Reformatie tegen de Kerk niet uitdrukkelijk ter sprake, en zo kan de katholieke lezer zich dan ook veelal met de zienswijze van zijn auteur verenigen. Dat behoedzaamheid steeds geboden blijft bewijzen evenwel zinnen als b.v. de volgende: ‘Het mensenhart, ook wanneer het de verzoening ontvangt, blijft slecht van jongsafaan. Erfschuld en erfzonde zijn in deze uitspraak Gods (Gen. 8, 21) duidelijk betekend’. (496) ‘De heiligheid bezit nog een zeker natuurlijk karakter; de betreffende mensen, voor- | |
| |
werpen, toestanden zijn als met een electrische kracht geladen gedacht, waarvan de aanraking gevaarlijk, ja dodelijk kan werken. Men kan hier spreken van een overblijfsel van magische voorstellingen, zoals die in het katholicisme nog aanwezig, maar in het protestantisme principieel uitgesloten zijn’. Het boek valt dus wel onder punt 4 van canon 1399.
H.D.
| |
H. Karpp, Probleme altchristlicher Anthropologie, biblische Anthropologie und philosophische Psychologie bei den Kirchenvätern des dritten Jahrhunderts, Gütersloh, Bertelsmann, 1950, 254 blz. 16 × 24 cm., DM. 16.
Een boek over de ‘psychologie’ der derde eeuw van onze jaartelling, zegt de ondertitel. Maar het woord psychologie heeft hier zijn oorspronkelijke betekenis van zielkunde in den meest strikten zin behouden en beduidt dus de wetenschap die het wezen der ziel beschouwt. Over haar werkingen wordt in dit boek niet gesproken, maar lang en breed wordt over haar ontstaan uitgeweid. Want de derde eeuw kende drie systemen over dat moeilijk probleem: het traducianisme van Tertullianus, het preexistentialisme van Origenes, en het creationisme van Clemens van Alexandrië. Deze laatste theorie alleen is deugdelijk gebleken en is later door de Kerk in haar leer geïntegreerd, iets wat den schrijver als niet katholiek uiteraard geen belang kon inboezemen. Voor de geschiedenis van dit onderdeel der theologie is het werk een kostbare aanwinst.
H.D.
| |
Jaarboek 1950 van het Werkgenootschap van katholieke theologen in Nederland, Hilversum, Gooi & Sticht, 1950, 254 blz., 16 × 24 cm., f 6,90.
Het derde Jaarboek van het Werkgenootschap van Katholieke Theologen in Nederland bedraagt 50 blz. meer dan het tweede en 65 meer dan het eerste, een embleem van den gestadigen bloei der vereniging. De tien voordrachten, waarvan ook de discussie gepubliceerd is, geven een grote verscheidenheid van onderwerpen te zien en raken de meeste voorname onderdelen der theologie, zowel der dogmatiek als der moraal. Voor het eerst is ook een ledenlijst van het Werkgenootschap opgenomen.
H.D.
| |
Karl Rahner S.J., Das ‘neue’ Dogma, Zur Definition der Himmelfahrt der hl. Jungfrau und Gottesmutter, Wien, Herder, 1951, 39 blz., 12 × 18 cm.
Het tijdschrift Wort und Wahrheit heeft kort na de dogmaverklaring der Hemelvaart van Maria (waarom zouden ook wij niet van Hemelvaart mogen spreken zoals de Duitsers en de Belgen?) een artikel van P. Rahner gepubliceerd, dat nu in brochurevorm verschijnt. Het ‘nieuwe’ dogma wordt gezien in het licht van een veldwinnende exegese van Matth. 27, 52-53. De verrijzenis des vleeses die one geloof en onze hoop verwachten, is reeds een voldongen feit niet slechts in Christus zelf, maar in enige uitverkoren rechtvaardigen van Jeruzalem, die met Hem mochten verrijzen en bij wier aantal de H. Maagd zich na het einde van haar leven gevoegd heeft. Wij hebben het betoog steeds met belangstelling, soms met aarzelende instemming gelezen.
H.D.
| |
M.H. Lavocat O.P., l'Esprit d'amour, essai de synthèse de la doctrine catholique sur le St. Esprit. 1e dl. L'activité du St. Esprit. Paris, Libr. St. Dominique 222 faubourg St. Honore, 1950, 23 × 14 cm., 358 blz., 600 fr.
Er wordt voorzeker een dienst bewezen aan de Kerk, ook nog en vooral in onze eeuw, wanneer de christengelovigen, begerig naar een diepere kennis omtrent de verborgen Bronader van hun inwendig leven, worden voorgelicht aan de hand van de hechte en ruime beginselen der thomistische spiritualiteit. Van deze waarlijk katholieke beginselen, voornamelijk betreffende de Gaven en de Zaligheden, geeft P. Lavocat een uitvoerige en intelligente uiteenzetting, op de warme en onderhoudende toon van een geestelijk conferencier, die blijk geeft zijn mensen te kennen. Wij moeten het intussen betreuren, dat de schr., die toch een samenvatting heeft willen geven van de algehele leer over de werking van den H. Geest - het tweede deel zal over de Persoon zelve handelen - zijn synthese niet op bredere basis heeft opgetrokken. Het inwendig leven van de eenling toch staat op analoge wijze met veel grotere letters geschreven in de gemeenschap. Derhalve is de werking van den H. Geest in Christus' Mystiek Li- | |
| |
chaam, verheven model der individuele zielen, gemakkelijker te onderscheiden. Een toepassing van de thomistische leer aangaande de gemeenschap op het terrein van het inwendig leven zou den modernen eenzamen mens een stap dichter bij het volle leven der christelijke oudheid gebracht hebben.
F.H.
| |
B. Altaner, Patrologie; Leben, Schriften und Lehre der Kirchenväter. Freiburg, Herder, 1950, 23 × 14,5 cm., XX - 492 blz., DM. 16.-.
Dit handboek waarvan de eerste druk in 1938 verscheen en dat reeds in verschillende talen is vertaald, behoeft eigenlijk geen aanbeveling meer. De tweede druk is wat de indeling van het werk betreft geheel gelijk aan de eerste. De tekst is grondig nagezien en in overeenstemming gebracht met de huidige stand der patristische wetenschap: zo zijn er ontelbare kleine wijzigingen aangebracht, een aantal notities zijn geheel opnieuw geschreven; dertien oud-christelijke schrijvers zijn nu voor het eerst opgenomen; vooral de bibliografie, die niet weinig bijdraagt om dit handboek tot een onmisbaar naslagwerk te maken, is met meer dan 2500 verwijzingen uitgebreid en bijgewerkt tot 1949. Dit alles betekent een enorme prestatie, vooral als men bedenkt dat schr. tijdens de oorlog zijn kostbare bibliotheek heeft verloren en in zeer moeilijke omstandigheden heeft moeten werken. Men kan zeggen dat het gehele werk de sporen draagt van een persoonlijk critisch oordeel en tevens van een wijze gereserveerdheid tegenover nieuwe nog onvoldoend vaststaande stellingen. Zodoende is het een veilige gids die wij in handen wensen van ieder, die belang stelt in de oud-christelijke litteratuur.
J.M.
| |
H.G. Meecham, The epistle to diognetus, the greek text with introduction, translation and notes. Manchester University Press, 1949, 22 × 14 cm., XII - 165 blz., 18 sh.
Deze uitgave van de Brief aan Dognetus is door de geleerden zeer gunstig ontvangen. Meecham brengt ons geen nieuwe opzienbarende ontdekking over dit kort maar heel belangrijk apologetisch tractaat, maar steunend op een critische studie van de griekse tekst, onderwerpt hij het aan een grondig onderzoek en levert hij ons een diepgaand commentaar op wat anderen erover geschreven hebben. De aard en het doel van de geschriften der Apologeten in het algemeen en van deze Brief aan Diognetus in het bijzonder worden eerst bestudeerd, om dan over te gaan tot de studie van plan, vorm, woordkeus, grammatica en stijl van het geschrift: dat voert tot het brandende vraagstuk over den schrijver en over de datum waarop het geschrift is ontstaan. Schr. geeft ons daarover geen nieuwe persoonlijke opvatting, maar hij biedt ons een heldere samenvatting van alle theorieën welke de laatste jaren daarover geformuleerd zijn. Dan gaat hij de leer van de brief na, om daarbij aansluitend het verband ervan te onderzoeken met het Oude en het Nieuwe Testament en met de Apologeten. Het tweede gedeelte bevat de griekse tekst met vertalig in het Engels en een groot aantal aantekeningen, die op zichzelf al talrijke interessante gegevens bevatten over stijl en philologie. Dan volgen een vijftal Additional Notes waarvan de laatste gewijd is aan de onlangs door Dom P. Andriessen naar voren gebrachte theorie. De brief aan Diogneet zou nl. hetzelfde werk zijn als de verloren gewaande Apologie van Quadratus aan keizer Hadrianus van het begin der 2e eeuw. Wij hebben de indruk dat, zoals vele geleerden die deze kwestie bestudeerd hebben, Meecham de argumenten van Dom Andriessen wel heel sterk vindt en dat hij - in petto - er wel veel voor voelt die thesis aan te nemen; maar dat, noch hij noch de anderen de eerste durft zijn om dit te doen.
E.M.
| |
E. Evans, Tertullian's treatrise against praxeas; text introduction, translation & commentary. London, S.P.C.K. 1948, 22 × 14 cm., VIII - 342 blz., geb. 21 sh.
Dit werkje van Tertullianus bevat de oudste ons bekende verhandeling over de H. Drieëenheid, en hoewel het dateert uit de montanistische tijd van den schrijver en een strijdschrift is tegen het monarchianisme, mogen wij toch aannemen dat de leer en zelfs grotendeels de uitdrukkingswijze van Tertullianus hier de officiële leer der Afrikaanse Kerk weergeeft. Voor de vaststelling van de tekst houdt E.
| |
| |
zich zoveel mogelijk aan de voornaamste handschriften, waardoor zijn uitgave een aanmerkelijke vooruitgang betekent vergeleken bij die van Kroymann in het Corpus van Weenen. Ofschoon er reeds een zeer goede vertaling in het Engels bestond van de hand van Souter, heeft de bewerker zijn tekst vergezeld doen gaan van een geheel nieuwe vertaling, die, in plaats van onder of tegenover de tekst geplaatst te zijn, deze in zijn geheel volgt, hetgeen wel een groot bezwaar is voor den lezer. Maar het grote belang van deze uitgave ligt meer in de inleiding en het uitgebreid commentaar. Na een kort overzicht van het leven van Tert. en diens geschriften, biedt de inleiding een uiteenzetting van dc monarchiaanse controverse, d.i. de strijd rond de ‘monarchia’ of eenheid van God. Daarna handelt zij over Tertullianus' verhandeling Tegen Praxeas, de plaats die deze inneemt in de controverse, de invloed die zij op volgende schrijvers als Hippolytus, Novatianus e.a. heeft gehad, als ook over hetgeen Tert. aan zijn voorgangers, de apologeten en Irenaeus dankt, en tenslotte over het montanisme. Bijzondere vermelding verdient de paragraaf over de theologische terminologie, waar wij de juiste betekenis vinden aangegeven van woorden als substantia, persona, status, species. Ook het commentaar is rijk aan dergelijke verklaringen. Inleiding en commentaar getuigen dat E. goed thuis is in de christelijke oudheid en hij heeft ons het begrijpen van Tertullianus' Adversum Praxeam zeer vergemakkelijkt. Toch had hij er nog meer licht op kunnen werpen indien hij nog dieper in de bronnen was doorgedrongen en met name de Joodse apologeten van Alexandrië had onderzocht, door wie wij juist het eerst de term monarchia vinden gebruikt. Daarom doet men goed het werk van Th. Verhoeven: ‘Studiën over Tertullianus' Adversus Praxeam’, Amsterdam, 1948, en diens artikel ‘Monarchia dans Tertullien’ (Vigiliae christ. V, p.
43-48) te raadplegen.
J.M.
| |
A. Zumkeller, O.E.S.A., Das mönchtum des Hl. Augustinus, Wurzburg, Augustinus Verlag, 1950, 22 × 15 cm., 387 blz.
St. Augustinus is ons vooral bekend als bisschop en kerkleraar, minder als monnik. En toch vereren vele religieuze genootschappen hem als hun vader en leven zij van zijn geest. Wij noemen slechts naast de Augustijnen, de Dominicanen, de Norbertijnen, de Kruisheren en de Assumptionisten, om ons tot enkele mannelijke genootschappen te beperken. De schr. van dit werk kan daarom ons beeld van St. Augustinus volledigen. Het boek is in drie delen gesplitst: het eerste deel behandelt de historische groei van Augustinus' monniksideaal, het tweede schetst ons het geestelijk beeld van dit ideaal in zijn voornaamste trekken, deugden en uitingen, terwijl het derde deel in een vertaling niet inleiding de voornaamste passages uit de werken van St. Augustinus geeft over de monniken en het kloosterlijke leven. Hier en daar blijkt misschien iets te veel de gerechte verering van schr. voor dezen groten Kerkleraar, zodat hij zijn rechtstreekse invloed op dit gebied wat overschat.
V.T.
| |
St. Gregory the Great, Pastoral Care. Translated and annotated by Henry Davis S.J. (Ancient Christian Writers, Vol. XI) Westminster, Maryland - The Newman Press - 1950, 22 × 14 cm.; 281 blz., $3.00.
Het is een Engelse traditie dit beroemde en voolgelezen tractaat van Paus Gregorius te betitelen met de aanvangswoorden ‘Pastoralis curae’. Algemeen bekend is het onder de naam van Regula pastoralis, zoals Gregorius zelf het noemde in onmiskenbaar monastieke termen. Reeds als benedictiinermonnik ontwierp hij het plan van dit ware meesterwerk over de zielzorg, ‘de kunst der kunsten’, en stelde hij het grotendeels op schrift. Kort nadat hij Paus geworden was zond hij het als verdedigingschrift naar Aartsbisschop Johannes van Ravenna, die hem zijn aarzeling verweet in het aanvaarden van zijn hoge uitverkiezing. Deze ‘regel’ voor de seculiere geestelijkheid genoot een ongewoon groot aanzien en heeft ook voor onze tijd haar volle waarde behouden. De oudste Engelse vertaling dateert uit de 9e eeuw en was door koning Alfred de Grote in het licht gegeven. De naam van Pater H. Davis S.J. als moraaltheoloog waarborgt de juiste weergave van Gregorius' gedachte in deze nieuwe vertaling. De annotatie beperkt zich veelal tot het aan- | |
| |
geven van Bijbelplaatsen en zou daarom aan de voet van de bladzijden of in de tekst practischer worden aangegeven. De gebondenheid aan formaat en indeling van serieuitgaven als deze stelt echter paal en perk aan onze eisen. De uitgave, zoals zij ons geboden wordt door The Catholic University of America, is niettemin zeer fraai.
G.v.N.
| |
D. Gorce, Newman et les pères. Bruges, Beyaart, 1947 2e éd., 20 × 13 cm., 112 blz., 48 fr.
Dr. Gorce, die even vurig bewonderaar als goed kenner van de Vaders is, geeft hier de invloed weer welke de Kerkvaders op Newman uitoefenden. Het is door hun geschriften dat hij tot de Kerk gekomen is, en dit proces wordt dan ook in de vier delen van dit leerzaam en enthousiaste boekje beschreven. Dr. Gorce doet ons Newman beter kennen en leert ons tegelijkertijd hoe nuttig het is voor het geestelijk leven de Kerkvaders te lezen.
E.M.
| |
E. Albertini, l'Afrique Romaine; E. Marec, Hippone, antique hippo regius; L. Leschi, Djemila, antique Cuicul: id., Tipasa de maurêtanie. Algiers, Direction de l'Intérieur et des Beaux Arts du Gouvernement Général de L'Algérie. 24 × 16 cm., 112, 72, 48, 54 blz. geill.
Door de Franse directie van Schone Kunsten in Algiers zijn onlangs deze vier mooie boekjes uitgegeven met de bedoeling de rijkdom van Algiers aan archeologische schatten en merkwaardigheden te doen kennen. Wij vinden er een korte geschiedenis van de plaats en een beschrijving van hetgeen men er gevonden heeft. Alles duidelijker gemaakt door talrijke en prachtige foto's en kaarten. Voor de geschiedenis van de eerste eeuwen van het Christendom en voor de liefhebber van antieke kunst zijn het zeer interessante werkjes.
E.M.
| |
L. Halphen. Introduction à l'Histoire. Paris, Presses Universitaires de France, 1948, 19 × 14 cm., 89 blz., 120 fr.
Schrijver die wel bekend is door zijn talrijke en gewaardeerde werken over geschiedenis geeft ons hier als het ware een verdediging van de geschiedenis als wetenschap. Bij vele zo genaamd up-to-date mensen is er alleen maar misprijzen voor een wetenschap die steeds maar in het verleden kijkt. Hier hebben wij in enige korte hoofdstukken, boordevol van leven, de waarde van de Geschiedenis, niet alleen als wetenschap-van-het-gebeurde, maar ook als richtlijn voor de toekomst. Een boekje dat veel interessante ideeën bevat.
E.M.
| |
Fliche et Martin, Histoire de L'Eglise, dl. XVI: La crise religieuse du XVIe S. Paris, Bloud et Gay 1950, 25 × 16,5 cm., 461 blz., 960 fr.
In dit XVIe deel van de ‘Histoire de L'Eglise’ van Aug. Fliche behandelen 3 specialisten achtereenvolgens het Lutheranisme, het Calvinisme en het Anglicanisme. Allen volgen daarbij ongeveer hetzelfde schema: de ontwikkeling der ketterse of schismatieke ideeën bij de stichters, de uiteenzetting van hun leer en de veranderingen die zij heeft ondergaan en tenslotte de verbreiding ervan in het land van oorsprong en daarbuiten. Pater de Moreau beschrijft de kloosterroeping van den jongen Maarten Luther als een zeer normale en volstrekt niet voortgekomen uit het onweer-accident en de plotselinge dood van een vriend, maar daar hoogstens door bespoedigd. Overigens verloopt ook zijn kloosterleven normaal, althans tot aan zijn priesterwijding. Van dan af gaan gewetens- en doodsangsten, die den jongen man van de beginne af gepijnigd hebben, hem zo overheersen, dat hij practisch in handen van den duivel komt en in zijn verschrikkelijke ketterij vervalt. Calvijn maakte reeds als jong student in de jaren 1523-28 te Parijs kennis met de hervormingsstromingen die o.a. van uit Duitsland ook in Frankrijk waren doorgedrongen, van dat ogenblik maakt ook deze ketter een ontwikkeling door, geen hartstochtelijke zoals die van L. maar eerder een ijzige, welke Pierre Jourda ons met een meesterlijke helderheid navertelt. De verspreiding van het Calvinisme in de Nederlanden wordt behandeld door P. de Moreau. Het derde deel tenslotte schildert ons het ontstaan en het verloop van de afscheuring der Engelse kerk van de Una Sancta. Het is van de hand van Pierre Janelle, die ons zeer duidelijk het verband
| |
| |
toont van deze scheuring met hetgeen aan ketterijen en godsdienstige afwijkingen in Engeland had plaats gehad in het begin der XVIe eeuw. De taaie strijd der Katholieken, de actie van Kardinaal Pole, de invloed van de op de buitenlandse seminaries opgeleide kath. geestelijken, van hoe grote waarde ook, bleek niet opgewassen tegen de druk der vervolging, waarvoor tenslotte het gehele land zwichtte. Alleen Ierland is ondanks de eeuwenlange pogingen van Engeland om er het schisma in te voeren, aan het oude geloof trouw gebleven, dank zij een haast bovenmenselijke strijd zoals Janelle laat zien.
W.V.
| |
A. Boulenger, Histoire général de L'Eglise. Les Temps Modernes XIXe-XXe S. 2 dln. (1814-1870; 1870-1950). Lyon, Vitte, 1947-1950, 24,5 × 17 cm., samen 1250 blz., 2000 fr.
Met deze twee delen bereikt de grote Kerkgeschiedenis van abbé Boulenger op gelukkige wijze haar voltooiing; het gehele werk telt 12 boekdelen. De in geschiedenis gespecialiseerde kritiek heeft dit werk terecht geprezen; de grootste tekortkoming welke gesignaleerd werd was dat er geen verhouding bestaat tussen de uitgebreide geschiedenis van de Kerk in Frankrijk en de meestal te beknopte geschiedenis van de Kerk daarbuiten. Er zijn weinige algemene geschiedenisseen van Franse schrijvers die dit verwijt niet verdienen! Deze twee delen hebben dan ook werkelijk een heel grote waarde voor de geschiedenis van de Kerk in Frankrijk. Zelden vindt men voor de moderne tijden een zo gedetailleerde en gedocumenteerde geschiedenis. Zij is ook heel levendig geschreven en heeft niets van een droog neutraal-objectief overzicht van de gebeurtenissen. Soms laat schr. zijn persoonlijke gevoelens zelfs al te goed uitkomen. Voor wat de andere landen betreft is het zoals gezegd in verhouding wel wat te beknopt; wanneer het over de innerlijke geschiedenis van de Kerk gaat, ketterijen en dogma's, kath. litteratuur, clerus en cultus enz. wordt schr. weer wat gedetailleerder en geeft ons dan een paar heel interessante hoofdstukken. Een werk dat voor dát tijdperk tot nu toe enig is omdat het zo in bijzonderheden treedt en omdat het ons de geschiedenis geeft tot de allerlaatste tijden.
E.M.
| |
Mgr. C. Lagier, L'Orient chrétien. dl. 1-2 Paris. Bureau de l'Oeuvre d'Orient, 20 rue du Regard 1935-50, 23 × 14 cm., XXV-472, XII-609 blz. krtn.
Dit werk dat 3 delen zal omvatten is door een kenner geschreven die steunt op de beste van de nieuwere studies over het Oosten. Het eerste deel gaat van de Apostelen (33) tot aan Photius (850) en doet ons kennismaken met de zo talrijke kerkelijke schrijvers van die vruchtbare eeuwen, door hun persoonlijkheid en geschriften terug te plaatsen in hun milieu, hetgeen steeds van het grootste belang is om ze goed te begrijpen en te waarderen. De ketterijen die het Oosten beginnen los te scheuren zijn er ook zorgvuldig in bestudeerd. Het 2e deel gaat van Photius tot aan het latijnse keizerrijk van Constantinopel (1204). Het is een zeer belangrijk deel van de kerkgeschiedenis dat hier wordt behandeld, een tijdperk waarvan wij Westerlingen in het algemeen bitter weinig weten. Zelden is het gegeven een zò diepgaande en ernstige studie te vinden die op een zò levendige wijze is voorgesteld. Schr. weet dat het dikwijls heel moeilijk is zich een juist en onpartijdig oordeel te vormen, wanneer het het Oosterse schisma betreft; het lijkt ons dat hij erin geslaagd is steeds objectief te blijven. Dat betekent niet dat iedereen met alles accoord behoeft te gaan, maar wel dat wij hier een werk hebben dat zeer nuttig is en het lezen overwaard.
E.M.
| |
Fichtenau, Das Karolingische Imperium, Soziale und geistige Problematik eines Groszreiches. Zürich, Fretz & Wasmuth Verlag AG., 1949, 22 × 15 cm., 336 blz., 17 Fr.
Lange tijd heeft men het rijk van Karel den Grote als een ideaal beschouwd en de persoon van den grote Keizer is tot een legendarische figuur geworden. In tegenstelling met deze traditionele opvatting heeft schr. zich tot taak gesteld juist de schaduwzijden van Karel en zijn rijk te belichten, niet om hem neer te halen, maar om zodoende een juister beeld van hem te geven. Zijn gehele betoog berust op een persoonlijke en diepgaande studie der bronnen. In samenwerking met de Kerk heeft Karel getracht in West Europa een geestelijke en politieke eenheid te scheppen, maar na een kortstondig succes is de grootse opzet op een mislukking uitge- | |
| |
lopen. Daarvoor zijn zeker ook uitwendige oorzaken aan te wijzen, maar F. toont aan dat het veeleer te wijten is aan de persoonlijke tekortkomingen van den keizer en van de rijksgroten. Lang voordat het rijk uiteen viel droeg het de kiem van de ontbinding in zich; alleen een krachtige persoonlijkheid als Karel kon de tegenstrijdige elementen, de nauwelijks gekerstende Germaanse stammen bijeenhouden. Maar al is het rijk vrij spoedig uiteengevallen, toch heeft het werk van Karel den Grote een blijvende waarde voor West-Europa gehad, doordat, zoals schr. zegt, de mensen nooit meer het besef van hun gemeenschappelijke taak totaal verloren hebben.
J.M.
| |
R.E. Sherwood, Le Mémorial de Roosevelt d'après les papiers de Harry Hopkins. T. II Roosevelt chef de guerre Paris, Plon, 1950. 23 × 14,5 cm., 505 blz. 600 fr.
Hetgeen wij over het 1e deel van dit werk in onze bijlage van Juni ll. zeiden, geldt ook voor dit deel. Het is een leerrijke geschiedenis, vrij taai en droog, maar vol interessante gegevens. Men komt er dikwijls voor grote verrassingen te staan en niet altijd van een aangenaam karakter! Dit tweede deel begint na Pearl Harbour (7-XII-41); de toestand in het Oosten is verre van rooskleurig: men vreest dat de Japanners langs Indië (Ghandi heeft besloten geen weerstand te bieden) hun vereniging met de Duitsers zullen verwezenlijken; de Russen trekken steeds maar verder achteruit en in die omstandigheden stelt Amerika voor, een landing op de Franse en Belgische kusten voor te bereiden voor 1943. Churchill voelt heel weinig voor zulk een plan en zal tot op het laatste ogenblik proberen het te doen veranderen en de beslissing te doen zoeken in de Middelandse Zee. Men vraagt zich nu af hoe het wel mogelijk geweest is dat in het begin 1943 Churchill en Roosevelt het mogelijk achtten dat Duitsland eensklaps ineen zou storten, zelfs vóór dat de gealliëerden op het vasteland zouden zijn. Aangaande Rusland lijkt het wel dat zij zich lelijk vergist hebben... en dat heeft nu heel wat noodlottige gevolgen! Een interessant boek, dat ons geen al te optimistisch idee geeft van de Amerikaanse diplomatieke vaardigheid.
E.M.
| |
F. Barbey, La Belgique d'Albert I et de Léopold III. Paris, Perrin, 1950. 19 × 12 cm., 279 blz. 375 fr.
De gezant van Zwitserland te Brussel geeft ons als het ware een overzicht in vogelvlucht van de geschiedenis van België van 1918 tot 1948. Binnenlandse en buitenlandse politiek, economische moeilijkheden en maatregelen, de persoonlijkheid van koning Albert en van koning Leopold. Het is scherp gezien en evenwichtig, vlot geschreven.
E.M.
| |
M. Fouillien & I. Bouhon. Mai 1940. La Bataille de Belgique. Bruxelles, Edition Universelle, 53 rue Royale 25,5 × 19 cm., 244 blz., 140 fr.
Een werk, dat met zijn 76 kaarten, van blijvende waarde zal zijn voor de strategische geschiedenis van de veldtocht in België. Het is door twee Belgische officieren geschreven steunende op zeer talrijke en eerste-hands gegevens welke zij verzameld en gecontroleerd hebben in het kamp van Prezslau, waar het grootste deel der Belgische officieren krijgsgevangen waren. Later heeft men alles nog met de documenten vergeleken. Het is een technische uiteenzetting, bijna van uur tot uur, hetgeen juist de waarde ervan uitmaakt. Zeer leerzaam voor officieren, boeiend zelfs voor diegene die deze veldtocht heeft meegemaakt en die er het antwoord op vele vragen in vindt: een fundamenteel boek voor dit brok geschiedenis, maar moeilijk te verteren voor een leek.
E.M.
| |
J.F. Thomas, La querelle de l'Unigenitus. Paris, Presses Universitaires de France, 1950, 23 × 14,5 cm., 262 blz., 660 fr.
Over dit boek hebben wij ons oordeel reeds gegeven in de aflevering van Sept. - Oct. 1949. Het is de zelfde uitgave, dezelfde druk, alleen omslag, uitgever en titulatuur van schr. zijn veranderd. Dat is niet voldoende om het werk aanbevelenswaardig te maken!
E.M.
| |
Les Saints de tout le monde, par un frère joyeux. Paris, Temps Présent, 1950, 18,5 × 12 cm., 177 blz., geill., 270 fr.
Een héél eigenaardig en zelfs vreemd
| |
| |
boekje. Het geeft ons korte verhaaltjes, 2-3 blz., over 52 heiligen. Het is zeker een reactie tegen de zoetsappige stijl van vele heiligenlevens, maar het is ook meer. Schr. wil ons laten zien dat heilig worden niet iets buitengewoons is in het leven van de heiligen, maar dat het iets heel gewoon was voor hen. Vlot en heel levendig geschreven, in een heel persoonlijke stijl. Een boekje waarover waarschijnlijk veel meningsverschil zal zijn.
F.M.
| |
F. Trochu, Autour du curé d' Ars. Lyon, Vitte, 1950, 21 × 14 cm., 360 blz., 390 fr.
De H. Pastoor van Ars is wel een van de populairste en aantrekkelijkste figuren onder de moderne heiligen. Het leven dat Mgr. Trochu over hem geschreven heeft, heeft er veel toe bijgedragen hem overal te doen kennen. Nu geeft dezelfde schr. enige interessante gegevens omtrent deze grote heiligenfiguur, die hem nog beter doen kennen. Met een paar verhalen over feiten uit het leven van den heilige, vinden wij er ook een 70-tal van zijn brieven welke men teruggevonden heeft; de volledige lijst van zijn boeken en de populaire liederen die, toen hij nog leefde, reeds over hem in omloop waren. Een aardige aanvulling op de reeds in twaalf verschillende talen vertaalde biografie van den H. Pastoor van Ars.
E.M.
| |
A. Combes, Sainte Thérèse de l'enfant Jésus. Paris, Bonne Presse, 1950, 20 × 13 cm., 311 blz.
Abbé Combes, die zich sinds jaren toegelegd heeft op het bestuderen van de H.Th. van Lisieux geeft ons een nieuw boek over de leer van de H. In een reeks voordrachten aan seminaristen heeft hij die leer met zijn bekende ervarenheid uiteen gezet. Zoals in zijn andere werken heeft schr. hier ook een ietwat ‘professorale toon’ en is hij erg critisch aangelegd tegenover hetgeen anderen geschreven hebben over de heilige die hij al te veel als ‘zijn’ heilige beschouwt. Blz. 170-171 maken een vreemde indruk; het is of schr. St. Paulus wilde laten verbeteren door de II. Theresia; alsof haar leer volmaakter was dan die van den Apostel! Hetgeen beslist een onprettigen indruk maakt en gebrek aan fijngevoeligheid verraadt is, dat men op de band zelf van zulk een boek te lezen krijgt: ‘Pourquoi j'ai critiqué van der Meersch...’ Het boek is dan ook vol van weerleggingen van Maxence v.d. Meersch, zowel in de tekst als in de nota's. Niemand twijfelt er meer aan of v.d. M. ‘is er naast’ maar is het wel nodig en christelijk er zó op te blijven hameren. Dit alles vermindert natuurlijk geheel niet de waarde van het boek op zichzelf, het zijn alleen hinderlijke bijkomstigheden.
E.M.
| |
I. Szalay O.S.B., Le Cardinal Mindszenty. Mission Cathol. Hongroise de Paris, 16 rue Greuze, 1950, 14 × 19 cm., 224 blz., 250 fr. (350 fr. luxe uitg.)
De overste van de Hongaarse Katholieke Missie in Parijs biedt ons hier een leven van Kardinaal Mindzenty aan, waarin hij doet uitkomen hoe innig één deze met zijn volk was, en hoe geliefd, juist omdat hij moedig en standvastig trouw gebleven is. Iedereen kent dit monsterproces van twee jaar geleden, maar velen kennen de grote figuur van Kardinaal M. niet of niet juist, want - het moet wel gezegd worden - er is veel geschreven en gesproken om de figuur van den Kardinaal in een vals licht te plaatsen, en in hem de Kerk te treffen.
In deze levensbeschrijving geeft schr. ons tegelijkertijd een kijk op de verschillende kwesties en aangelegenheden waarin de Kardinaal werd betrokken. Moge dit boek vele lezers vinden: het zal hun de grootheid niet alleen van Kardinaal Mindszenty tonen, maar ook van de Hongaarse Kerk. Mogen zij dan ook den Kardinaal en zijn vervolgde kudde in hun gebeden en offers niet vergeten.
E.M.
| |
Dom Guéranger, Abbé de Solesmes, par un moine bénédictin de la congrégation de France. Paris, Plon, 1950, 7e mille 2 vol., 23 × 14,5 cm., IV-450-459 blz., 950 fr.
Met grote voldoening begroeten wij den herdruk van de magistrale levensbeschrijving van den eersten abt van Solesmes. Het leven van Dom Guéranger is zo nauw verbonden met de kerkelijke geschiedenis van Frankrijk tijdens de vorige eeuw, met de wederopbloei van het benedictijnse leven, met de vernieuwing van de kerkelijke studie en den aanvang der liturgische be- | |
| |
weging, dat deze levensbeschrijving onmisbaar is, wil men een goed inzicht verwerven, zowel in de geschiedenis van de negentiende eeuw, als in het katholieke leven van onze dagen. Bovendien volgen wij hier de ontwikkeling van een rijke persoonlijkheid en leven wij mee met den geestelijke groei van een ziel, die zeer nauw met God verbonden was. De schr. weet een grote liefde voor Dom Guéranger te verbinden met een objectieve voorstelling van zaken, terwijl de stijl en wijze van behandeling de aantrekkelijkheid van het werk verhogen.
V.T.
| |
R. Guardini, Les fins dernières. Paris, Ed. du Cerf, 1950, 16,5 × 13 cm., 174 blz., 210 fr.
Een van de beste boeken van Guardini! Op originele wijze zet hij de katholieke leer over dood, loutering na de dood, verrijzenis, oordeel en eeuwigheid uit een, en zonder het mysterie te elimineren geeft hij ons in plaats van de philosophische onnauwkeurigheden over die onderwerpen, de diepte en de mooi geordende geledingen van de Katholieke leer. Een boekje dat zeker een Nederlandse vertaling waard is, en dat een grote verspreiding verdient.
E.M.
| |
H. Federer, A travers l'ombrie; trad. par M. Grandclaudon, Mulhouse, Salvator, 2 dln., 20 × 13 cm., 240, 220 blz., 720 fr.
De talentvolle Zwitserse schrijver neemt den lezer mee naar het schilderachtige land, waar St. Franciscus leefde en doet hem als het ware persoonlijk kennismaken met het natuurschoon, de bevolking en het verleden van deze streken. Een boeiende reisbeschrijving van het beste soort.
C.P.
| |
Th. Hoeniger, Südtiroler Volksleben in 170 Gemälde und Zeichnungen von Albert Stolz (1875-1947). Innsbruck, Tyrolia, 1951, 25 × 17,5 cm., 104 blz., geb. S. 38.
‘Ein Heimatbuch’ over volksleven en landschap van Zuid Tyrol in de bekende stijl eigen aan dit gewest.
E.M.
G. PIGUET, bisschop van Clermont. Notre Père qui êtes aux cieux. Méditations quotidiennes d'après le temps liturgique. I. De l'Avent à la Pentecôte. Paris, Bonne Presse, 388 blz. 500 fr. |
TIHAMER TOTH, bisschop van Veszprem, Le Christ et la Jeunesse. 5de uitg. Mulhouse, Salvator, 1951. 20 × 13 cm., 254 blz., 270 fr. |
A. MEYER, Notre bonne souffrance, Souvenirs d'un Aumonier d'hopital. Mulhouse, Salvator, 1950. 20 × 13 cm., 212 blz., 240 fr. |
H. HONORE, 5 minutes avec le bonheur 177 blz. 225 fr. Mulhouse, Salvator. |
U. MILLY, Regards sur la vie. 128 blz. 165 fr. Mulhouse, Salvator. |
U. MILLY, Les heures grises, 128 blz. 165 fr. Mulhouse, Salvator. |
|
|