Roeping. Jaargang 27(1950-1951)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 435] [p. 435] Jos Nas Dodengracht Er drijft een kinderhoofdje maanrond in de gracht. Zijn haren zijn door stroom bewogen wieren, die grillig door het donker water slieren; zijn ogen staren hol uit op de nacht. Huizen hangen over hem en vieren gemaskerd feest en hebben de overmacht: er is nu niemand meer om dodenwacht te houden dan krioelend groene wieren. Hij echter drijft zo ongenaakbaar traag op het water van mijn diepste slaap, dat soms - als ik gedichten zit te schrijven - dwars doorheen het donkerste der rijmen de stilte gillend wordt om deze knaap, zich werend tegen 't zinneloos verslijmen. Vorige Volgende