| |
| |
| |
Bijlage van Roeping, No 7-8, Oct.-Nov. 1950
Bibliografie door de Benedictijnen van de St. Paulus Abdij, Oosterhout
Joannes A Sancto Thoma, Cursus Theologicus:
1) | De certitudine principiorum Theologiae, De aucloritate Summi Pontificis (In Primam Partem), XIV-317 blz. |
2) | De donis Spiritus Sancti (In Iam IIae) XIV-383 blz. |
3) | De fide (In IIam IIae), XIX - 358 blz. |
4) | De habitibus (In Iam IIae), XV-375 blz. |
Uitgave van de Universiteit van Laval, verzorgd door A. Mathieu en H. Gagné, 16 × 22 cM. Quebec 1947-1949.
Deze gedeeltelijke uitgave van den Cursus Theologicus van Joannes a St. Thoma is niet bedoeld als een soort concurrerende editie naast die van Solesmes; het is immers een eenvoudige heruitgave van den tekst van Vivès (men weet hoe slecht die is!), met hier en daar een correctie op grond van louter interne critiek. Maar de uitgevers zullen de monniken van Solesmes wel hebben willen stimuleren - en terecht - om wat meer spoed te zetten achter de publicatie van hun meesterlijke en fraaie, haast luxueuse editie. In hun meer bescheiden taak zijn evenwel ook de Canadese uitgevers uitmuntend geslaagd.
H.D.
| |
G.M. Paris, o.p., Synopsis totius Summae Theologiae S. Thomae, 3 vol. 10 × 16 cM., 621 en 547 en 615 blz., Napels, d'Auria, 1950.
De schrijver heeft de ondankbare taak op zich genomen de Summa Theologiae van St. Thomas tot op één vijfde van haar originele afmetingen terug te brengen. De Synopsis bevat evenveel artikelen als de Summa, maar ieder artikel is een geraamte geworden. De stereotiepe indeling is als volgt: de titel zelf geeft de vraagstelling (bij St. Thomas doen de objecties dat); dan volgt onmiddellijk het formele antwoord (affirmative, of negative) met zijn motivering (Ratio est, quia...): en tenslotte één of meer notanda (uit de responsiones van St. Thomas overgenomen). Wij hopen dat deze drie deeltjes lezers zullen vinden: het zou zonde zijn van de zeven levensjaren die de auteur er aan besteed heeft, als onze vrees bewaarheid werd, dat hier tegelijkertijd te veel en te weinig geboden wordt. Te veel, ondanks de beknotting, voor haastige lezers, die nog vlugger in een modern handboek het antwoord op hun vragen zullen vinden; te weinig voor de vereerders van St. Thomas die een dergelijke besnoeiing als litterair iconoclasme van de hand zullen wijzen.
H.D.
| |
R. Garrigou-Lagrange, Dieu, Son Existence et sa Nature, 11de ed., 15 × 23 cM., 342 blz., Paris (Beauchesne) 1950.
De elfde (anastatische) uitgave van een reeds klassiek geworden werk, dat als zodanig dan ook geen aanbeveling meer behoeft. Het dee! dat wij ter bespreking ontvingen eindigt zonder bladwijzer, met ‘Achevé d'imprimer....’ juist midden in het boek. Hopenlijk zal de tweede helft spoedig volgen. Men wachte dus met het inbinden.
H.D.
| |
De hominis creatione atque elevatione et de peccato originali. Excerpta ex ‘Gregoriam’ vol. XXIX, 3-4, anno XXIX, Romae 1948, 15 × 22, 216 p.
De oorsprong van den mens is een kruispunt van allerlei wetenschappen, zoals de exegese, de theologie, de philosophie, de biologie en de paleontologie, en meer dan ooit zijn sinds enige jaren alle met dat vraagstuk samenhangende problemen in een nieuwe actualiteit getreden. Niet slechts de onderzoekingen der experimentele wetenschappen hebben daartoe aanleiding gegeven, maar misschien nog meer een zekere, in vele mi- | |
| |
lieus waarneembare streving naar vernieuwing der theologie door het verbreken der klassieke kaders en het overboord werpen van veel ‘ballast’, zo meende men, der scholastieke theologie. Het was dan ook een gelukkige gedachte van den hogen senaat der Gregoriana te Rome, toen zij besloot de theologische week voor Italiaanse professoren, die van 20 tot 25 September 1948 in deze Universiteit gehouden zou worden, aan de studie van den oorsprong van den mens te wijden. De voornaamste toen gehouden voordrachten werden kort daarna in een dubbele aflevering van Gregorianum, het tijdschrift der Universiteit, gepubliceerd, en dat omvangrijke nummer is nu opnieuw, zonder de aan het onderwerp vreemde bijdragen, onder den hier boven vermelden titel in het licht gegeven. P. Marcozzi S.J. spreekt over de problemen van polygenisme en anthropologisch evolutionisme, van zuiver natuurkundig standpunt uit bezien, en hij komt tot de conclusie, dat er voor het polygenisme geen enkele positieve aanwijzing te vinden is, terwijl daarentegen het evolutionisme, als hypothese, niet onwaarschijnlijk lijkt. M. Flick S.J. bespreekt dan het evolutionisme philosophisch en theologisch, en hij laat den lezer zien, onder welke voorwaarden die niet onwaarschijnlijke hypothese voor het geloof aanvaardbaar is. H. Lennerz S.J. betoogt tenslotte, dat het polygenisme als indirecte ontkenning van het dogma der erfzonde voor den gelovigen mens onaanvaardbaar is. Volgen nog enige belangrijke bijdragen over de verhoudingen tussen de natuur en het bovennatuurlijk leven,
maar de plaatsruimte staat ons niet toe daar nader op in te gaan. Iedere theologische bibliotheek die Gregorianum niet ontvangt, moet dit boek aanschaffen.
H.D.
| |
Dr. H. Terrier. Le Transformisme et la Pensée catholique. Paris, Edit, du Cèdre, 1950, 18,5 × 12 cM., 240 blz. 300 fr.
G. Salet et l. lafont. L'Evolution régressive. Paris, Edit. Franciscaines, 1943. 22,5 × 14 cM., VI-312 blz. 300 fr.
Dat niet iedereen aanhanger is van het evolutionisme kan blijken uit deze twee werken; het schijnt zelfs dat vele geleerden eigenlijk de evolutieleer niet meer kunnen aanvaarden, maar bij gebrek aan een andere hypothese zich voor de ‘gewone’ mensen als evolutionist uitgeven. Het eerste boekje is een populaire critiek op de evolutieleer aangaande de mens, het transformisme in zijn verschillende vormen: het steunt vooral op de critiek van het transformisme door Vialleton. In zijn soort is het een goed boek, voor de eerste informatie zeer geschikt, maar zonder wetenschappelijke pretentie.
Het boek van Salet en Lafont heeft die pretentie wel; de Schr. bouwen een geheel eigen theorie op volgens welke niet enkel de mens maar ook de dieren en zelfs de planten oorspronkelijk in den staat van onsterfelijkheid geschapen waren; de erfzonde zou de kiemen van het bederf in die gouden tijd gebracht hebben en sindsdien zou het bederf en de dood gestadig toenemen waarschijnlijk tot aan de ondergang van de wereld wanneer deze zich niet tot Christus bekeert. De Schr. trachten hun hypothese zelfs theologisch te staven. Wanneer alles niet zo serieus behandeld was, zou men kunnen denken aan een grap. De verwarring der geesten waarvan zo'n boek blijk geeft, is wel een teken van den tijd. In een aanhangsel geven Mgr. Gaudel en de E.P. Le Floch met veel diplomatie en onder veel lof, uiting aan hun twijfel, hetgeen al evenzeer een teken van den tijd is. Waarschijnlijk luistert en spreekt men vaak aldus in de wetenschappelijijke wereld. Overigens bevat het boek veel wetenswaardigs en is volkomen rechtzinnig.
V.T.
| |
Ed. T. Regatillo S.J. Jus sacramentarium Ed. 2a Santander, Sal Terrae, 1949, 26 × 18 cM., XII-957 blz. 92 pesetas.
In een lijvig boekdeel behandelt deze bekende Spaanse canonist de sacramenten en sacramentaliën. Het werk is in canoniek opzicht zeer doorwrocht, vol van practische wenken, zodat het voor den zielzorger, die iets moet opzoeken of een kwestie kort en toch grondig behandeld wil zien, goede diensten zal bewijzen. Toch is het niet te hopen, dat dergelijke boeken gebruikt worden als handboek op seminaria of als inleiding tot de sacramentenleer. De dogmatische en geestelijke rijkdommen der sacramenten worden er beslist onvoldoende in belicht. In de
| |
| |
korte nota's van dogmatische aard, is de schr., zoals de meeste canonisten, een eclecticus; de sententie die het gemakkelijkst overeen te brengen is met de canonieke opvatting geniet de voorkeur. De Appendices over de tijdberekening midden in het boek, tussen het H. Oliesel en het H. Priesterschap, zullen nog wel een spoor zijn van een vroegere uitgave in twee delen. De uitgave is goed verzorgd.
V.T
| |
P. Gordon. Le sacerdoce à travers les âges. Paris, La Colombe, 1950, 21,5 × 14 cM., 268 blz., 650 fr.
P.G. kent noch religie, noch metaphysiek, hij is materialist. Aan deze wereld van tijd en ruimte correspondeert een andere stoffelijke wereld van louter energie, waarop het verstand vat heeft. De mens, die eerst supermens was, is van deze ultraphysieke wereld in de zinnelijke wereld gevallen, en door het feit zelf priester geworden; de priesterlijke functies bestaan n.l. in het weer binnen voeren in de wereld der energie. Het Priesterschap van het Nieuwe Verbond wordt derhalve aldus geïnterpreteerd: ‘In de christelijke opvatting is de dood van den Nazarener, - op een berg! - een kosmisch offer, want het organisme van den vleesgeworden supermens was identiek met de uitstralende aardse energie, - zoals het feit van de Gedaanteverandering bewijst -. De opslorping van het maya in het vuur is dus al geschied. De slachtoffering van het physieke lichaam van Christus heeft het onderliggende eeuwige dynamisme doen opduiken. De supermens was in dit geval de hogepriester der mensheid, hij aan wien alle priesters, van het begin der phenomenale kosmos tot haar einde, hun priesterlijke macht ontlenen. Hij was tevens het slachtoffer, dat vrijwillig van de physieke wereld in de energetische wereld der onsterfelijkheid werd opgedragen. Doordat het lichaam van den supermens uit radiërende materie bestaat, omvat het alle phenomenale slachtoffers en offeranden die maar mogelijk zijn, zodat zij alle ontoereikend en nutteloos zijn geworden’. Ziedaar de ‘christelijke opvatting’! Zo gaat het ook met al de gebeurtenissen uit het Oude en Nieuwe Testament, met de Sacramenten, de verering van Maria en de Heiligen; met een naieveteit die aan het ongelofelijke grenst. Toch staat het boek vol interessante gegevens; maar het is volstrekt geen lectuur voor het gewone katholieke publiek.
N.B.
| |
A.M. Stickler s.b.d. Historia Juris Canonici: Institutiones Academicae. I. Historia fontium. Turijn, Pont. Athen. Salesianum, Via Caboto. 1950, 22 × 14,5 cM., XVI-468 blz. 4 Doll.
De geschiedenis van het Kerkelijk Recht, hoewel maar al te vaak verwaarloosd, is toch noodzakelijk voor een beter begrip er van. Het is dan ook met vreugde dat men het werk van Schr. begroet, die hier de vruchten van een tienjarig onderwijs aan het publiek prijsgeeft. Het gehele werk zal drie delen beslaan: de geschiedenis van de kerkelijke rechtsbronnen, der kerkelijke rechtswetenschap en der kerkelijke rechtsinstellingen. In het thans uitgekomen eerste deel wordt dan, na een korte maar substantiële inleiding over het belang dezer studie niet alleen voor het recht maar ook voor de theologie en de geschiedenis, het ontstaan beschreven van de bronnen van het kanonieke recht: de collecties vóór het Corpus Juris Canonici zelf; de latere collecties en tenslotte de tegenwoordige Codex, gevolgd door een vijftal aanhangsels betreffende de bronnen van het liturgisch recht, het Concordaatrecht, het Romeins recht en het Germaans recht. Behalve door volledigheid en heldere indeling en groepering munt het werk uit door zijn historische bijzonderheden, welke de verschillende collecties in haar oorspronkelijk kader terugplaatsen, zodat het gevaar van een dorre opsomming grotendeels vermeden is.
G.S.
| |
Eichmann-Mörsdorf. Kirchenrecht. 3. Band: Prozess- und Strafrecht. F. Schöningh, Paderborn, 1950. 23 × 16 cM., 504 blz. 18 DM.
Met dit derde deel is de nieuwe editie, de 6de, van dit bekende handboek volledig. De twee laatste boeken van den Codex worden er in behandeld. Sch. heeft daarin ook de latere verordeningen van den H. Stoel verwerkt, met name die welke betrekking heeft op het diocesaan huwelijksproces, terwijl ook het huwelijks- | |
| |
recht van de Oosterse Kerk in zoverre het reeds gecodificeerd is benut werd om enkele passages van het westerse recht nader te belichten. Opmerkelijk zijn de bladzijden over den grond van het kerkeijk strafrecht en over de kwestie van de toerekenbaarheid bij overtredingen. Het is helaas niet zonder inconvenient dat Schr. getracht heeft de juridische termen zoveel mogelijk te verduitsen: de duidelijkheid wint daar niet bij, vooral niet, wijl de termen het oorspronkelijk niet altoos geheel dekken. Aan dit derde deel zijn ook de indices toegevoegd, welke voor alle drie de delen gelden.
G.S.
| |
V. Heylen. Tractatus de Jure et Justitia. Mechelen, H. Dessain, 1950, 22 × 14 cM., 946 blz.
De 5de druk van dit bekende deel der Theologia Mechliniensis vertoont enige wijzigingen, waarover de Schr. in het voorwoord rekenschap aflegt, en die bewijzen hoezeer hij zich beijvert zijn zo gunstig bekend werk steeds meer te volmaken en op de hoogte van de tijd te doen blijven. Bij het dóór zien staat men verwonderd over den rijken inhoud, de duidelijke uiteenzetting en de overvloedige bibliographieke documentatie. Men vindt er de oplossing van tal van moeilijkheden, ook waar het de meest moderne quaesties betreft helder aangegeven. De beste aanbeveling is de verklaring van Kardinaal van Roey die aan het voorwoord voorafgaat: Quintam hanc tractatus De Jure et Justitia editionem libenter approbamus, ejusque lectionem ac studium enixe commendamus alumnis Seminarii nostri et Diocesis nostrae sacerdotibus.
P.T.
| |
H. Bonesse, o.p., Un seul Chef, ou Jésus-Christ Chef de l' Univers et Tête des Saints, Paris, Gabalda, 1950, 12 × 19 cM., 258 blz. 360 fr.
Een boek gewijd aan het mysterie van Christus als Hoofd van het mensdom en Hoofd der Kerk. Het is eerder een meditatieboek dan een leerstellige verhandeling en juist om dat karakter van zijn werk te behouden, heeft de schrijver zijn beschouwingen niet door lange citaten of door dogmatische digressies willen onderbreken, maar heeft hij deze verzameld in twee aanhangsels, die haast de helft van het boek beslaan. Een van deze aantekeningen heeft ons bijzonder getroffen om zijn juistheid en zijn opportuniteit. Het stukje handelt over de eenheid en de verscheidenheid in de christelijke spiritualiteit, en naar aanleiding daarvan lezen wij een opmerking betreffende de bijzondere openbaringen, die menige vrome ziel ter harte kan nemen. Het christelijk geloof kan in deze geschriften geen voedsel vinden, de theologie refereert er zich niet naar als naar haar bronnen maar, steunend op de apostolische openbaring, oordeelt zij over hun orthodoxie. De schrijver geeft frappante en lezenswaardige voorbeelden van deviaties in deze orde en zijn gezonde critiek kan slechts weldadig zijn.
H.D.
| |
Le Coeur. [Etudes Carmélitaines, XXIX, 1950.] J. Desclée de Brouwer, 14 × 22 cM., 402 blz. geïll.
De Etudes Carmélitaines zijn sinds lange jaren geen tijdschrift meer maar geven jaarlijks een of meer uitgebreide monographieën in het licht, waaraan meestal meerdere schrijvers hun medewerking verlenen. Zo horen wij ditmaal 24 auteurs spreken over ‘het hart’, maar dan ook in al zijn betekenissen en met al zijn toepassingen, van het hart anatomisch, en het hart symbolisch, en het hart theologisch beschouwd, tot het Onbevlekt Hart van Maria en het Allerheiligst Hart van Jesus toe. In deze laatste rubriek schrijft P. Philippe de la Trinité een lezenswaardig artikel onder den titel: Van het Hart van Christus tot den Geest van liefde. Hij vergelijkt daar met elkander wat hij noemt de scotistische H. Hartdevotie, en de thomistische cultus van het H. Hart. De scotisten, bedoeld zijn de bewonderaars van P. Déodat de Basly, kunnen het H. Hart van Jesus slechts beschouwen als het symbool van menselijke liefde, terwijl de thomisten - met Paus Pius XI - er bovendien en vooral de ongeschapen goddelijke liefde in aanbidden. Ons dunkt evenwel dat de schrijver te ver gaat wanneer hij die ongeschapen liefde als ‘notioneel’ beschouwt en haar in alles vereenzelvigt met de liefde waarvan de H. Geest in God de term is; terwijl hij anderszins een te grote concessie aan de scotisten doet door de uitdruk- | |
| |
king ‘het menselijk ik van Jesus-Christus’ als juist en noodzakelijk te aanvaarden. Het boek is keurig uitgegeven en zeer fraai geïllustreerd.
H.D.
| |
P. Loyer. L'autorité et l'obéissance dans les entreprises à la lumière de la Règle de St. Benoit. St-Léger-Vauban Abbaye de La-Pierre-qui-vire, 18 × 12 cM., 40 blz.
Hetgeen St. Benedictus in zijn Regel over het gezag en de gehoorzaamheid zegt, past schr. toe op de relaties tussen werkgever en werknemers. Het is opvallend hoe goed dit gaat. St. Benedictus heeft met zijn scherpe Romeinse geest de juiste verhoudingen gegeven en die blijven hun waarde behouden in alle tijden en in alle milieus.
E.M.
| |
J. Schildenberger O.S.B. Vom Geheimnis des Gotteswortes; Einführung in das Verständnis der Heiligen Schrift. Heidelberg, Kerle, 1950. 23.5 × 16 cM., XVI-531 blz., geb. DM. 15, 80.
De studie en het lezen van de H. Schrift vraagt een bijzondere inleiding. Het gaat hier om Gods woord, maar Gods woord uitgedrukt door bemiddeling van menselijke schrijvers, die een andere taal spreken, een andere gedachtenwijze volgden en in een ander milieu leefden dan wij, terwijl ook de Goddelijke Schrijver zijn eigen stempel gedrukt heeft op het Boek bij uitstek. Een ontelbaar aantal handboeken die de wetten der hermeneutica sacra, de regels tot uitleg van de H. Schrift geven, zijn reeds verschenen. Het onderhavige werk wil echter meer geven en is daarin ook ten zeerste geslaagd. Men moet het rustig lezen, met de Bijbel aan de hand, en zo wordt men geleidelijk ingeleid in de bijzonderheden en eigenaardigheden der H. Schrift. Vele passages der H. Schrift worden er in verklaard in het licht der gegeven regels, waardoor beide aan klaarheid winnen. Vooral de zin van de H. Schrift wordt er uitvoerig in behandeld, de letterlijke zowel als de geestelijke. Ook de stijlvormen, de indeling en opbouw der stukken, te veel om op te noemen. De nodige en gedetaileerde indices vergemakkelijken het gebruik van dit boek, dat jammer genoeg weinig overzichtelijk is, maar overigens een ware verrijking is voor hen die de H. Schrift, Gods woord, willen smaken.
G.S.
| |
Ch. Hauret. Origines; Genèse I-III. Préface du Chan. Coppens. Luçon, Rezeau, 1950, 19 × 12 cM., 257 blz.
Dit is nu echt een boekje, dat men in handen zou willen zien van al degenen, die de Bijbelse geschiedenis moeten onderwijzen of zich daarvoor interesseren. De zware problemen van de eerste drie hoofdstukken worden hier op wetenschappelijke wijze behandeld, wetenschappelijke wijze die gepaard gaat met een grote eerbied voor Gods woord. Op lumineuse manier laat Schr zien hoe de moderne wetenschap niet in strijd is met de eeuwenoude verhalen der H. Schrift, en wel om het eenvoudige feit dat beide zich op een geheel ander standpunt plaatsen. Het zou verkeerd wezen de gegevens der H. Schrift hier te willen interpreteren met die der wetenschap of omgekeerd. Een soort van concordatisme, zolang in zwang geweest, is hier uit den boze. Een apart probleem vormt de manier waarop aan de leerlingen beide waarheden duidelijk moeten worden gemaakt; maar ook daarvoor geeft Schr. uitstekende richtlijnen en voorbeelden. Bij de enorme vlucht die de Bijbelwetenschap de laatste jaren genomen heeft, vormen deze rustige, bezonnen bladzijden een veilige leidraad.
G.S.
| |
J. Steinmann. Le prophète Isaie, sa vie, son oeuvre et son temps. Paris, Edit. du Cerf. 1950, 23 × 14 cM., 381 blz.
De bedoeling van Schr. is een algemeen denkbeeld te geven van het milieu, waarin de profeet Isaïas geleefd heeft, en diens profetieën in dat kader terug te plaatsen. Van de nieuwe ontdekte handschriften heeft hij mede gebruik gemaakt voor de vertaling van den tekst. Schr. geeft ons hier wat hij noemt de laatste resultaten der bijbelwetenschap; resultaten echter, moeten wij daaraan toevoegen, die uiteraard nog uiterst precair zijn en waarvan verschillende in de toekomst nog wel herzien zullen worden. Ziehier in het kort enige stellingen die de auteur inneemt: behandeld wordt alleen het eerste gedeelte van Isaïas (hfd. 1-39): een flink gedeelte daarvan is niet van
| |
| |
Isaias zelf afkomstig, maar is een toevoeging van andere geïnspireerde auteurs, terwijl in de authentieke stukken weer glossen zijn ingelast. Hfdst. I is een typisch voorbeeld van samensmelting van zeven verschillende orakels. De Emmanuel van Hfdst. VII is koning Ezechias, figuur van Christus, evenals de knaap, waarvan de geboorte beschreven wordt in hfdst. IX. De objectie dat zulks chronologisch onmogelijk is wordt afgewezen met te zeggen dat de chronologie der Joodse koningen niet voldoende vaststaat. Al is men het ook niet eens met alle thesen van Schr., zijn boek geeft aan de lezers in ieder geval een duidelijk inzicht in de methodes en opvattingen der moderne exegese, en vormt weer een nuttige bijdrage voor de doorgronding van de vele problemen die in Isaias bevat zijn.
G.S.
| |
Ludwig Hertling S.J. - Engelbert Kirschbaum S.J., Die römischen Katakomben und ihre Martyrer. Wenen, Herder, 1950. 12 × 19,5 cM., 276 blz. 35 afb.
De velen die zich te Rome met een vluchtig bezoek aan de catacomben tevreden moesten stellen, vinden in dit keurig uitgegeven boekje alles wat nodig is om de herinnering eraan onvergetelijk te maken en bovendien zeer vruchtbaar ter verdieping en steun van het persoonlijke geloofsleven. De Auteurs, Professoren aan de Gregoriaanse Universiteit te Rome, hebben zich beijverd al het wetenswaardige omtrent deze eerbiedwaardige monumenten van de christelijke oudheid in een handig compendium samen te vatten. De eerste hoofdstukken handelen over de archeologie der graven van de Pausen, Martelaren en Apostelen, waaronder vooral de opmerkingen over de graven van S. Petrus en S. Paulus van actueel belang zijn. Dit oudheidkundig gedeelte wordt midden in de werkelijkheid geplaatst door de toevoeging van een historische uiteenzetting over de vervolgingen en het martelaarschap. Tenslotte biedt de symboliek der catacombenversiering de gelegenheid om te spreken over het Doopsel, de Eucharistie en het godsdienstleven in de eerste eeuwen. Alles tesamen vormt dit boek met zijn 34 prachtige illustraties een unicum op het gebied van de christelijke oudheidkunde.
G.v.N.
| |
D. Buzy. Le Cantique des Cantiques traduit et commenté. Paris, Letouzey et Ané, 1950, 19 × 12 cM., 229 blz., 250 fr.
Het Hooglied staat tegenwoordig wel in het midden der belangstelling. De grote vraag is hier of de wederzijdse liefde tussen Jahveh en Israël, Christus en de Kerk, die er in bezongen wordt, de letterlijke zin er van is of de geestelijke. Schr. in tegenstelling met vele anderen, houdt het voor het eerste. Hij steunt daarvoor geheel op de traditie, want de tekst zelf geeft daar geen directe aanwijzing voor, hoewel, eenmaal deze interpretatie aanvaard, veel duidelijk wordt wat anders een enigma was gebleven. Volgens Schr. is het Hooglied te verdelen in zeven goed onderscheiden gedichten, zonder onderling verband en die alle hetzelfde thema behandelen, doch telkens met andere woorden, op de wijze dus b.v. van de zeven boetpsalmen. Verschillende strophen zijn latere inlassingen. Ongetwijfeld dat dit boekje, behalve zijn directe waarde van geestelijke lectuur, door zijn wetenschappelijk karakter, ook veel zal bijdragen tot de nadere oplossing van het Hoogliedprobleem.
G.S.
| |
Owen Chadwick. John Cassian; a study in primitive monasticism. Cambridge University Press, 1950, 22 × 14 cM., XI-213 blz. 15 Sh.
Cassianus heeft, vooral door zijn geestelijke geschriften, een zeer groten invloed gehad niet slechts op het westelijk monachisme dank zij de Regel van S. Benedictus, waarin de lezing dier werken wordt aanbevolen en voorgeschreven, maar ook op het gehele geestelijke leven van Europa. Ontelbare handschriften, drukken en vertalingen zijn daarvan de getuigen. Die invloed heeft zich gedurende de gehele Middeleeuwen doen gelden tot aan de tijd der Hervorming en der Franse Revolutie die een einde maakten aan het monachisme waardoor ook Cassianus in de vergetelhoek raakte. Met het herstel van het monnikenwezen in de vorige eeuw is ook langzamerhand de belangstelling voor de geschriften van Cassianus weer gegroeid, vooral gedurende
| |
| |
de laatste vijf en twintig jaren. Toch bezaten we, afgezien van het voor een ruim publiek bestemde tweedelige franse werk van kanunnik Cristiani, tot nu toe geen enkel samenvattend werk over het leven en de werken van Cassianus. Het boek van O. Chadwick wil deze leemte aanvullen voor het Engels lezend publiek. Het is een degelijk werk, steunend op de bronnen en getuigend van een grote vertrouwdheid met de verschenen literatuur over het onderwerp, ook en niet het minst die van katholieke zijde; het is een getrouwe weergave van de feiten en van de leer van Cassianus, met de nodige nuances, al moeten we toch een voorbehoud maken voor enkele oordelen van de Schr. wiens sympathie voor Cassianus zover gaat dat hij bijv. diens semipelagianisme wil verdedigen tegenover de leer van Augustinus. Na een inleidend hoofdstuk waarin we o.a. kennis maken met het Egyptisch monnikenwezen, volgt de uiteenzetting van wat het klooster volgens Cassianus is, daarna zijn ascetische leer, waarin we vooral de invloed van Evagrius Politicus ontmoeten, dan de strijd om de genade of 't semipelagianisme, en ten slotte de contemplatie volgens Cassianus. In een eindbeschouwing toont hij de invloed van Cassianus en de plaats van S. Benedictus in de geschiedenis van het monachisme, want het is aan de evenwichtigheid van diens regel te danken dat het monastieke ideaal van Cassianus bestendigheid heeft gekregen. Vier bijvoegsels, een uitgebreide bibliographie en index besluiten dit belangrijke werk. J.M.
| |
Daniel-Rops. L'Eglise des Temps Barbares. Paris, Fayard, 1950, 19 × 12 cM., 774 blz. 750 fr.
Daniel-Rops houdt er een wel erg persoonlijke wijze van geschiedenis schrijven op na. In het onderhavige werk heeft hij getracht een overzicht te geven van de verhoudingen tussen Kerk en Staat in de periode der kerkgeschiedenis waarin zowel de Kerk- als de Staatkundige indeling van Europa zeer grote veranderingen onderging waarbij de invloed der Kerk en de rol die zij in dit groeiproces gespeeld heeft op meesterlijke wijze in het licht gesteld worden. Schr. groepeert zijn beschouwingen rondom centrale figuren of gebeurtenissen en de aandacht wordt daarbij meer gericht op het wezenlijke en oorzakelijke dan op den overvloed van geschiedkundige gegevens. Zijn eerste kern-figuur is St. Augustinus, de authentieke zoon der oude Kerk en tevens de ziener die met zijn contact met de aanstormende barbaren de grote vernieuwing die moest komen had begrepen. Het zelfde contact dat ook ontstaat tussen deze zelfde barbaren en de Kerk leidt tot de bekering der eersten in de periode dat Byzantium zich isoleert en op het schisma voorbereidt. Met Karel de Grote treedt de eerste grote staatkundige figuur naar voren die Kerk en Staat aan zijn genie zal onderwerpen tot zeer groot nut van beide. Na hem volgt het verval dat zijn diepste punt vindt in de ijzeren eeuw, de Xe. Dat alles wordt ons in heldere kleuren en scherpe contouren onder de ogen gebracht door de meesterlijke hand van Daniel-Rops. W.V.
| |
E. Mâle, La Fin du Paganisme en Gaule et les plus anciennes basiliques chrétiennes. Paris-Flammarion, 1950. 21 × 15 cM., 327 blz. 650 Frs.
Aan de lange lijst van publicaties op kunsthistorisch gebied welke deze Auteur op zijn naam heeft staan vormt dit aangekondigde werk een waardige toevoeging. Het handelt over de ontwikkeling van de Christelijke basiliek in Gallië, die als bouwwerk verwant is met de civiele basiliek en de heidense initiatie-tempels vervangt. De versiering daarentegen staat ander Oosterse invloed, voornamelijk ten gevolge van de pelgrimstochten naar de heilige plaatsen in het Oosten. Vooral dit onderwerp behandelt de auteur uitvoeriger op de hem eigen onderhoudende wijze, aldus getuigend van een waar meesterschap op het gebied van de gallische kunsthistorie en het religieus symbolisme. De illustraties zijn met zorg gekozen en uitgevoerd.
G. v N.
| |
P. de Labriolle, La Réaction païenne. Etude sur la polémique antichrétienne du Ier au VIe siècle. 8e uitgave. Paris. L'Artisan du livre, 19 × 13 cM., 519 blz.
Dit critische overzicht van de verschillende heidense - hoofdzakelijk litteraire - reacties op het Christendom gedurende de eerste eeuwen van zijn
| |
| |
verspreiding heeft sinds de eerste editie in 1934 niets aan wetenschappelijke waarde ingeboet. Vele opinies vonden integendeel een nadere bevestiging in de sindsdien verschenen speciale studies, zodat dit boek nog steeds verdient geraadpleegd te worden als een betrouwbare bron van informaties. Deze achtste editie werd op enkele plaatsen gecorrigeerd door M.J. Zeiller volgens de door de Auteur nagelaten aantekeningen, doch is overigens geheel aan de vorige gelijk.
G.v.N.
| |
Chanoine Despiney. L'Ame embrasée de St. Bernard. Paris, Edit. Siloë, 1950, 20,5 × 15,5 cM., 504 blz., 23 heliogrn., 1200 fr.
De Sch. van dit sympathieke boek is in de omgeving van Vézelay geboren. En als hij later door zijn Bisschop tot Herder van Vézelay zelf wordt aangesteld maakt zachtjes aan zijn geliefkoosde studie van Augustinus plaats voor die van Bernardus. Want in 1149 predikte daar Bernardus den tweeden kruistocht, en al is de glorie van het stadje al enkele eeuwen verdwenen, toch blijft het volk zeer gevoelig voor die oude grootheid. Hij ondervond het bij zijn preken. Hoe meer hij zich op St. Bernard inspireerde, hoe meer ze insloegen. En zo verdiepte hij zich gedurende meer dan 25 jaar in dien groten beschouwenden monnik die zelf door God in vuur en vlam gezet, op zijn beurt overal dat vuur zal ontsteken en aanwakkeren. Dit boek is geheel uit de praktijk gegroeid; het draagt er dan ook de duidelijke sporen van. Schr. weet hoe gemakkelijk de meeste mensen zich door een ideaal laten grijpen. Een waarheid kan nog zo echt zijn, zolang zij zich niet als een ideaal bij ons aandient mist zij de betoverende kracht waardoor ze ons overweldigt. Leven en leer van Bernardus worden daarom door elkaar geweven, en alles wordt gezet op dit éne punt, - objectief ook zeker het voornaamste - de liefde. Bernardus begint heel gewoon met de volheid van menselijke liefde die in hem leefde. Hfdst. 1). Maar wat is menselijke liefde zonder God? Daarom gaat Bernardus God zoeken, van de onderste trede: het vege lijf redden; tot de hoogste: de vereniging met God in de hoogste en zuiverste liefde. (Hfdst. 2). Eenmaal de liefde Gods gevonden zal Bernardus de zijnen opleiden van de liefde der beginnelingen, de gevoeligen, tot de zuiverste goddelijke liefde (Hfdst. 3), om dan het hoogtepunt te bereiken in hfdst. 4: de mystieke liefde, met haar volheid in de ogenblikken van bovennatuurlijke beschouwing. Een volgend hoofdstuk (5) handelt over de veroverende liefde van B. waar de Schr. de uitwendige bedrijvigheid van B. belicht met de inwendige drijfveer: zijn brandende liefde. Dat
alles is mogelijk dank zij de nederigheid en de versterving van zich zelf (Hfds. 6). Dit zegt Schr. het laatst. Waarom? Wel om niemand af te schrikken. Heeft men de eerste vijf hoofdstukken gevolgd, dan is men door het schone ideaal zo ontvlamd dat men dit laatste als vanzelfsprekend aanvaardt.
Bernardus leefde in een gistende tijd. De heidense naturalistische liefde drong zich overal schaamteloos naar voren. Het is in dien tijd dat B. zijn ‘school der liefde’ sticht, volgens het model van Christus: doen en leraren. Dat heeft in die eeuw de Kerk en Europa gered, dat kan hun ook nu redding brengen.
A.G.
| |
J. Rouzaud. La vraie Sainte Thérèse de Lisieux. 2e. éd., Avignon, Aubanel père, 18,5 × 12 cM., 231 blz.
Het kenmerkende van dit boek is wel. dat het niet alleen het leven bevat van de H. Theresia (een vijftigtal blz.), maar ook zoals schr. zegt: ‘la doctrine, la mission et les prodiges de Ste Th., établir la justification éclatante des titres officiels que l'Eglise lui a décernés, rappeler les grandes heures de la Cité thérésienne et celles de l'Année jubilaire et du Cinquantenaire de la mort’. Het is erg veel voor 230 blz. In werkelijkheid hebben wij te doen met een boekje zoals er al te veel verschenen zijn.
E.M.
| |
‘La petite sainte Thérèse’ de Maxence van der Meersch devant la critique et devant les textes. Paris, Edit. St. Paul, 1950, 20,5 × 13,5 cM., 562 blz., 480 fr.
Een zwaar dik boek dat als doel heeft het boek van den fransen romanschrijver Maxence van der Meersch over de H. Theresia van Lisieux te torpederen! Inderdaad er blijft er niet veel van over!
| |
| |
Na een voorwoord van André Combes die zijn woede misschien te moeilijk meester blijft, hebben wij elf artikelen over dat boek; artikelen die meestal eerder in verschillende tijdschriften verschenen zijn. Drie zijn van abbé Combes, één van P. Philipon O.P., en één van P. Cordovani O.P. Zij geven op verschillende gebieden de dwalingen, fouten en tekortkomingen aan van M.v.d.M. Het tweede deel is een lange studie van P. Noché S.J. die het boek werkelijk uitpluist. Alles samengenomen doet het boek dat wij hier bespreken, ons denken aan de kurei na een jachtrit! Langs alle kanten vallen ze aan en verscheuren hun prooi waarvan niet veel meer overblijft! De thesis door M.v.d.M. aangenomen is vals en zelfs gevaarlijk, daar valt niet aan te twijfelen; maar het was misschien handiger geweest te verzaken aan het genoegen ‘gelijk te krijgen’ en dit boek dat al vier jaar geleden verschenen is in vergetelheid te laten vallen! En waarom niet eindelijk al de gegevens rond de H. Theresia publiceren? Dat zou iedere verkeerde interpretatie over haar oversten en omgeving uit de weg ruimen. Wij lezen in dit boek (p. 14) dat P. Noché S.J. een ‘documentation supplémentaire’ in Lisieux gevraagd heeft en dat hij eindelijk ter plaatse gegaan is en daar mededeling gekregen heeft van documenten waarvan tot nu toe geen enkel schrijver kennis had mogen nemen. Waarom die geheimen? Wanneer men begonnen is zulk een leven te publiceren moet men verwachten dat de mensen er meer van willen weten, en dat er groot gevaar is dat een talentvolle romanschrijver daarover gaat fantaseren!
E.M.
| |
Thomas Merton. What are these wounds? The life of a Cistercian Mystic Saint Lutgarde of Aywières. The Bruce Publish. Cy., Milwaukee, U.S.A., 1950, 22 × 14 cM., XI-191 blz., geb., 2,50 doll.
Merton gebruikt het leven van de H. Lutgardis door Thomas van Cantimpré als een aanleiding tot geestelijke lessen en een verhandeling over de mystiek. Daardoor heeft zijn boek iets tweeledigs en komt de aantrekkelijke figuur van Lutgardis niet zo goed naar voren: een verzorgde vertaling van het meesterwerkje van Thomas van Cantimpré zou dat doel beter gediend hebben. Niettemin zijn het zeer leesbare hoofdstukken, die weer fris en eenvoudig aandoen na zijn ‘Van ballingschap en overwinning’ - dat in hoofdzaak waarschijnlijk van een ander is -, al komt ook hier de godvruchtige gemeenplaats soms opduiken, vooral in de twee laatste hoofdstukken. Het is gelukkig dat een Trappist niet alleen Lutgardis, maar zelfs Gertrudis en Mechtildis, twee schrijfsters, twee echte theologen, twee intellectuelen, zoals Merton zelf zegt, weer als een glorie van zijn orde gaat beschouwen, ook al bezitten zij dan niet de karakteristieke eenvoud van de Vaders van Citeaux, waar dan St. Bernardus weer van uitgezonderd wordt. De omslag begaat het anachronisme om Lutgardis een dertiende eeuwse Trappistin te noemen. What are these wounds is goede en gezonde lectuur, die geroepen is om veel goed te doen.
N.B.
| |
La Grande Chartreuse, par un Charteux. Paris-Grenoble, Arthaud, 8e uitg. 19 × 14 cM., 330 blz. geill., 480 fr.
Naar het uiterlijke betekent deze 8ste uitgave van een der beste boeken over het Kartuizerleven een groten vooruitgang. De eerste uitgave verscheen in 1881, de 7e in 1932. Na 70 jaren heeft dit werk nog niets van zijn waarde verloren en dàt, ondanks de zeer geringe veranderingen die in den loop der jaren werden aangebracht. Het heeft evenmin als de kloosterorde waarvan het in het kort de geschiedenis en den geest meedeelt, weinig aanpassing aan onzen tijd nodig gehad. Alleen het aanhangsel over de liqueur ‘Chartreuse’ dat in 1932 was opgenomen, is weggelaten, terwijl daarvoor in de plaats kwamen enkele bladzijden over den terugkeer der monniken in hun oude moederklooster op 21 Juni 1940 (bl. 159-163). De indeling in hoofdstukken en paragrafen is, alhoewel in wezen de zelfde gebleven, toch iets overzichtelijker gemaakt. Enkele veranderingen in den stijl van den oorspronkelijken schrijver zijn aangebracht, in het laatste hoofdstuk voor. In de lijst van de generaals der orde treffen we ook 2 Nederlanders aan: den 31sten, Jan van Roosendael (1463-72) en Petrus Marneef (1540-46) den 38sten.
Behalve deze kleinigheid zal zeer veel
| |
| |
in dit boek het Nederlandse publiek interesseren in een tijd waarin zo naarstig gewerkt wordt aan den terugkeer der kartuizers in ons land, vooral als men bedenkt dat men uit geen boek beter dan uit dit boek het kartuizerleven kan leren kennen.
A.W.V.
| |
G.G. Toudouze. Anne de Bretagne. Paris, Floury, 1950. 20,5 × 15,5 cM., 221 blz., geill., 600 fr.
Schr. die reeds meer boeken geschreven heeft over Bretagne en zijn geschiedenis, geeft ons hier een levensbeschrijving van de zo populaire hertogin Anna van Bretagne. Zij was zo geliefd en tegelijkertijd zo geëerbiedigd dat de legende haar dood zelf niet afwachtte. Om deze sfeer beter weer te geven heeft Toudouze een ‘livre d'impressions’ geschreven. Dat betekent niet dat het boek een roman is, maar wel dat hij ons meer biedt dan wat de droge documenten ons geven. Hij verhaalt de historische feiten, maar kleedt ze aan, beschrijft ons de omgeving, last dialogen in het verhaal en geeft ons zo een geschiedenis vol leven en spanning, zoals een tijdgenoot het zou gezien en verteld hebben. De historische rol van Anna van Bretagne is van groot belang geweest. Zij was hertogin van Bretagne: Karel VIII koning van het naburige Frankrijk wilde graag deze parel aan zijn kroon toevoegen en huwde de jonge hertogin. Vier kinderen sterven; de koning sterft ook. Anna huwde de nieuwe koning, Lodewijk XII, en haar dochter Claudia zal uitgehuwelijkt worden aan François I, de erfgenaam van de Franse troon. Bretagne bleef toch aan Frankrijk! Wij hebben hier geen geschiedenis-studie, maar een aangenaam lezend en leerzaam boek over geschiedenis, mooi geillustreerd. Jammer dat er geen stamboom bij is.
E.M.
| |
M. Florisoone. Giotto. Paris, Edit. Franciscaines, 1950, 19,5 × 14,5 cM., 137 blz., 300 fr., geill.
Dit werkje over Giotto doorlezend, komt men sterk onder de indruk, dat de Sch. voornamelijk beoogt het geestelijk vaderschap over Giotto, den ‘pictorum eximius’ onder te brengen bij de orde der Minderbroeders. Om dat te bereiken, worden de vele apocrieve schilderingen, die juist over Franciscus gaan, tot authentiek verheven. En hoewel de Schr. het werk van F. Rintelen over ‘Giotto und die Giotto-apokryphen’ citeert, schijnt hij de goede gronden ter onderscheiding door Rintelen te berde gebracht, volkomen over het hoofd te zien. Toch richt diens argumentering zich juist op de essentiële grootheid van Giotto. Al is de invloed van de heilige van Assisië overheersend geweest op heel de maatschappij in de eeuw volgend op zijn dood, het baanbrekend werk van Gioto ten opzichte van het byzantinisme kan heel goed op zich zelf staand gezien worden onafhankelijk van de franciscaanse spiritualiteit, evenals Dante dat deed in de poëzie. Niettemin biedt het boek heel veel wetenswaardigs en lezenswaardigs, wat nog meer gewaardeerd zou worden bij rijker illustratie door reproducties der besproken werken.
J.vd.M.
| |
Giotto. The capella degli Scrovegni. Text by Carlo Carrà. New-York, Transbook Cy. 37 × 29,5 cM., 15 blz. tekst plus 29 gekl. pltn., 6 doll.
Dertig fraaie reproducties, bijna alle in kleuren, van dezen unieken meester, die de schakel vormt tussen oud en nieuw. Hij heeft het onaantastbaar monumentale van de overgeleverde formules tezamen met het nieuwe realisme, dat bij hem nog volkomen krachtig en nooit gemanireerd is. Zo kon er één zijn, maar hij gaat den weg op die leidt naar Veronese. Het boek is in alle opzichten prachtig, de reproducties zijn op zwaar, dof papier.
N.B.
| |
Veronese. La cena in casa di Levi. Presentazione di G. Delogu. New-York, Transbook Cy. 37 × 29,5 cM., 10 blz. tekst plus 15 pltn., 6 doll. Tekst in 't Italiaans of in 't Engels.
Acht zeldzaam mooie kleurenreproducties, op afzonderlijke vellen zwaar dof papier, van den beroemden Maaltijd in het huis van Levi. Heel interessant is het de kerkelijke bezwaren tegen dit stuk te lezen en te constateren hoe ver we sinds Giotto gevorderd zijn. Naar Veroneses eigen getuigenis heeft dit stuk niet veel meer met religie te maken, en is louter mooidoenerij geworden: en het is inder- | |
| |
daad verrukkelijk mooi met zijn heerlijke groen en rose.
N.B.
| |
Van Gogh. Ten full colorplates with a biographical foreword. New-York, Transbook Cy., 37 × 29,5 cM., 3 doll.
Tien fraaie kleurenreproducties, evenals de vorige. Van Gogh evenals vele anderen, zoekt de weg terug en tracht weer tot vóór Giotto te komen, al kan hij het niet verder brengen dan een schilderlijk volmaakt, japans aandoend impressionisme. De schilderkunst is als de verloren zoon die zijn erfdeel verbrast heeft. Ze moet terug zien te keren naar het huis van den vader, waar zelfs de knechts het goed hebben. Dit boek maakt deel uit van de Skira-serie waarin verschijnen: Daumier, Manet, Degas, Cézanne, Renoir, Rousseau, Gauguin, Matisse, Vlaminck, Dufy Picasso, Modigliani en Utrilo.
N.B.
| |
Radet. Alexandre Le Grand. 8e uitgave. Paris-L'Artisan du livre, 1950. 19 X 13 cM., 451 blz.
Het is een waar genot dit epos door te lezen over Alexander, de held van Macedonie, waarvan de naam alleen reeds de gedachte oproept aan een volledige omwenteling in de geschiedenis van Griekenland en van geheel de Oosterse wereld. De Auteur, overleden in 1941, heeft zich tot het einde van zijn leven verdiept in de studie van deze uitzonderlijke politicus en was dus de aangewezen persoon om dit psychologisch beeld samen te stellen als een bekroning van zijn historiographie. De tekst van deze editie heeft geen wijzigingen ondergaan, daar alle gegevens volkomen beantwoorden aan de stand van het hedendaagse onderzoek. Alleen de bibliographie werd bijgewerkt waar dit nodig bleek.
G. v N.
| |
Potiron H. Les modes grecs antiques. Tournai, Desclée & Cie. 1950, 24 × 16 cM., 85 blz. 60 fr.
In een vorig werk heeft P. de gregoriaanse modi afgeleid van de griekse; thans wil hij eens precies zien wat er van die griekse modi met zekerheid te weten valt. Zes kostbare hoofdstukken: 1. Wat is modus; wat is rythme? 2. De dorische modus. 3. De lydische en phrygische modus. 4. Afgeleide modi. 5. De tonen of transpositieladders. 6. Wat er van de oude modi overgebleven is. Allen die zich voor muziektheorie interesseren, moeten dit boekje beslist lezen, al is de conclusie deze dat de analyse van de stukken telkens aan de wetten ontsnapt.
N.B.
| |
N. Casteret. Exploration. - Au fond des gouffres. - En rampant. Paris, Perrin, 1949-1950, 19 × 12 cM., 274, 293, 211 blz., geill., 350, 330, 350 fr.
Drie werkelijk interessante en boeiende boeken waarin Schr. zijn beroemde tochten onder de aarde vertelt. Casteret is een van de bekendste ontdekkers van het onderaardse en hij weet ons op aantrekkelijke wijze te beschrijven al hetgeen hij in die spelonken en holen gezien en beleefd heeft. Men vermoedt niet dat er zulk een weelde aan natuurschoon op honderden meters onder de aarde is. Talrijke foto's geven ons een glimp van al dat fantastisch moois. Het is niet aan iedereen gegeven daarvan te genieten en er is moed en volharding voor nodig om honderden en honderden meters onder de aarde te gaan en te kruipen, dikwijls in ijskoud water of op meters dikke lagen ijs. Maar welke indruk moet het niet maken de in de malse klei bewaard gebleven voetsporen van onze voorvaderen van 150 à 200 eeuwen geleden! Meer en meer begint men zich voor de ontdekkingen van grotten te interesseren: onlangs hebben jeugdige studenten interessante ontdekkingen op dat gebied gedaan in de Ardennen. Drie boeken die de moeite waard zijn te lezen.
E.M.
| |
H. Speidel. Invasion 1944. Paris, Berger Levrault, 1950, 19 × 12 cM., XI-228 blz., 300 fr.
Dit is het zoveelste boek over de ‘Invasie’ van 6 Juni 1944! Het komt van Duitse zijde; de Schr. is nl. de chef van den Generalen Staf van Maarschalk Rommel, die het bevel voerde over de legergroep die de stoot van de geallieerde legers kreeg op te vangen. Hij is een vereerder van zijn superieur, een objectief beoordelaar van vriend en vijand, kenner van zijn stof die hij op zakelijke wijze uiteenzet. Hij heeft met de meeste schrijvers over den afgelopen oorlog, die er zelf deel aan gehad hebben, gemeen, de overmacht van den vijand door een vergrootglas te zien en zodoende de eigen
| |
| |
prestaties, die overigens van Duitse zijde niet gering geweest zijn, te overdrijven. Men leze het interessante boek in den zelfden objectieven zin, waarin het geschreven is.
W.V.
| |
B. Dupêrier. La vieille équipe. Paris, Berger-Levrault, 1950. 21 × 14 cM., 199 blz. geill., 180 fr.
De schrijver van dit boek, een frans jachtvlieger in dienst van de R.A.F. was commandant van het eerste franse oscader jagers dat in Engeland werd opgericht. Hij is tegelijkertijd een vurig patriot en van zijn patriotisme loopt zijn boek haast over. Het is een bloemlezing uit dagelijks bijgehouden aantekeningen zoals verschillende collega's van hem er ook uitgegeven hebben bv. Mouchotte en Closterman. Zeer beknopt en onderhoudend geschreven geeft het een goed beeld van het leven, de idealen en den strijd van deze helden der vrijheid die voor het vaderland alles verlieten en alles over hadden.
W.V.
| |
Mgr. Villepelet. L'Abbé Paul Buffet. Paris, Bonne Presse, 195 0, 20 × 13 cM., 169 blz., 220 fr.
De bisschop van Nantes geeft ons een vlot geschreven leven van een zijner klasgenoten op het Seminarie die reeds een begaafd en gewaardeerd schilder was toen hij priester werd en zich speciaal en vol ijver toewijdde aan het apostolaat onder de kunstenaars.
E.M.
| |
R. Pottier, La Croix sous le burnous. Paris Bonne Presse. 1950, 19 × 12 cM., 267 blz. 360 fr.
In een tiental hoofdstukken doet Schr. voor onze ogen herleven even zoveel grote voorbeelden van de colonisatie en van de missionering in Noord-Afrika. Heel levendig geschreven verhalen met het kader trouw door een goede kenner weergegeven.
E.M.
| |
Archimandrite Spiridon, Mes missions en Sibérie. Souvenirs d'un Moine Orthodoxe Russe. Introduction et traduction de Pierre Pascal. (Russie et Chrétienté 4) Paris - du Cerf, 1950. 23 × 14 cM., 156 blz.
E. Behr-Sigel. Prière et Sainteté dans l'Eglise russe, suivi d'un essai sur le rôle du Monachisme dans la vie spirituelle du peuple russe. (Russie et Chrétienté 5) Paris - Du Cerf, 1950. 23 × 14 cM., 180 blz.
Op het. onlangs te Rome gehouden Russische congres, waar o.m. de belangen van het Apostolaat der Hereniging besproken werden, waren de deelnemers unaniem van mening dat de studie van de Oosterse theologie en godsdienstige gebruiken de noodzakelijke voorwaarde was voor een vruchtbaar apostolaat en dat de voorlichting hieromtrent met de grootste zorg en ijver ter hand genomen moest worden. Dit practische besluit houdt een loffelijke bevestiging in van het werk dat reeds sinds jaren verricht werd door verschillende Oosterse studiecentra, waaronder dat van de Franse Dominicanen, ‘Istina’, zeer actief is. Naast een steeds goed gedocumenteerde Revue verschijnt een serie monographieën, waarvan wij de twee laatst verschenen delen ter aankondiging ontvingen. Het eerste bevat een vage autobiographie van een Russisch priester-monnik, grotendeels bestaande uit verhalen over zijn missiewerk in Siberië rond 1900. Niets is beter in staat ons een indruk te geven van de enigszins primitieve Russisch-Orthodoxe mentaliteit dan een dergelijk document. Het een en ander echter zal de gemiddelde Westerse lezer dermate bevreemden, dat de vorming van een juist begrip uitgesloten is zonder een deskundige toelichting, die helaas geheel ontbreekt. Hetzelfde menen wij te moeten opmerken betreffende de publicatie van E. Behr-Sigel, eveneens een Orthodox Auteur. Weliswaar wijst Pater Dumont O.P. in zijn Avant-propos op enige afwijkingen van de Katholieke opvattingen, doch o.i. zou een doorlopende annotatie vormender zijn voor de lezers, die met oprechte belangstelling een helder inzicht zoeken in de besproken materie. E. Behr-Sigel geeft ons een zorgvuldig geanaliseerd beeld van de Russische Heilige, zoals dit kan worden afgeleid uit de Russische hagiographie, een studie die voor het begrip van de Russische litteratuur in het algemeen evenzeer van belang is.
Deze uitgaven van ‘Istina’ kunnen veel bijdragen tot de toenadering tussen Oost en West.
G.v.N.
|
|