Roeping. Jaargang 27(1950-1951)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 255] [p. 255] Leo Herberghs De grote verwildering 1 Van een grote regen, die neerstreek op een ontluisterd land, Van een nachthemel, die zich verwilderd van kim tot kim wierp, Van een troosteloos morgenlicht, waarin de spinnen hun webben hingen, Van een grijs water, dat in één nacht oud en nors geworden was, Van bomen, die hun bladeren los lieten en steunden van wee en koude, Van de gestorven kelen en de dode kleuren, van dit alles zong die morgen de laatste vogel het laatste lied. [pagina 256] [p. 256] 2 Achter de regens hangen luchten vol sneeuw, Achter luchten vol sneeuw hangen zacht regenende luchten. Daarna komen de geuren van bloemen en de verwon- derde vlucht van de vogels, Klepperend in de lucht en van de koude genezen. Maar vóór het groene paradijs ligt een lege, onttakelde wereld. Liggen de talloze gestorvenen. Want de geur moet sterven. De keel moet sterven. Het geruis moet sterven en het geklapwiek in de hemelen. Lang moet het nacht zijn. Het grote waaien moet ko- men en het grote sneeuwen. De laatste adem moet bezwijken En de laatste Liefde sterven, Voordat het groene paradijs kan komen, het geuren der bloemen en het zachte geklapwiek der vleugels. [pagina 257] [p. 257] 3 Ik laat mij voeren door een stil geworden wereld. Ik laat mij dragen op de vleugels van zachtheid, teder- heid en Liefde. De schoonheid zegent mij voor het laatst. Ik word onwezenlijk schoon. Lichter voel ik me dan een kind. De knoppen werden bloesems. De bloesems vielen en de vruchten kwamen. De vruchten vielen. De bladeren vielen. De takken vielen. De vogels vielen uit hun nesten. De Liefde viel uit het hart. De warmte viel uit het lichaam. Midden in het woud laten de zachtheid, de tederheid en de Liefde mij los. Ik word speelbal der winden. Ik word een prooi van de regen. Herfstnachten verteren en verbranden mij. [pagina 258] [p. 258] 4 De aanzwellende storm verbrokkelt de laatste weer- stand. Het hart wordt leeggeschud. De muren verbrokkelen. De Liefde hangt als een verrafelde vlag uit het venster. De warmte is in de nacht bezweken. De zachtheid is ruw en hard geworden. Puin vult de kamers van het hart. De stortende regen spoelt de tederheid weg. Het lege wordt ingenomen en verzwolgen door een barse, trotse nacht. Vorige Volgende