Roeping. Jaargang 27
(1950-1951)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 209]
| |
Dr. H. Spee
| |
[pagina 210]
| |
Na in Czernowitz de verschrikkingen van de eerste wereldoorlog en daarna in Leoben de kwelling van bestaansonzekerheid tengevolge van materiële nood te hebben ervaren, is het vooruitzicht zich aan een nieuwe Nederlandse universiteit in ongestoorde rust en zonder de druk van stoffelijke zorgen aan de wetenschap te kunnen wijden, voor Prof. Kosch voor het aanvaarden van het hoogleraarschap te Nijmegen wel mede beslissend geweest. Het niet-aanvaarden van een professoraat te München moge in dit verband ook vermeld worden. Verdiensten voor de Duitse literatuurwetenschap had Prof. Kosch reeds voor 1923 in ruime mate verworven. 1905 was hij te Praag ‘cum laude’ gepromoveerd op ‘Adalbert Stifter und die Romantik’ - 'n dissertatie die voor de latere Stifter-studie baanbrekend was en in 1946 haar derde druk beleefde. 1906 verscheen ‘Aus Eichendorffs Nachlass’. 1907 publiceerde hij ‘Martin Greif in seinen Werken’Ga naar voetnoot1). 1908 werd begonnen aan de ‘historisch-kritische Ausgabe von Eichendorffs sämtlichen Werken’, 1909 volgde zijn eerste politiek geschrift ‘Die Deutschen in Oesterreich und ihr Ausgleich mit den Tschechen’, een der problemen van het middeneuropees taal- en volkerenconflict, die hij vroegtijdig had leren kennen. Naast ‘Menschen und Bücher’, 'n serie voordrachten en opstellen, volgden in 1912 ‘Nachgelassene Schriften von Martin Greif’, waarna in 1913 ‘Das deutsche Theater und Drama im 19. Jahrhundert’ (3e druk 1929). Behalve bovengenoemde publicaties had hij te Praag in opdracht van de ‘Deutsche Gesellschaft der Wissenschaften und Künste’ het Adalbert Stifter-archief in- | |
[pagina 211]
| |
gericht. Sinds 1908 was hij ‘Herausgeber’ van de ‘Deutsche Quellen und Studien’, een wetenschappelijke serie, waarin o.a. bijna alle onder zijn leiding tot stand gekomen dissertaties zijn verschenen. Op zijn initiatief verscheen sinds 1910 de ‘Eichendorffkalender’, en werd in 1918, toen zich als reactieverschijnsel op de ervaringen van de eerste wereldoorlog in literaire kringen 'n romantisch levensgevoel openbaarde, de ‘Deutsche Eichendorffbund’ en diens tijdschrift ‘Der Wächter’ gesticht. De jaren in Nijmegen waren vooral gewijd aan lexicographisch werk. Van 1925-1933 werkte hij aan z'n ‘Geschichte der deutschen Literatur im Spiegel der nationalen Entwicklung’. In de jaren 1928-1930 ontstond zijn ‘Deutsches Literaturlexikon’, waarvan binnenkort een 2e druk in 4 delen zal verschijnen. Drie jaren (1930-1933) eiste de samenstelling van ‘Das katholische Deutschland’ 2 Bde. Bij gelegenheid van zijn zestigste verjaardag in 1939 publiceerde professor Kosch een kleinere studie ‘Louise von Eichendorff in ihren Briefen an Stifter’, opgedragen aan zijn vrienden en leerlingen in Nederland. Tijdens de bezetting verscheen in 1943 van zijn hand ‘Klemens Brentano’ en tenslotte de studie ‘Preussen vor dem Richterstuhl der Geschichte’, die in 1945, ook in een Nederlandse vertaling, verscheen en waarvan het manuscript onder levensgevaar bij herhaalde huiszoekingen tot stand was gekomen. Deze studie droeg hij op aan al de helden, die voor hun idealen van ware menselijkheid, christelijke overtuiging en nationale vrijheid in kerkers, concentratiekampen of in ballingschap moesten lijden of sterven. Dit overzicht over het werk van Prof. Kosch zou niet | |
[pagina 212]
| |
volledig zijn, wanneer hierin niet vermeld werd, dat onder zijn stimulerende, toegewijde en leerrijke leiding 14 van zijn studenten hun academische studie aan de Nijmeegse Alma Mater met het behalen van het doctoraat bekroonden. Bij de vraag welke verdiensten het werk van Prof. Kosch voor de kennis van de Duitse literatuur heeft opgeleverd, zij vooraf opgemerkt, dat hij als literairhistoricus het historisch-politieke, religieuse, nationale en biographische moment op de voorgrond plaatste. Het is hier niet de plaats om de waarde van deze methode van literair onderzoek te bepalen of met andere te vergelijken. Men moet het werk van Prof. Kosch en zijn doctores gelezen hebben om tot de erkenning te komen, dat het rijk feitenmateriaal heeft aangevoerd en de betekenis van de nationale en christelijk-religieuse literatuur van katholieke zijde, door de representatieve Duitse literatuurwetenschap zo lang stiefmoederlijk en als minderwaardig behandeld, objectief en ten volle heeft belicht. Waar Prof. Kosch sinds 1923 ver van de centra der Duitse cultuur en wetenschap leefde en werkte, de voor de bibliographie onontbeerlijke ‘Grundriss zur Geschichte der deutschen Literatur’ van Goedeke niet meer werd voortgezet en het ‘Literaturlexikon’ van H.A. Krüger juist in de jaren na de eerste wereldoorlog door de publicaties op alle gebieden van de literatuur en literatuurgeschiedenis dreigde te verouderen, voelde hij het gebrek aan 'n handboek, waarin alle literaire persoonlijkheden en de belangrijkste elementen van een ‘Realenzyklopädie’ kort samengevat waren en zo ontstond uit 'n innerlijke dwang zijn ‘Deutsches Literaturlexikon’, 'n samenvatting van de resultaten van | |
[pagina 213]
| |
vroegere verzamelwerken, aangevuld tot op de laatste stand der wetenschap; door het aanbrengen van nieuwe gezichtspunten voldoet dit lexicon aan verdere practische behoefte en is zo voor een ieder, die zich op enigerlei wijze met de Duitse literatuur bezig houdt, een onmisbaar inventaris geworden.
Ondanks zijn 27-jarig verblijf in Nederland is Prof. Kosch Oostenrijker gebleven. Dat hij weer naar zijn vaderland is teruggekeerd, de daar bestaande politieke spanningen en onzekerheid ten spijt, is daarvan wel een sprekend bewijs. De voor de Oostenrijkse mens zo typische deugden van werklust, gevoel voor schoonheid, zich bij Prof. Kosch uitend in zijn gesproken en geschreven woord, bescheidenheid, hulpvaardigheid, waarop ten allen tijde 'n beroep kon worden gedaan, en berusting in het dragen van zware beproevingen, die het leven hem niet onthield, bezat hij in zeer hoge mate. In zijn innige verbondenheid met het volk, land en cultuur van Oostenrijk ligt wel de diepere grond van z'n uitgesproken liefde voor figuren als Franz Grillparzer, Adalbert Stifter, Marie von Ebner-Eschenbach, Klemens Maria Hofbauer, e.a. Als Oostenrijker in wie de geest van de christelijknationale ‘Spätromantik’ nog voortleeft, streefde en streeft Prof. Kosch naar een Duitse eenheid, zoals een Joseph von Görres, een Freiherr von Stein en de Grootduitsers in het Frankfurter Parlement zich deze dachten. Het verval en de ondergang van Oostenrijk schrijft hij, zoals uit z'n bovengenoemde studie ‘Preussen vor dem Richterstuhl der Geschichte’ duidelijk blijkt, toe aan de agressie-politiek en machtswellust van Pruisen sinds Frederik II. Het is nog steeds zijn innige overtui- | |
[pagina 214]
| |
ging, dat een wedergeboorte van Europa zonder wedergeboorte van Oostenrijk niet mogelijk is. In hartgrondige afkeer van het ‘Preussentum’, volgens Prof. Kosch oorzaak van de zo verschrikkelijke katastrophe, die het Nazisme, rampzalige vrucht van de Pruisische geest, over Europa heeft gebracht, voelde hij zich tijdens de jaren der bezetting één met het Nederlandse volk, wiens wrede knechting en vernedering door de Duitse bezetter hij voele als misdaden, begaan aan eigen volk. 44 jaar heeft Prof. Kosch het hoger onderwijs en de wetenschap gediend, en er tevens toe medegewerkt de katholieke Duitse literatuur uit haar Ghetto-positie te bevrijden en haar de plaats te geven, die zij verdient. Rusten wil deze nobele mens en rusteloze geleerde nog niet. In Wenen wil hij verder werken aan zijn ‘Deutsches Theaterlexikon’, in grotere omvang dan tot heden zal ‘Der Wächter’ blijven verschijnen en moeten de werken van Eichendorff verder aangevuld worden. Van ganser harte erkentelijk voor alles, wat Prof. Kosch gedurende een reeks van jaren en als geleerde en als mens voor hen deed, voor hen betekende en nog steeds betekent, hebben leerlingen en oud-leerlingen van hun ‘Herr Professor’ afscheid genomen, hem naast zichtbare blijken van dankbaarheid meegevend de wens, dat God, die hem zo rijke gaven van verstand en hart schonk, ook zijn verder leven en werken moge zegenen. |
|