Roeping. Jaargang 27(1950-1951)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 188] [p. 188] Leo Herberghs Het bekennen Het ogenblik begint te blinken, de nacht slurpt zich van sterren vol, en opgetaste geuren zinken in de ogen en het hart dat zwol. De einders wijken tot de zeeën en verder, waar geen zee meer is. Traag klapwiekeren de meeuwen en sneeuwen groeit uit 't ongewis. De lucht gaat ademend bewegen. Hun lichaam, badend in een vloed, steigert verrukt de sterren tegen: de zielen vallen zich te voet. [pagina 189] [p. 189] Leo Herberghs Na de ontkoming Van mannen, die nog langs de oevers trekken heeft men vernomen hoe hij ging ter scheep, 't gelaat doodsbleek en de handen in één strekken naar 't oneindige, en met der dromen sleep. Sinds is het nachten over 't leven ingevallen, de roes verdween, was niet meer koninklijk, en 't sneeuwt ontzetting tot de hoogste wallen en dood is meester in een tuimlend rijk. Vorige Volgende