Roeping. Jaargang 27(1950-1951)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 186] [p. 186] Ad. J. Odijk Helmond Een stad die aan de gruwbre Peel ontwonnen bij klos en weefstoel zocht het daaglijks brood en heeft doorheen de eeuwen zich gesponnen een draad zo lang, een draad ook vaak zo rood. Een vale droesem drijft doorheen haar waters en roetwalm maakt de schoonste dingen oud - en toch, het ongelijk is aan haar haters want in de huizen woont een volk van goud. Een volk dat bij de droesem en de roet een reine ziel bewaarde en een vroom gemoed, dat tussen pijpen torens deed verrijzen die hoger dan de hoogste pijpen wijzen in 't vaste weten van een hemel groot die beters biedt dan wat de aarde bood. [pagina 187] [p. 187] Ad. J. Odijk Op de dood van een meisje Pas enkele weken was ze opgenomen in onze kring, doch die haar eenmaal zag die was vertederd door haar oogopslag waarin de glans lag van haar zuivere dromen. De zon scheen feestelijk op de lentebomen toen ik haar Vrijdag bij het uitgaan zag. Ik groette haar, zij schonk een korte lach... maar 's anderdaags is zij niet teruggekomen. Slechts even kwam zij in ons leven, haar dood was als een heftig sein, hoe wankel al onze dromen zijn. Zij ging naar huis, vergat zich even, toen kwam zij in een Rijk van licht... Wij blijven achter, bij onze plicht. Vorige Volgende