| |
| |
| |
Andre Demedts
De graaf is weergekeerd
Drama in vijf bedrijven
Tweede Bedrijf
Zitkamer ten huize van Van Meteren.
Het gesprek dat wij eergisteren gehad hebben, heeft mij doen nadenken.
U zult toch nagedacht hebben voor u naar Vlaanderen kwam?
Ik denk altijd na, maar nooit zo vlug als het hier van mij gevergd wordt. Dit is een duivels land, waar mijns inziens alles veel te snel moet gaan, om er enige vreugde aan te beleven. U Vlamingen moogt de naam hebben en houden, dat u de grootste werkers van de wereld zijt. Ik benijd u niet. U zou een beter leven hebben, als u de traagste genieters was. Maar laten wij daarover ons hoofd niet breken; ik zou willen weten wat hier gebeurd is.
In welke zin bedoelt u dat, mijnheer de hertog?
In alle zinnen. Waar ik nu bij een Vlaamse edelman kom, kijkt hij mij aan, alsof hij niet begrijpen kon dat ik leef. De gravin schijnt aan zenuwtoevallen te lijden; in ieder geval heb ik vernomen, dat zij voortdurend huilt als een ziek kind.
Heeft u niemand op de hoogte gebracht van de oorzaak van die onrustwekkende verschijnselen?
Ik wil het niet uitvissen, hoor! Daarvoor heb ik een te verfijnde opvoeding genoten.
| |
| |
Maar als u nu achter het net moest vissen?
Dat zou ik zeker niet lang uithouden, want het is nutteloos boter aan de galg te strijken.
Ik vrees, mijnheer de hertog, dat Vlaanderen de galg is, waaraan u boter strijkt.
U spreekt steeds over Vlaanderen, maar ik ben niet van zins met een land te huwen.
Toch met een vrouw, die een land als bruidschat heeft.
(lacht):
Het is goed dat wij kunnen lachen met de dwaasheid van de gehele wereld. Ik zou inderdaad wel met een vrouw moeten huwen, om het land te kunnen krijgen. Ik doe het niet uit liefde, maar uit nood. De grote vissen eten de kleine op. Bretagne en Vlaanderen zullen beide door de Franse slokop verslonden worden, als ze afzonderlijk in zijn bek moeten komen. Als ze verenigd zijn, zal het stuk hem te zwaar vallen. Daar hebt u onomwonden de reden van mijn vrijerij.
Nu vraag ik mij af, waarom u het wenselijk acht de waarheid te zeggen zoals ze is.
Omdat ik er onverschillig voor geworden ben. Weet u dat ik lak heb aan alles wat diplomatie en politiek geheten wordt? Ik voel niets voor de macht die ik bezit, want die macht berokkent mij niet anders dan zorg en angst. Een laat in zijn hut is gelukkiger dan de hertog van Bretagne op zijn troon. Begrijpt u mij? Begrijpt u mij?
Ik heb u begrepen. Wind u iet op.
Vandaag nog zal ik Rijsel verlaten. Zelfs het welzijn van mijn land kan niet vergen, dat ik mij
| |
| |
als een dwaas aanstel. Uw gravin is gek en haar omgeving is veel te wijs. Laat mij uitspreken zonder mij te onderbreken. Men is altijd beter in het leven met mensen die gewoner zijn. Een gewone zot, een gewone schurk, een gewone heilige, zijn zodanig dat men nog met hen kan samenleven, maar zoals uw zotten, uw schurken en uw heiligen zijn, gaat het niet. Ik ben het beu en neem meteen afscheid van u: Als u ooit naar Bretagne mocht komen, bent u welkom.
Mijnheer de hertog, blijf hier nog vijf dagen. Wilt u zich in de nabijheid van de gravin niet meer laten zien, ga dan op jacht of breng uw dagen zoek, ik weet niet hoe, maar blijf. Die vijf dagen zijn de vijf weken waard, die u hier reeds hebt doorgebracht.
Zullen ze mij voordelig zijn?
Misschien. Maar ik geloof voordeliger als mens, dan als hertog van Bretagne.
Houdt dat verband met de nukken van de gravin?
U volledig inlichten kan ik niet, wel u zeggen dat hetgene nu gebeuren zal van het allergrootste belang is voor Vlaanderen, Frankrijk en het Westen van Europa.
U maakt mij nieuwsgierig.
Dus hebt u mij nog nodig?
Wie een geoefend oor bezit, is spoedig ingelicht. Het is aangenaam praten met een verstandig man.
Zelfs als die man zo wat op een rund gelijkt? Ik ga nu maar. Het is best mogelijk dat ik zal blijven. Ik slaap er nog eens op.
| |
| |
Goedenavond dan en tot weldra. Mag ik u laten waarschuwen, als ik u mocht nodig hebben?
Dat mag. Maar haal mij niet uit mijn bed. Er is in de hele wereld geen zaak die zo belangrijk is, dat men erom zijn slaap zou moeten derven. Het laatste dat ons allen wacht, mijnheer van Meteren, is inslapen. Ontwek hen niet die ingeslapen zijn, want zij bezitten de zaligheid, die hiernamaals wordt beloofd. Degenen die niet zalig zijn, als u en ik, zullen vanzelf wel wakker worden. (Af met Joos die hem uitgeleide doet).
(Na korte poos weer op, samen met Berthilda):
U hoeft nog de kaarsen niet aan te steken. Ik heb niets meer te doen en zou wel graag nog een poosje in de schemering willen zitten.
Wees niet ongerust. Als Maria thuis komt, zend haar bij mij. Ik moet haar spreken.
Hij komt wat later op de avond.
Zijt u werkelijk helemaal als anders, mijnheer?
U hebt er eens van gesproken, dat u aan een hartziekte lijdt...
Maak u niet bezorgd; ik zal nog jaren leven, ginds te Meteren, Berthilda, op het oud hof van mijn
| |
| |
voorgeslacht. Dit is het laatste jaar dat ik in dienst sta van de gravin.
Toch niet omdat ik erover gesproken heb? Ik vind niet dat u moet veranderen; het leven in de stad heeft ook zijn aangenaamheden.
U kunt in de stad blijven; ik ga naar Meteren.
Voorlopig komt zij met mij mede. Later zal zij gaan waar zij door haar hart gedreven wordt.
Goedenavond, mijnheer. (Af).
Goedenavond. (Op dit ogenblik hoort men de klopper op de deur vallen. Joos staat in het midden van de kamer te luisteren).
(Op):
Mijnheer, de graaf wil u spreken!
Onze graaf! Ik heb hem onmiddellijk herkend, al was ik slechts een meisje toen hij vertrokken is.
Leid die bezoeker bij mij binnen.
Nu valt de beslissing over het land.
Goedenavond, mijnheer van Meteren.
Goedenavond, heer. (Hij staat bij het venster en schuift de gordijnen weg. De graaf komt bij hem en zij bekijken zwijgend elkander). U hebt waarschijnlijk honger; ik zal eten laten brengen.
Ik ben niet hongerig; ik heb gegeten vooraleer naar hier te komen.
| |
| |
Zijt u reeds naar het gravenhof geweest?
Ik ben in een afspanning aan de rand van de stad afgestapt en heb daar mijn paard gestald. Dan ben ik rechtstreeks naar hier gekomen. Van Meteren herkent u mij?
(Steekt langzaam de kaarsen op twee kroon- luchters aan, met een pit vuur nemend aan een lampje, dat voor een heiligenbeeld brandt).
Wat moet ik daarop zeggen?
U zult mij wel begrijpen, straks, en het zal daarom niet beter zijn. Ik herken u, heer graaf, en ik verheug mij over uw lijfsbehoud.
U zult wel moe en dorstig zijn. Wat mag ik u laten aanbieden?
De dorst kwelt mij niet zo zeer als de onrust.
(Belt).
De meid zal seffens komen. (Hij doet de deur open en zegt tot Berthilda, die buiten de kamer blijft): Wil je wijn naar boven brengen?
Heeft de gravin mijn brief ontvangen?
Twee dagen geleden heb ik hem gelezen.
Heeft zij aan de echtheid ervan getwijfeld?
Dat is mij niet gebleken.
Uw antwoorden zijn zo kort.
Ik heb een hekel gekregen aan veel woorden.
Heeft mijn voorgevoel mij niet bedrogen?
Hebt u een voorgevoel gehad, heer graaf?
| |
| |
Een stem heeft mij gezeid, dat ik hier niet zou welkom zijn.
(Klopt en komt binnen met de wijn. Joos neemt glazen uit een kast en schenkt in).
U moogt gaan, Berthilda. Als Aldwin komt, zend hem onmiddellijk naar boven. Voor alle anderen ben ik belet.
Aldwin is pas aangekomen.
Berthilda (Af).
Aldwin is mijn klerk. De gravin heeft erop aangedrongen, dat ik haar bij uw aankomst onmiddellijk zou laten waarschuwen. Of hebt u daar iets tegen?
Kan een vader er iets tegen hebben, dat zijn kind verlangt hem te zien? Hoe gaat het met de gravin?
Hebt u nog met niemand uit ons land gesproken, heer?
Ik ben eergisteren te Gent en gisteren te Kortrijk aangekomen. Ik heb slechts met enkele mensen uit het volk enige woorden gewisseld.
Als ik het mag vragen, wat hebben zij u geleerd?
Aldwin, wil je onmiddellijk naar het gravenhof gaan met een vertrouwelijke boodschap? Je moet maken dat je bij de gravin toegelaten wordt en haar niet anders zeggen dan: degene die verwacht werd, is ten huize van Van Meteren aangekomen.
| |
| |
Ik heb niets gehoord en jij hebt niets gezeid. Ga onmiddellijk en onthoud, dat wij ons onder alle omstandigheden beheersen moeten.
Aldwin (Af).
Waarom mag uw secretaris niet weten, dat ik de graaf ben?
Soms zou het beter zijn, als wijzelf konden vergeten wie wij zijn.
Van Meteren, uw manier van optreden doet mij alles vrezen. Heb ik niet het recht overeenkomstig mijn waardigheid behandeld te worden? Ik ben vele jaren slaaf geweest en toch uw graaf gebleven.
Voor mij zult u dat altijd zijn; u zijt de meester van het land bij de genade Gods. Maar niet iedereen denkt als ik. Voor sommigen zijt u de graaf, als zij het goedvinden, en voor enkelen zijt u iemand, die drie en twintig jaar geleden verdwenen is en niet het recht bezit om weer te keren.
Wij zullen hun een ander inzicht moeten leren.
Ik zal u de toestand verklaren, daar u er niet van op de hoogte zijt. In 1206, vier jaar na uw vertrek naar het Oosten, is hier het nieuws bekend geworden van uw nederlaag tegen de Bulgaren. U was gesneuveld of in ieder geval vermist. Uw broeder Philips is regent van Vlaanderen geworden en op uitdrukkelijk verlangen van de koning van Frankrijk heeft hij uw dochtertjes naar Parijs gezonden, opdat zij aan het hof zouden opgevoed worden.
Toen is uw oudste dochter gehuwd met Ferrand van Portugal, een Franse hoveling, die een voort-
| |
| |
varende graaf van Vlaanderen geworden is. Hij heeft met de koning van Engeland en de Duitse keizer verdragen afgesloten; maar in de oorlog tegen Frankrijk die erop gevolgd is, heeft hij bij Bouvines een verpletterende nederlaag geleden. Ferrand werd gevangen genomen en bleef tot nu toe opgesloten, Johanna werd gravin van Vlaaderen...
Waarom die vraag, heer graaf?
Ik heb uit uw woorden over haar niet veel bemoedigends gehoord.
Wat is een vrouw, die alleen in de wereld staat? Zij is altijd rusteloos en onbevredigd. Bijna voortdurend worden er met de Franse koning onderhandelingen gevoerd om de vrijlating van Ferrand van Portugal te verkrijgen. Tot hiertoe heeft het niets opgeleverd. Thans wil de gravin een ander middel beproeven; zij dreigt in het huwelijk te treden met de hertog van Bretagne.
Om het graafschap of haarzelf?
Om haarzelf en het graafschap.
Men heeft het mij reeds anders laten horen.
De mensen zijn zelden zo slecht als hun faam.
Hoe is de toestand in het land?
Er zijn tegenstellingen en spanningen, natuurlijk. Een deel van de adel heeft zich naar Frankrijk gekeerd; een ander blijft de gedachte van de Vlaamse zelfstandigheid trouw. Verder is het land welvarend; ons volk heeft altijd veel gewerkt; wij voeren meer dan ooit naar Engeland en de Duitse landen uit.
| |
| |
Bedankt, mijnheer Van Meteren. Gedurende de volgende dagen zal ik nog dikwijls op uw kennis en uw inzicht beroep moeten doen.
Wat bedoelt u, mijnheer van Meteren?
Dat alles wat ik zeggen moet, niet even aangenaam zal klinken.
Spreek u klaar en zonder terughouding uit.
U hebt veel geleden, heer graaf. Het lijden heeft zijn uitverkoren lievelingen. U zijt hier ongewenst.
De waarheid waarover ik mij schaam. Ga zitten, heer graaf. Laten wij over de zaken spreken alsof wij er niet bij zouden betrokken zijn. Wij moeten het beste vinden voor u en voor het land.
Het spijt u dus, dat ik nog leef?
Wilt u de laatste, naakte waarheid?
Zou ik ze niet kunnen dragen? Ik ben een ploegdier van de Turken geweest.
De Turken waren uw vijanden; een verstandig man zal niet licht aan zijn vijanden ontgoocheld zijn. Het leven is Gods schoonste gave; ik verheug er mij over dat u leeft, maar ik vrees, heer graaf, dat het geen gelukkig leven meer zal zijn.
Ik ben slaaf geweest; ik heb verlangd en als een kind gehuild, tot ik van alles was onthecht. Dan heb ik, als verloren man, iets als onverschilligheid voor al wat er gebeuren kon geleerd. Men is gelukkig als men voor geluk kan ongevoelig worden. Wie zou er hier tegen mij kunnen zijn in mijn eigen land?
| |
| |
Volgens het recht, niet volgens de macht.
Zijt u voor of tegen mij?
Ik ben voor u, zo lang u geen onverstandige beslissingen treft.
Wie is er dan tegen mij? Een bende die van de goedheid van mijn dochter misbruik maakt, om ambten en voordelen in de wacht te slepen. Een bende schuimers, altijd dezelfden, die de huik naar de wind hangen en vleien en pluimstrijken waar ze menen geld te zullen krijgen. Zijn zij het? Zohaast het bekend is dat ik hier ben, zullen ze mij hun hulde komen brengen.
En u zult ze aanvaarden, om rust in het land te scheppen of omdat u weet dat een verstandig man niet anders dan vergeten en vergeven kan.
Vanwaar zal het verzet dan komen?
Het is niet zo zeer een bende schooiers die tegen u is.
Het is de gravin, heer graaf.
| |
Derde Bedrijf
Een kamer in het Gravenhof te Rijsel.
Ik kan en wil niemand ontvangen.
De hertog van Bretagne dringt aan.
Begrijpt die olifant dan niet, dat ik niet langer huwbaar ben?
Het ontbreekt hem niet aan verstand.
| |
| |
Waarom moet ik hem ontvangen? Nu Boudewijn teruggekeerd is, heeft het immers geen zin meer. Ik zou mij beter van kant maken, voor ik de graaf heb weergezien.
Blijf kalm, mevrouw. Onze gevoelens kunnen het ons maar lastiger maken. Ontvang de hertog van Bretagne. Het is mogelijk dat hij iets weet, dat u van dienst kan zijn.
Meent u dat werkelijk? Laat hem dan onmiddellijk binnenkomen.
Het is ook niet wenselijk, dat u zo vlug van het ene standpunt naar het andere overgaat. Als dat in wijder kring bekend moest worden, zou men beweren dat u wispelturig zijt. (Af).
(Gaat zitten; staat op; loopt naar het raam; keert terug en gaat weer zitten).
O, ik ben mezelf geen meester.
(Op).
Goede morgen, vrouw gravin.
Ik spot niet; ik zeg alleen maar goede morgen.
Waarom laat u mij niet met rust?
Ik kom afscheid nemen; dus is er geen gevaar, dat ik nog lang voor u een rustverstoorder zal blijven. Maar vooraleer te vertrekken, zou ik u toch een goede raad willen geven. Nu de graaf is weergekeerd, is het beter dat u vlug verdwijnt. Zij vertellen dat u het niet zo grif zult doen. Natuurlijk hebt u ongelijk. Zelfs een gravin is nog het kind van haar vader - en ook, u bent veel meer een vrouw dan een gravin.
Met welk recht beledigt u mij? Omdat u meent dat ik machteloos geworden ben?
| |
| |
Met het recht van de waarheid en de bedoeling u een goede dienst te bewijzen.
Iedereen meent mij goede raad te moeten geven. Ben ik dan zo dwaas?
Dat weet ik niet; maar zo verdwaasd, daar ben ik van overtuigd. Luister nu met uw verstand. Als vrouw bent u geen vrouw voor mij. Blijf rustig.
U bent ook geen man voor mij.
Ik ben het volkomen met u eens. De vereniging van uw graafschap en mijn hertogdom, dat was een passend huwelijk. Wij zouden de slachtoffers voor de vrijheid van onze landen zijn geweest. Nu dat uw vader is weergekeerd, is uw graafschap niet meer vrij.
Dat u thans vrij bent, zo vrij, dat u voor Bretagne alle belang verloren hebt.
En voor uzelf heb ik het nooit gehad?
Het zou slechts een flauwe troost zijn, als ik u beloog. U bent bevrijd, maar voor mij duurt het zware leven voort.
U bent wederom een mens, die als mens kan leven; u kunt weer natuurlijk zijn en alles doen en laten wat u wenst. Ik sleep het lot van een heel volk op mijn schouders mede en dat volk vergalt de kleine vreugden van mijn leven. Ten slotte zal er voor mij geen andere uitweg zijn, dan dat ik voor mijzelf niet meer tel. Ik ben een volk geworden. Ja, zie mij aan. Ik ben een volk, dat rijst of daalt, wint of sterft met
| |
| |
mij, al ben ik het niet waardig. U zou huwen met een volk, en misschien zou het een ramp geworden zijn, daar ik vermoed dat u nooit een volk zult worden. Daarom is het, dat ik zeg, verheug u dat de graaf is weergekeerd.
Ik kon even goed uw raadgevingen als uw graafschap missen.
Dus u bent meer verdwaasd dan ooit. Vaarwel mevrouw. Moge God u genadig zijn. (Af).
En korte poos.
Van Wijnen (Op).
Ik heb it toch gevraagd mij niet alleen te laten.
De hertog van Bretagne is pas vertrokken.
Er moet altijd iemand bij mij zijn.
U hoeft niet bang te worden.
Ik ben toch bang. Begrijpt u niet, dat ze mij kunnen vermoorden?
In Vlaanderen gebeurt dat niet.
Hij is meer dan twintig jaar bij de Turken geweest. Ik ben bang voor hem. Ik wou reeds over dat onderhoud heen zijn.
Hij kan ieder ogenblik aankomen.
Ik wil niet alleen met hem spreken.
Toch is het beter anders.
Wat u thans voor mij doet, zal niet onbeloond blijven. Allen die met mij zijn in de ure van het gevaar, zullen ook met mij zijn in de ure van de overwinning.
Toch is het beter, dat u alleen met hem
| |
| |
spreekt. Aanwezigen zijn getuigen en, als men een standpunt als het uwe verdedigen moet, is men best alleen.
Wat zal ik moeten zeggen?
Datgene waarvan u overtuigd zijt.
Dat is niet zo erg, als u met hem alleen zijt.
Maar als hij mij dwingt tot troonafstand?
U kunt hem niet afstaan, vrouw gravin, want u hebt hem niet. U kunt niets verliezen alles winnen.
Wist ik maar hoe ik mij zal moeten houden!
Heel uw sterkte ligt daarin. Het slechtste wat een mens kan hebben is een wet, die zijn geweten en dus zijn doen en spreken bindt.
Meent u werkelijk, dat ik zo verdorven ben?
De menselijke natuur is niet volmaakt.
Maar u bent een schurk, Van Wijnen. Ik wil het graafschap, omdat ik het voor mijn geluk niet missen kan. Ik ben eerlijk. Ik steun op recht en reden.
Ik heb lang niet zoveel als u. Alleen een blik, die klaarder ziet.
Liever niet, als het tegen dezelfde voorwaarden moet gebeuren.
Van Meteren staat niet in mijn dienst, maar in dienst van het land. Hij is raadgever van de gravin uit toewijding.
Hij is een oud man uit de oude tijd, toen men de waarde van het geld nog niet kende.
| |
| |
Zeg dat niet; ik ben een eerlijke vrouw; ik ben een ongelukkige vrouw. Al het leed van de wereld trekt zich boven mij samen. Ga weg, laat mij alleen.
Ga niet weg zonder een vriendelijk woord. Blijft u mij ten minste trouw.
Ik heb tijdens de voorbije nacht geen oog gesloten. Ik heb toch nooit geluk gekend. (Huilt). Als van Meteren met hem komt, leid hen onmiddellijk hier binnen en blijf bij mij.
Ik hoor beweging in de gang. Best mogelijk, dat zij daar zijn. Moet ik ook de heer Van Loocke roepen?
Het is te laat. Blijft u bij mij.
Ik wil weten of zij daar zijn. (Af).
Het zou beter zijn als ik ziek geworden was, of dood kon gaan.
Graaf Boudewijn, Van Wijnen, Van Meteren en Aldwin op.
Goede morgen, vader. Althans als u mijn vader zijt.
Je was een kind, toen ik vertrok.
Dat is juist het erge, dat wij slechts kinderen waren toen u vertrok en onbeschermd moesten achterblijven.
Dat is dus een verwijt en mogelijk niet onverdiend. De plaats van een vader is bij zijn kinderen. Maar ik was ook graaf van Vlaanderen en een christelijk vorst.
| |
| |
Wie bewijst mij, dat u geen bedrieger zijt?
De gravin is overspanen, heren, en ik vraag mij af, of het niet beter is haar thans met rust te laten.
Ik deel uw mening en stel voor, dat wij de graaf en de gravin alleen zouden laten.
Het is beter, vrouw gravin, dat niemand bij u blijft. Wij gaan. (Af met Van Wijnen en Aldwin).
Het is zo makkelijk zich op te dringen. Wie bewijst mij, dat u werkelijk mijn vader zijt?
Durf je zo spreken? Laat mij ondervragen door mensen, die mij vroeger gekend hebben over feiten die toen gebeurd zijn. Dit kan ik je althans zeggen, dat je tussen je schouderbladen een kleine driehoeksvormige moedervlek hebt, zoals je moeder en zoals ook je zuster Margaretha.
Dat kunt u van iemand anders vernomen hebben.
Waarom ben je zo verblind, zo opzettelijk kwaadwillig? Ik ben je vader en heb het recht je aan je plicht als kind te herinneren. Ik heb mij deze terugkomst anders voorgesteld. Waar ik meende dat er zou vreugde zijn, ontdek ik niets dan wantrouwen en gekonkel. Toen ik gisteren met Van Meteren sprak, heb ik uit zijn voorzichtige toespelingen vernomen, dat ik mij aan moeilijkheden verwachten mocht. Ik heb ze niet op die manier en vooral heb ik ze niet van jou voorzien.
| |
| |
Met wie spreek ik? Is het met een vader of met een mededinger naar de macht?
Je spreekt met je vader en met je graaf. Ik bezit rechten waarvan ik geen afstand doe. Je liefde kun je mij onthouden, niet je gehoorzaamheid.
Welke rechten kan iemand laten gelden, die zich vrijwillig aan de verplichtingen die eruit voortvloeien, onttrokken heeft? Uw plaats was hier, niet te Constantinopel. U hebt een keizerskroon aanvaard en een gravenkroon verbeurd.
Gaat het alleen om kronen tussen jou en mij? En niet om bloed en tederheid, om liefde en leven, om het innigste dat een mens met een ander mens verbinden kan? Wie staat je nader dan je vader? Spreek!
Je kunt niet eisen dat ik afstand doe van mijn geluk. Een vader is geen vader meer, als hij zijn kinderen aan vreemden overlaat. Dat hebt u gedaan. U zou nooit teruggekeerd zijn, was u keizer van de Grieken kunnen blijven. Niemand zal u hier welkom heten.
Allen die het hart op de rechte plaats dragen, zullen er anders over oordelen. Meer wens ik niet. Ik heb alleen de eerlijke mensen nodig. Als de konkelaars strijd en moeilijkheden willen, zullen zij ze hebben. Ik zou ontrouw zijn aan de opdracht, die God mij gegeven heeft, als ik in deze omstandigheden moest aarzelen.
Ik wil niet naar een klooster! Ik heb nog niet anders dan leed en eenzaamheid gekend. Ik heb alleen gestreden; ik ben misprezen en vernederd geworden; ik ben een gehuwde vrouw en heb geen man; ik ben een vrouw maar een moeder ben ik niet. Jaren lang,
| |
| |
vele jaren lang, heb ik de last van het gezag alleen gedragen en nu wilt u mij weggooien als een waardeloos voorwerp op de vuilnisbelt. Ik zal het niet laten gebeuren; ik heb mijn getrouwen; ik heb het grootste deel van het Vlaamse volk; ik heb de koning van Frankrijk aan mijn zijde.
Nooit, nooit, zo lang ik leef. U kunt uw macht gebruiken en misbruiken. Het zou de eerste maal niet zijn in de geschiedenis.
Als ik in jouw plaats was, Johanna, zou ik vrezen voor het oordeel van de geschiedenis en van God.
De geschiedenis wordt geschreven door wie de overwinning heeft behaald.
Ik weet het; de verliezers hebben altijd ongelijk. Het heeft geen zin, dat ik nog langer met je spreek. Het spijt mij niet, dat ik je teruggezien heb, want je bent altijd mijn kind. Je bent altijd mijn kind geweest, mijn lief blond dochtertje, van wie ik heb gedroomd, naar wie ik heb verlangd. Maar het spijt me, dat je geen betere dochter bent. Waar liefde en eerbied je ontbreken, zal dwang je moeten leren. Denk na; denk nog een dag en nog een nacht op een beslissing na. Ik ga. Maar luister naar mijn raad; geloof niet aan de inblazingen van mannen, die alleen uit zelfzucht en eigenbelang je vleien. Blijf alleen met je geweten en met God. Of heb je geen geweten meer? Geloof je niet aan God? Er is maar een beperkt geluk voor de mensen op deze wereld weggelegd; een kleine vrede, omdat zij gedaan hebben wat zij moesten doen. Onderbreek mij niet. Ik heb gedaan. Er zijn geen woorden tussen ons
| |
| |
meer nodig. Wij hebben elkander begrepen. De keuze is aan jou. Morgen kom ik je antwoord Kalen.
U kunt u de moeite wel besparen. Het zal niet anders zijn dan nu.
Alleen een dier verandert niet. Jij bent een mens, je bent mijn kind. Vaarwel.
Het kon zo eenvoudig zijn, als u maar wilde, als u maar van mij hield. De wereld is groot genoeg en u kunt overal gelukkig zijn. U ook moet nadenken. Meent u soms dat ik geen hart bezit, omdat ik over mijn plicht een andere opvatting heb dan u? Stel u maar als een verontrechte aan; dan blijft u in uw rol. Maar wie heeft de schuld dan u alleen? Denk eraan, dat u eveneens voor een beslissing staat.
Vaarwel. Moge het jou nooit rouwen.
(Af).
(zinkt in een zetel en weent).
Zijt u daar, mijn trouwe vriend?
Waarom komt hij niet binnen?
(Op).
Ik ben tot uw dienst, mevrouw.
Zijn jullie tot mijn dienst? Ik weet het, goede vrienden, en ik zal het nooit vergeten. (Huilt). Maar ik zal niemands dienst meer behoeven.
Mevrouw, wij kunnen niet begrijpen wat er is gebeurd.
Hij heeft mij willen dwingen mijn rechten af te staan. Hij is de graaf van Vlaanderen en ik mag verdwijnen.
Hebt u daarmee in gestemd?
| |
| |
Nog niet. Ik kreeg een dag om mij te bedenken. Ik ben ziek van eenzaamheid en van verdriet.
U hoeft ook niet te denken. Is uw beslissing niet getroffen, om er niet meer op terug te keren?
Het past ons niet in de naam van de gravin te spreken.
U deelt toch mijn mening!
Of omgekeerd. U deelt de mijne. Het is echter niet behoorlijk, dat wij onze mening uitspreken, voor de gravin zich heeft verklaard.
U kunt alleen maar zeggen wat ik denk. U zijt mij altijd trouw en nader dan alle anderen geweest. Ik heb altijd aan u gedacht in de jaren van voorspoed; maar ik weet niet hoe ik u belonen zal nu de tegenspoed begint.
De graaf zal toch de verdiensten niet miskennen van degenen die zijn dochter vol toewijding hebben gediend.
Dat is het, wat mij het meest bedroeft. Als ik verdwijn, verdwijnen ook mijn vrienden.
Heeft die indringer dat gezeid?
Indringer is een gevaarlijk woord. Ik ben akkoord met u, waar u het denkt, maar minder waar u het uitspreekt.
Waarom zou ik de waarheid niet mogen zeggen? Niet mogen opkomen voor mijn recht? Zijt u van plan u te laten verdringen?
Is het tot mij, dat u spreekt?
| |
| |
Ik zal steeds doen wat mijn plicht van mij eist.
Dat weet ik, heer van Wijnen.
En ik zal doen wat de Gravin van mij eist. Ik heb alles aan haar te danken en zal haar dankbaar blijven.
Ik weet dat ik op u mag rekenen.
Wij zijn niet de enigen...
Maar als zijn macht sterker dan de onze is?
Wat kan Van Meteren ons schelen? Hij is oud en eerder een monnik dan een edelman.
Wij moeten vaak meer leren van de monniken dan van veel edelen.
(Weent heftiger).
Wij zullen alles moeten prijsgeven en verlaten. Wij hebben het land gered en wij zullen beschouwd worden als dieven en bedelaars.
Hij zal zich op zijn vaderschap beroepen. Het is zo lastig voor een kind te strijden voor zijn recht tegen zijn eigen vader. Hij haalt het, vrienden, en wij mogen gaan.
Er zijn nog andere middelen!
Wat u thans bedoelt, begrijp ik niet onmiddellijk.
Dan zal ik het klaarder zeggen.
Neen, zeg het niet, mijn vriend.
Toch wel; ik ben noch laf noch bang. Als de overmacht het recht verplettert, wordt voor het
| |
| |
recht het gebruik van alle middelen vrij. Ik ben niet bang voor Boudewijn.
Als het moet gaan tussen hem en mij, ben ik niet bang. Ween niet meer, mevrouw. Uw tranen maken mij razend.
Ik zal je alles geven; of er zal niets meer overblijven dan mijn tranen voor jou.
(Wordt voortgezet)
|
|