Roeping. Jaargang 27(1950-1951)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 161] [p. 161] Harriet Laurey De Vagebond Voor Jeanlouis B. Binnen de poorten der stad een bedelaar langs de straten, die schuw op de meest verlaten pleinen heeft post gevat. Voor geen duurzaam geluk geschapen en door geen mensen bemind; des nachts een verbijsterd kind, dat alleen in het donker moet slapen. Maar eenmaal over de wegen haast van verrukking ontzind, gesterkt door een driftige wind, gereinigd door zon en regen, schept hij zijn melodie uit het stromende lied der cypressen. - Nazaat van verguisde noblesse, sans sou et sans souci -. [pagina 162] [p. 162] Harriet Laurey Chrysanten Ik ben vannacht verschrikt ontwaakt. Een wassen maan scheen koud en naakt En heeft de wilde najaarstuinen Met dode stralen aangeraakt. En al wat in de dag vertrouwd Geweest was, teder bladergoud, Is in één gruwlijk uur bezweken, Tot as verpulverd en vergrauwd. Maar de chrysanthen stonden toen Tegen het lege zwart te schrijnen Met grote, sprakeloze ogen... Te sterven als de mensen doen: Langzaam met wanhoop volgezogen, Langzaam bezwijkend aan de pijnen... Vorige Volgende