Roeping. Jaargang 27(1950-1951)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 50] [p. 50] Andries Dhoeve Het gemis Ik weet niet wie Gij zijt en nooit zal ik het vinden, zolang het licht mij laaft, hoe klinkt Uw duistre naam, die luideloos verzwindt in schuwe schemerwinden, wijl ik te luistren sta vóór 't open zolderraam... Alleen de blanke bloem heeft Uw geheim geraden dat wemelt in de dauw die zacht haar blaren tooit... Misschien heeft ook een kind de gave dier genade wanneer een milde lach zijn natte lippen plooit... Maar ik moet rusteloos en zorgend zonder zegen, Uw wezen achterna dat schuilt in ieder ding. Sinds ik Uw spoor verloor in 't striemen van den regen, ben ik dit éne slechts: een povre sterveling die met Gods engel vecht en telkens weer wil uiten het schrijnende gemis van wat ontastbaar is - zolang Gij zelve niet Uw hulsel zult ontsluiten, blijft elk geschreven woord doordrenkt van droefenis, want wat het leven mij van zuur en zoet laat proeven smaakt wrang gelijk de grond die mijne schreden draagt... Alleen Uw klaarheid, Droom, kan van 't gelaat de groeven zó bergen dat 't verdriet tot wat muziek vervaagt!... Vorige Volgende