Roeping. Jaargang 27(1950-1951)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 31] [p. 31] Reninca Gods wiegelied De hemel, kindje, ligt voorbij uw dromen, aan gene zijde van den diepsten slaap... En of Ik duizend snelle sterren raap, u tonend met een worp hoe ver gij komen moet, nimmer toch zal het de moeite lonen: zo ver is het als Ik alleen kan zien... Wel is er in uwe kleine hart misschien iets dat op hemel lijkt, en waar het wonen Mij zoet is - en dat 's Liefde... Neen, niet wenen, Zij dekt de zonden als een moeder toe... en gaat van u, na elk ‘waarom’ en ieder ‘hoe’, als van de wieg der wereld nimmer henen... Vorige Volgende