en verbonden de waarachtigheid van hun voorspellingen aan de namen van eerbiedwaardige mannen, wier woorden niet betwijfeld zouden worden.
Daar de personen, op wier naam zij hun profetiën zetten, reeds langen tijd geleden gestorven waren, antidateerden zij daardoor hun voorspellingen, waardoor zij gelegenheid hadden om gebeurtenissen uit het heden en uit het verleden, die nog vers in elks geheugen lagen, zoals overstromingen en de beeldenstorm, in deze voorspellingen op te nemen.
Zo vergrootten zij tevens de kans dat het door hen ontworpen toekomstbeeld ook algemeen geloof zou vinden.
Dit toekomstbeeld was: In Nederland wordt de Katholieke godsdienst weer hersteld, evenals in Engeland.
‘Dan zullen gezegende tijden komen, daar geen voorbeeld van te vinden zal zijn’.
Wanneer die ommekeer zou komen, konden zij niet precies bepalen: zij waren voorzichtig genoeg om zich niet aan jaartallen vast te leggen. ‘Als de wateren hoog gestegen zijn, dalen zij weer’. ‘Dan zal de tijd vervuld wezen, en hun stoelen zullen versleten zijn waar zij zolang in onrecht op gezeten hebben’.
Ter wille van die, wellicht nabije, toekomst moesten de gelovigen standvastig blijven: ‘Beminde Katholieken, blijft standvastig en laat u niet misleiden door valse tongen, die er vele zullen zijn in die dagen’. ‘Katholieke harten, slaat uw tijd gade; want onze Moeder, de Heilige Kerk, noodt ons altemaal en roept ons tot penitentie’. ‘Houdt U altijd vast aan de standaard van het oprecht geloof’.
Zij dachten dat de ommekeer met geweld zou geschieden in een strijd tegen den Fransen koning en zijn bondgenoten, een reprise van het jaar 1672, of in een oorlog waarbij geheel Europa betrokken zou zijn.
Een der profetiën gewaagt niet alleen van de gehoopte Katholieke coalitie na het verdrag van Weenen (1725), maar ontwerpt zelfs het gehele veldtochtsplan voor de daaropvolgende oorlog, die geen doorgang vond.
Daar de orakeltaal der profetie echter spreekt van den Koning der Bloemen, waarmee de Franse koning is bedoeld,