Roeping. Jaargang 26(1949)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 492] [p. 492] Mathias Kemp De beeweg der lieve vrouwe - Neen, over Ezelmarkt naar Looiersgracht! - En ik weet zeker: langs de Papenstraat! - Daar heeft geen ziel bij tijden aan gedacht! - Een weg die langs de Sinterklaaskerk gaat! Zoo bleef men twisten in 't onwijze Tricht, nadat het wonderbeeld was weergekeerd, tentoongesteld, devotelijk vereerd in vroeg gebloemte en bevend kaarsenlicht. Al bitser relde 't zinneloos krakeel; de dolsten dreigden reeds met vuist en stok ter eere van de Vrouwe die zooveel ter bedevaart uit veste en velden trok. Doch moedertje Anna, zorgelijk en vroed, die voor de grijze Minderbroederskerk te bidden zat, ze dacht: 't is duivelswerk; 't wordt tijd dat Zij hier zelf een uitspraak doet. Toen liet de Maagd haar in de ziel verstaan: Zij zullen weten; Zelf treed ik hen voor; wij twee, wij zullen saam ten beeweg gaan. Toef tot den nacht; volg dan mijn lichtend spoor. Verbeten biddend, onvermoeid geknield in plots en mild gesneeuw hield Anna wacht, totdat in 't eerste deinzen van den nacht Gods Moeder en haar Kindeke, bezield, verlieten glans en luister van hun troon en zweefden naar het wonder blank tapijt, voor 's Hemels moeder en God's zoon over de straten van de stad gespreid. [pagina 493] [p. 493] Dan schreed de Maagd, en wie Haar volgde trouw, allen ten voorbeeld weer d'alouden gang, zooals die eeuwen her reeds was in zwang en weer voor eeuwen nu herleven zou. En waar Zij ging, de Sterre van de Zee, daar werd in slaap en droom een hart weer rein, daar vond vertwijfelde weer kalmte en vree, daar mocht een ziel verscheiden zonder pijn. Daar wist een zoekende plots weg en raad, daar nam een aarzelende wijs besluit, daar dreef haar milde macht den Booze uit een wrekers brein vóór onherstelbre daad. En voor Haar eigen tempel bleef Zij staan, zonk op de knieën tot een kort gebed, is verder dan weer d'ouden weg gegaan, doch naar de mare wil, niet onverlet. Want ergens stond een schildwacht koen en wreed die, duchtend tooverij en papenspel, met zijn rapier Haar roekeloos en fel een scheur in den fluweelen mantel reet. En naar Maria's hoofd deed hij een houw - niet ongestraft - waardoor dit even scheef genegen naar het Godlijk kindje bleef. Getuige was de siddrende oude vrouw. Maar toen der Zeeën Ster weer verder ging, waarden alom aromen zoet en licht, van rozen en seringen, lang nog hing die Hemelwaden over 't oude Tricht. Zoo heeft de Lieve Vrouwe met haar Kind in jaargetij waarin de nacht duurt lang volbracht haar zegenrijksten ommegang allen ten voorbeeld. Velen bleven blind [pagina 494] [p. 494] en doof voor het mirakel, noemden zot of dronken moedertje Anna die dit zag, totdat de bende albedillers tot haar schande bij het klaren van den dag herkende schreden, fijn en zonder tal, die 't beeld genomen had door sneeuw en slijk, en zag de spatjes modder op het rijk gewaad der Vrouwe in heldre kloosterhal. Dat had die vrome ziel dus niet gedroomd! De wondre mare liep door stad en streek en duizenden zijn biddend saamgestroomd om zelf te aanschouwen wat té wonder leek. Doch sedertdien, als wanken rust en vree, wanneer er ramp of plaag of oorlog dreigt, dan doen er duizenden als d'avond neigt d'alouden beeweg van de Ster der Zee. (Uit: Vier Limburgsche Marialegenden) Vorige Volgende