Roeping. Jaargang 26(1949)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 463] [p. 463] [Nummer 6] Reninca Canticum ultimum Nu sterft maar op mijn lippen, al mijn zangen, als late geuren op de avondbloem... Waarom vertwijfelen of luid verlangen? In deze stilte schuilt mijn zoetste roem... Ik heb de Minne in 't geheim ontvangen ver buiten 's werelds noodeloos vertoon; ik zie de sterren in Haar wimpers hangen en stamel zwijmelend: wat zijt gij schoon... Ziet, om Haar gunsten werven al de dagen, en al wat hunkert om Haar zuivren zucht - hoe zou ik, kleine, Haar mysterie dragen en niet voor menschenwoorden zijn beducht? Hoe peilloos ook de nacht, vol blinde vragen, weet dat slechts zwijgend men het Antwoord schouwt. Dies moest ik mij in raadloosheden wagen tot dat mij God zijn raadselen ontvouwt... Nu sterft maar op mijn lippen, al mijn zangen, als late geuren op de avondbloem; nu laat de winden heimlijk mij omprangen en breken als het moet - het is geen doem, te wijken voor de goddelijke gangen der ééne Schoonheid die de wereld voedt: ik zie de sterren in Haar wimpers hangen en koester in het hart als dauw Haar gloed... Vorige Volgende