Roeping. Jaargang 26(1949)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 407] [p. 407] Frans Babylon Forêts de Compiëgne Geen enk'le wandelaar komt hier nog storen, en alomtegenwoordig ruist de wind in bomenmassa's. Lachen van een kind en vogeltonen klinken gauw verloren. Geen meisje komt op deze top bekoren: doods schijnt het praehistorisch labyrinth van monsterstenen, waar men beend'ren vindt, als heremiet doorgrondend wordt herboren. Vaak schuilen wij in onze tent bijeen, maar elk, met eigen dromen, ligt alleen te luist'ren naar het ruisen van de regen. Verschemerd lijkt mij elke plompe steen een dreigend loerend monster van voorheen, maar elke angst of spot houd ik verzwegen. [pagina 408] [p. 408] Frans Babylon Aan een vriend Mijn vriend, verdroom u niet in verre reizen, als gij door haar nabijzijn wordt benauwd, al zijt gij met haar bloedslag meer vertrouwd dan met mediterrane paradijzen. Misschien voelt gij weer lust om haar te prijzen, wanneer gij streng in onderzoek beschouwt hoe sierlijk zij haar rilde handen vouwt en in haar deemoed liefde blijft bewijzen. Volg niet, in ban der meubels, voor de ruit de meeuwenvluchten van uw dromen boven de troosteloze gracht met afvalschuit. Maar keer u weer berustend naar uw bruid, om in haar rijke weelden te geloven, voor gij haar dwingend in uw armen sluit. Vorige Volgende