| |
Kerkelijk recht en liturgie
Traité de Droit canonique, onder leiding van Raoul Naz. 4 delen in groot 8o, ieder ong. 700 blz. te samen 2400 fr. Letouzey. Parijs.
Voor degenen die in kort bestek het kerkelijk recht bestuderen of raadplegen willen en er toch een juist begrip van wensen te hebben, is onder leiding van Raoul Naz en met medewerking van hoogst competente juristen een franse commentaar verschenen op den codex, waarin kort en helder, met aangeven ook der verschillende meningen, niet alleen de uitleg gegeven wordt van de canons, doch ook een historisch overzicht. De diverse medewerkers, Claeys-Bouuaert, De Clercq, Durand, Jombart, Lefebure, Naz, Torquebiau, hebben ieder dat deel behandeld, waarvan zij door hun voorafgaande studies bijzonder op de hoogte waren. Hun namen garanderen de degelijkheid van dit werk.
DOM G. SLOET
| |
Math. Conte a Coronata O.F.M. Cap.: Institutiones Juris Canonici, vol I-IV 3de uitg. vol V 2de uitg. in 8o Marietti. Turijn, 1948. vol I 1074 blz. 1500 lire. vol II, III, IV, ieder ong. 710 blz. ieder 1200 1., vol V 33 blz. 700 1.
Deze nieuwe vermeerderde editie van Coronata, waarvan de degelijkheid overbekend is, behoeft geen aanbeveling meer. De heldere uiteenzetting der problemen, de redelijkheid en gematigheid der antwoorden, en, niet te vergeten, de uitstekende typographische verzorging maken het werk tot een veilig en aangenaam baken bij de studie van het recht. De sacramenten wor- | |
| |
den er niet in behandeld; daarover is door schr. een apart tractaat uit gegeven. Nieuw in deze 3e editie is, dat aan het eind der delen de voornaamste documenten van den H. Stoel worden weergegeven, welke op de behandelde materie betrekking hebben. De inhoud van de delen is als volgt verdeeld: Vol I: Normae generales, De clericis, De religiosis en De laicis. Vol II: De rebus. Vol III: De processibus. Vol IV: De delictis et poenis. Het 5de deel bevat de Index rerum, een alphabetische lijst met jaartal der auteurs die voor en na den Codex geschreven hebben, en diverse Apostolische documenten.
DOM G. SLOET
| |
Matth. Conte a Coronata O.F.M. Cap.: Interpretatio authentica C.I.C. et circa ipsum Sanctae Sedis jurisprudentia 1916-1947. In 8o, 3de uitg. 1948, pag. 456. Marietti. Turijn. Lire 750.
Behalve de officiële uitspraken in de Acta gepromuleerd, vindt men hier ook de particuliere antwoorden, elders gepubliceerd, die, hoewel ze niet hetzelfde gezag hebben, toch de bedoeling, en de verlangens van den H. Stoel doen kennen. De overzichtelijke rangschikking, de verwijzingen naar de bronnen, waar de antwoorden uit geput zijn en naar de voornaamste periodieken, die er een specialen commentaar op hebben gegeven, alsmede de dubbele inhoudsopgave, alphabetisch en chronologisch, maken het werk uiterst geschikt en prettig om te raadplegen. De chronol. tafel laat zien hoe dikwijls men het over de zelfde, - en niet altijd de belangrijkste, - canones heeft in die 30 jaren. Bv. Can 106 wordt 16 maal behandeld!
DOM G. SLOET
| |
Mario Righetti: Manuale di storia liturgica. Vol. I Introduzione generale con 204 illustr., 565 p. Vol II L'anno liturgico, il Breviario con 81 illustr. 641 p. Editrice Ancora Milano.
Mgr. Righetti toont het talent te bezitten zijn uitgebreid onderwerp op zeer kundige en aantrekkelijke wijze te behandelen. Zijn handboek biedt alles wat men van een dergelijk populair werk verlangen mag: een heldere indeling, en als grondslag voor de verklaring van de betekenis der liturgische voorwerpen, gebeden en gebruiken een voldoende historische kennis, waardoor willekeur vermeden wordt. Niet het minst door de speelse wijze van behandeling, wars van alle schoolse zwaarwichtigheid, en door de begeleidende rijke verluchting, ontleend aan de talloze rijkdommen van Italiaanse kerken en musea, heeft de schrijver zijn werk aantrekkelijk weten te maken. Liturgie en dogma, het symbolisme, de liturgische boeken, kerk en altaar, liturgisch vaatwerk en kleding, oorsprong en betekenis der feesten, het liturgisch toneel en drama, deze opsomming alleen geeft al een kijk op de veelzijdigheid der behandelde materie. Een derde deel over de H. Mis, de Sacramenten en Sacramentaliën zal dit standaardwerk afsluiten.
DOM C. COEBERGH
| |
Casel: Jahrbuch für Liturgiewissenschaft XV. Münster, Aschendorff 1941.
Het is ongetwijfeld een verdienste van den ijverigen hoofdredacteur van dit belangrijke Jaarboek, Dr. O. Casel, dat door hem weer prachtig materiaal werd verzameld uit de oud-christelijke literatuur, teneinde het inzicht in het wezen van de H. Liturgie te verdiepen. Hij beoogde daarbij steeds teksten en uitdrukkingen in het kader van hun tijd geplaatst, nader te belichten, en zijn breedvoerige verhandeling is inderdaad rijk aan belangwekkende opmerkingen. Kniewald behandelt het missaal van Zagreb van 't jaar 1100, waaruit Cluniacenser invloed blijkt; Browe bespreekt middeleeuwse communieriten, terwijl Mayer liturgie en barok vergelijkt. Welk een contrast laat hij zien tussen de mentaliteit van een
| |
| |
Lopez de Vega of een St. Teresia van Avila met een St. Leo de Grote of een St. Gregorius! Een interessant literatuuroverzicht besluit dit jaarboek, het enige deel dat tijdens den oorlog verscheen.
DOM C. COEBERGH
| |
A. Raes S.J.: Introductio in liturgiam orientalem. (Romae, Pont. Instit. Stud, orient. 1947).
Met deze inleiding tot de Oosterse Liturgie, geschreven voor de 1e jaars-studenten van het Pauselijk Oosters Instituut, verschaft Pater Raes ons een uitstekend hulpmiddel voor het onderwijs van de riten van het Christelijke Oosten op de seminaries, zozeer aanbevolen door Paus Pius XI in zijn Enc. ‘Rerum Orientalium’.
In afzonderlijke hoofdstukken bevat het boek een overzicht van de historische ontwikkeling van de verschillende riten, de beschrijving van het kerkgebouw, de H. Mis, de Initiatie-riten (Doopsel, Vormsel, Communie), het Huwelijk, het Vesperofficie, en tenslotte een uiteenzetting over de liturgische kleding, de talen en de kerkzang. De belangrijkste hoofdstukken zijn voorzien van zeer practische tabellen.
Uit de eenvoudige opzet van het geheel blijkt een rijpe onderwijservaring en bovendien grondige wetenschappelijke kennis, welke de Auteur reeds eerder een goede naam bezorgden onder de liturgisten.
DOM VAN NISTELROOIJ
| |
Dr. Polycarpus Rado O.S.B.: Libri liturgici manu scripti bibliothecarum Hungariae. Budapestini, 1947 Sumptibus Musaei Nationalis Hungarici. 8o - 223 p.
Rado's beschrijving van de Hongaarse liturgische documenten munt boven soortgelijke compendia uit door duidelijke en overzichtelijke behandeling. Telkens wordt op het essentiële de nadruk gelegd; overbodige herhalingen worden vermeden. Opmerkelijk is de Franse, speciaal Normandische invloed, die zich sinds de 12e eeuw op de Hongaarse liturgie deed gelden; ook de ludus paschalis, het paasspel aan het einde der Paasmetten blijkt zich reeds toen in Hongarije ingeburgerd te hebben. Overigens hebben de teksten en gebruiken, door Rado beschreven, veelal niet enkel plaatselijke betekenis, maar vormt hun publicatie ook een belangrijke bijdrage tot de geschiedenis hunner verbreiding in de Middeleeuwen.
DOM C. COEBERGH
| |
La messe et sa catéchèse. Ed. du Cerf, Paris 1947.
Dit 7e deeltje van de serie ‘lex orandi’ is het verslagboek van de liturgische studiedagen te Vanves van 30 April tot 4 Mei 1946, gehouden onder voorzitterschap van Z. Em. Kard. Suhard, aartsbisschop van Parijs, bekend als de grote stuwkracht van de liturgische beweging in Frankrijk.
Het is rijk aan interessante verhandelingen; wij noemen onder meer: J. Danielou over de liturgische catechese bij de Kerkvaders; L. Beauduin: De H. Mis als offer van lof; verder de discussies, die het geheel verlevendigen; speciaal de belangrijke opmerkingen p. 174-179: de betekenis van de offerande voor de gelovigen mag niet overdreven worden: hoofdzaak blijft de sacramentele tegenwoordigstelling van Christus' Kruisoffer door de Consecratie.
DOM C. COEBERGH
| |
A. Bea S.J.: Le nouveau Psautier latin. (Paris, Desclée de Brouwer, 1947).
Het is niet verwonderlijk dat het nieuwe Psalterium allerwege de critische aandacht getrokken heeft, zowel van bijbelgeleerden als van priesters en monniken. Vooral het oordeel van de laatste categorie, voor wie de nieuwe vertaling ook
| |
| |
van practisch belang is, was niet altijd even gunstig. Het zeer goed gedocumenteerde boekje van Pater Bea, waarvan deze Franse vertaling de tweede Italiaanse uitgave weergeeft met de nodige aanpassing aan recente litteratuur, wil een antwoord geven op de gerezen moeilijkheden. Terecht meent de Auteur, dat het meest afdoende antwoord zal zijn een positieve en concrete uiteenzetting van de princiepen en methoden die de vertalers geleid hebben bij hun werk. Niemand kon dit beter doen dan Pater Bea, en zijn woord dwingt respect af voor deze wetenschappelijke vertaling, zonder evenwel alle bezwaren tegen dezelfde uit de weg te ruimen.
De sindsdien verschenen artikelen van Dr. C. Mohrmann vormen een ernstig betoog ten gunste van veel oud-christelijk-latijnse termen, welke onbarmhartig uit de nieuwe vertaling verwijderd werden. Ook over het verband van vele psalmteksten met oude gregoriaanse melodieën, nu nodeloos verbroken, wordt niet gesproken.
Voor een vruchtbare critiek is dit werk echter een noodzakelijke en verdienstelijke bijdrage.
DOM VAN NISTELROOIJ
|
|