| |
Theologie en patrologie
R. Garrigou-Lagrange: De Gratia, comm. in I-II QQ. 109-114, 426 blz. bij Berruti & C. Turijn 1947.
Het moge hier overbodig zijn, een aanbeveling te schrijven voor dit doorwrochte boek van den bekenden veteraan der thomisten, over een der moeilijkste theologische problemen. P. Garrigou toont zich als steeds een veilige en uitnemende gids voor een grondige studie van St. Thomas. Wij veroorloven ons slechts te wijzen op wat wij als een zwak punt beschouwen, hoewel de schrijver er zijn kracht in meent te zien: ‘On voit que le P. de Lubac n'a jamais expliqué la Somme théologique article par article’, schrijft hij op blz. 327. Zonder ons te veroorloven af te dingen op een methode, die verschillende pauselijke documenten aanbevelen en voor Italië zelfs voorschrijven, menen wij toch dat in een kwestie als deze, waar de eigenlijke probleemstelling van ná St. Thomas dateert, het letterlijk commentaar der Summa ernstige nadelen met zich kan meebrengen. Het tractaat De Gratia aan het einde der Prima Secundae is een tegenhanger van het tractaat De Lege en behoort tot de studie der morele daad, waarvan in deze twee secties de extrinsieke beginselen worden behandeld. Neemt men het daar weg, om er den leiddraad voor de grote genadeproblemen van het tractaat De Deo Uno van te maken, dan bestaat er gevaar dat zulk een letterlijk commentaar ver van de letter afdwaalt. Van de harmonische opbouw der Summa is metterdaad niet veel meer te bespeuren, want een groepje kwesties wordt van zijn eigenlijken samenhang geisoleerd, voorzien van lange Prolegoma (blz. 1-34) en van een nog langere Recapitulatio et Complementum (blz. 317-407), (waarin dan nog een oud, onvertaald Revue-Thomiste-artikel is opgenomen), en tenslotte jammerlijk in tweeën gesneden door een Quaestio adiuncta, waarin het eigenlijke probleem, dat van de voldoende en de doeltreffende genade, breedvoerig uiteengezet, en overigens op zeer juiste en zeer thomistische wijze wordt opgelost. Kleine meningsverschillen
| |
| |
vallen weg voor het imposante werk dat hier verricht is, en waarvan men de structuur slechts wat harmonischer had gewenst.
fr. H. DIEPEN
| |
M. Daffera O.P.: Cursus Manualis Theologiae Dogmaticae, ad usum Seminariorum: vol. II. - De Deo Creatore, in-8, Marietti, Turijn 1947, pag. 464.
Pater Marcolinus Daffara O.P. publiceert een handboek van dogmatische theologie, bestemd voor het onderricht op de Seminaries. Van de vier delen is eerst het vierde verschenen: De Sacramentis et De Novissimis (1944), daarna het eerste: De Deo Uno et Trino (1945) en nu het tweede: De Deo Creatore (1947). Het derde deel was ter perse. Dit ordelijk, helder en beknopt handboek is het best getypeerd met de vier woorden die den ondertitel vormen: ‘secundum Divi Thomae principia’. De auteur is strikt thomistisch zonder tot een slaafse weergave van de leer of de letter van St. Thomas te vervallen, en hij heeft een open oog voor de problemen, die de moderne wetenschap of latere controversen aan de orde gesteld hebben: zo in dit deeltje de vraagstukken van het evolutionisme en van de eenheid en den ouderdom van het menselijk geslacht.
Ieder hoofdstuk is gevolgd door een korte, goed gekozen bibliographie.
fr. H. DIEPEN
| |
A. Dufourcq: Comment s'éveilla la foi à l'Assomption aux Ve et VIe siècles. Paris, Editions franciscaines 1946 in-8, 45 pp.
De overtuiging dat de Moeder Gods onbevlekt ontvangen is zou volgens D. ontstaan zijn als een gevolg van de Pelagiaanse controverse in kringen waar men het niet onverdeeld eens was met de leer van S. Augustinus (Rome, Lerins-Arles) en waarschijnlijk onder de invloed van de definitie van Maria's goddelijk moederschap op het concilie van Ephese. Met andere geleerden als Saltet, Tixeront, Dom Capelle, komt ook D. tot de conclusie dat S. Augustinus de Onbevlekte ontvangenis niet heeft aangenomen, alhoewel men in zijn geschriften beginselen vindt waarin het privilege virtueel ligt opgesloten. Ook bij de H. Maximus van Turijn vindt schr. geen positieve uitspraak over de onbevlekte ontvangenis van Maria, maar hij zou geleerd hebben dat Sint Jan de Doper onbevlekt ontvangen was en bijgevolg hetzelfde voorrecht ook wel voor O.L.V. aangenomen hebben. Maar wij hebben den indruk dat D. hier sterk ‘hineininterpretiert’; Maximus spreekt van de heiliging van Sint Jan in de schoot van zijn moeder bij het bezoek van Maria aan haar nicht Elisabeth.
Het eerste duidelijk getuigenis van het geloof in Maria's onbevlekte ontvangenis zou te vinden zijn in verschillende Acta Martyrum, met name die van de H. Andreas. Het is mogelijk, maar overtuigd zijn we niet; daarvoor steunt het betoog van D. te zeer op gissingen en veronderstellingen.
D.J. MEEUSEN
| |
Ephrem Longpré, O.F.M.: Le R.P. Déodat de Basly, O.F.M., Souvenirs personnels, éd. Nos Cahiers, vol. III n. 3 (août 1938), Montréal (Canada).
Léon Seiller, O.F.M.: L'Activité humaine du Christ selon Duns Scot, Editions Franciscaines, Paris, 1944.
‘Toen ik in 1927 tot prefect der uitgave van de werken van Duns Scotus benoemd werd, verhaalt P. Longpré, meende ik het ogenblik gekomen, om persoonlijk kennis te maken met mijn ordebroeder P. Déodat de Basly, en ik schreef hem een briefje om mijn bezoek aan te kondigen. De hartelijkheid van zijn ontvangst is onbeschrijfelijk. Het altaar van den zaligen Duns Scotus, dat hij in zijn kapel had opgericht, was bedolven onder bloemen en
| |
| |
lichtkransen, en hij wilde mij zelf de Mis dienen om daar, aan de voeten van den marialen Leraar, bij het opdragen van het Offer van aanbidding, een eeuwig verbond van vriendschap en van algehele toewijding aan de zaak van Duns Scotus en van Christus Koning te bezegelen.’ Men ziet hier den hartstochtelijken scotist P. Déodat, schrijver van een der vreemdste theologische boeken die ooit het licht gezien hebben, het wetenschappelijke epos (of moet men zeggen roman?), Christiade Française, ten voeten uitgebeeld; en tevens kan men zich enigszins indenken, in welken dithyrambischen toon deze persoonlijke herinneringen van P. Longpré geschreven zijn. Wie echter uit de verering van Déodat voor Duns Scotus zou willen opmaken, welke zijn opvatting over bepaalde theologische problemen geweest is, zou zich schromelijk vergissen, want de christologie der Christiade wijkt onnoemelijk veel verder van de traditionele stromingen af, dan de zeer orthodoxe leer van Scotus zelf over 't mysterie der Menswording. Het is hier de plaats niet over die kwestie uit te weiden: in het werkje van P. Seiller, dat wij tevens onder de aandacht der lezers brengen, kan men overigens de grote trekken der z.g. Assumptus-Homo-theologie terugvinden, want de auteur is een niet minder enthusiaste volgeling van Déodat en geeft diens gedachten ongewijzigd weer.
Om met dezen voorman van het huidige Franse scotisme en met zijn leer kennis te maken, (maar een uitnodiging daartoe houdt niet noodzakelijkerwijze een aanbeveling in), kunnen beide werkjes uitstekende diensten bewijzen.
fr. H. DIEPEN
| |
F.M. Braun O.P.: Neues Licht auf die Kirche. Die protestantische Kirchendogmatik in ihrer neuesten Entstaltung. (Benziger, Einsiedeln/ Köln, 1946).
Herziene uitgave in Duitse vertaling van het in 1942 verschenen ‘Aspects nouveaux du problème de l'Eglise’ waarin een eminent exegeet van het N.T., Professor aan de universiteit van Freiburg, ons een zeer gedocumenteerde uiteenzetting geeft van het Nieuw-Testamentische kerkbegrip volgens de tegenwoordige protestantse theologen en exegeten. Schrijver constateert een totale breuk met de rationalistische denkwijze van de vorige eeuw en een terugkeer tot de meer zuiver Lutheraanse ecclesiologie, die door haar Bijbelse inspiratie positief christelijke waarde heeft. Ondanks de diepe kloof die de protestants-individualistische opvatting blijft scheiden van de katholiek-sociale kerk-leer, getuigt dit alles van een ernstig onderzoek en vaak van een oprecht verlangen naar eenheid. Vandaar dan ook de opportuniteit van deze tweede uitgave, welke van de eerste hoofdzakelijk in taal verschilt. Vooral aan apologeten sterk aanbevolen.
DOM VAN NISTELROOIJ
| |
J. Barbel: Quellen des Heils - Die Sakramente der Katholischen Kirche. Ed. P. Jungers, Remich, Luxemburg.
Het is een gelukkig gevolg van de Liturgische beweging, dat de Sacramenten steeds meer de plaats gaan innemen in het christelijk leven, welke hen toekomt. Een boek over de Sacramenten als dit, voorziet dan ook niet enkel in een behoefte, maar is tevens een teken des tijds. De schrijver beheerst zijn onderwerp uitstekend; hij is theologisch goed geschoold, maar weet zijn kennis op een bevattelijke en niet schoolse wijze mede te delen. De punten, die door theologen omstreden zijn, verwaarloost hij wijselijk, ofwel hij kiest in deze punten een goed gefundeerde mening, om aanstonds op het hart van de Sacramentele wereld in te gaan. Heel zijn werk wordt beheerst door het idee, dat de Sacramenten, - gegroepeerd om het Sacrament bij uitstek, de Eucharistie, - den ere- | |
| |
dienst van Christus op aarde voortzetten, of liever dat Christus door de Sacramenten zijn hulde aan den Vader voortzet. Dit geeft aan het boek zijn bijzondere aantrekkelijkheid, die nog vergroot wordt door den eenvoud van stijl en door een zuiveren zin voor den geest van de Kerk. Zo vinden wij er een paar uitstekende bladzijden over de moderne Eucharistische devoties en over de veelvuldige Biecht.
Dit goede boekje zal zijn lezers ongetwijfeld een verrijking van het geestelijk leven schenken.
fr. V. TRUYEN
| |
Vernon J. Bourke: Thomistic Bibliography 1920-1940. The Modern Schoolman, St. Louis (Miss.) U.S.A. 1945.
Dit werk is een voortzetting van de ‘Bibliographie thomiste’ der Paters Mandonnet en Destrez. Het geeft de belangrijkste boeken en tijdschriften aan, verband houdend met S. Thomas, zijn leven en leer, die tussen 1920 en 1940 zijn verschenen. Terecht heeft B. niet gestreefd naar een algehele volledigheid. De indeling volgt in grote lijnen die van het franse werk. Het boek is niet zonder feilen, maar toch geloven wij dat het een zeer nuttig hulpmiddel is voor de studie van het thomisme.
DOM J. MEEUSEN
| |
J. Pujiula S.J.: De medicina pastorali. Marietti, Turijn, in 8o VIII - 261 blz. Lire 800 -
Heldere uiteenzetting der algemene grondbeginselen van de geneeskunde en hun relaties met de moraaltheologie. Achtereenvolgens wordt de mens beschouwd als enkeling (anatomia macro en microscopia en de daarmede overeenkomende physiologie); als sociaal wezen (eugenesie, hygiene, toxicomanie), en in zoverre hij door de Kerk op God gericht is (Sacramenten, lichaamskastijding, spiritisme, hypnotisme). Beknopt, maar uiterst rijk werkje, aan priesters, voor wie het op de eerste plaats geschreven is, ten zeerste aanbevolen.
DOM G. SLOET
| |
‘Ancient Christian Writers’ The Works of the Fathers in translation, edited by J. Quasten and J.C. Plumpe. The Newman Bookshop. Westminster. Maryland. U.S.A.
The Epistles of S. Clement of Rome and S. Ignatius of Antioch, by J.A. Kleist S.J. Ph. D.
S. Augustine, The first catechetical Instruction, by J.P. Christopher Ph. D.
S. Augustine, Faith, Hope and Charity, by L.A. Arand S.S. S.T.D.
Julianus Pomerius, The Contemplative Life, by Sr. M.J. Snelzer Ph. D.
S. Augustine, The Lord's sermon on the mount, by John J. Jepson S.S., Ph. D.
The Didache, Epistle of Barnabas, Epistle of S. Polycarp, Epistle to Diognetus, Papias, by J.A. Kleist S.J., Ph. D.
Allerwegen constateren wij een steeds groeiende belangstelling voor het leven en de leer van de Kerkvaders, die door hun woord en voorbeeld het licht van Christus lieten schijnen in een tijd en een wereld, waarvan de verrassende gelijkenis met de onze door onze H. Vader Paus Pius XII bij herhaling werd aangetoond. Dat de behoefte aan deze geestelijke spijze van de christelijke oudheid binnen de grenzen van ons land bestaat, wordt bewezen door de waardering waarmee de Nederlandse werken op dit gebied ontvangen worden. Terwijl echter stoffelijke belangen de grenzen steeds scherper trekken, verenigt eenzelfde geestelijke honger de mensen van alle landen. Dit blijkt uit het verheugende feit dat alom geleerden van naam hun medewerking verlenen tot het verwezenlijken van uitgaven als de vertalingen uit de reeks welke wij hier
| |
| |
aankondigen. De zes reeds verschenen delen munten uit zowel door helderheid van taal als door juistheid van vertaling.
De wetenschappelijke inleidingen en aantekeningen zijn up to date en getuigen van een deskundig en doorgaans objectief oordeel, eigenschappen die de uitgave aantrekkelijk maken ook voor vakgeleerden. (Wij menen dit alles te mogen besluiten uit het resultaat van enkele steekproeven). De typografische verzorging verhoogt ten zeerste de waarde van de serie, waarvan het fraaie uiterlijk evenzeer de boekenkast siert, als de uitstekende inhoud de geest. De keuze der geschriften, voor zover bekend, is zeer gelukkig, en origineel wat betreft het vierde deel, dat terecht de aandacht vestigt op het in de Middeleeuwen zeer populaire tractaat van Julianus Pomerius over het contemplatieve leven, een ware leefregel voor zielzorgers, beinvloed door de geschriften van S. Augustinus. De verhandeling die lang bleef toegeschreven aan S. Prosper, is door deze publicatie aan de vergetelheid ontrukt.
Om hun actualiteit is het interessant twee kwesties na te slaan in het zesde deel, verzorgd door J.A. Kleist S.J. De Vertaler is enthousiast over de ‘enticing theory’ van onze landgenoot Dom Andriessen O.S.B. die in de brief aan Diognetus de verloren Apologie van Quadratus heeft teruggevonden. Voor een definitief oordeel is het echter nog te vroeg. Betreffende de Didache betoont de vertaler zich eerder conservatief en geeft duidelijk blijk van zijn voorkeur voor de vroege datum (eind eerste eeuw), terwijl hij o.i. de nu bijna algemeen aanvaarde opinie (tweede eeuw) onvoldoende weergeeft.
Wij wensen deze veelbelovende reeks de belangstelling welke zij verdient, ook in ons land.
DOM VAN NISTELROOIJ
| |
Sources chrétiennes’ (Collection dirigée par H. De Lubac S.J. et J. Daniélou S.J.) Paris, Ed. du Cerf.
20. Théophile d'Antioche, Trois livres à Autolycus. Texte grec, introd. de G. Bardy, Trad, de J. Sender.
21. Ethérie, Journal de voyage. Texte latin, introd. et trad. de H. Pétré.
23. Clément d'Alexandrie, Extraits de Théodote. Introduction et traduction de M. - M. Sagnard O.P.
Deze drie deeltjes betekenen eens te meer een belangrijke aanwinst voor deze welbekende reeks, welke evenals de hierboven vermelde beantwoordt aan een ware behoefte van deze tijd. Een bijzondere verdienste ervan is, dat mèt de vertaling tevens de oorspronkelijke tekst (Grieks of Latijn) in een critische bewerking wordt uitgegeven. Met de wetenschappelijke inleidingen en oordeelkundige aantekeningen vormen zij een ware goudmijn van gegevens, onmisbaar in iedere theologische bibliotheek.
Het enige bewaard gebleven werk van Theophilus van Antiochië is interessant vanwege de zeer oorspronkelijke apologetiek van deze bisschop. Minder duidelijke passages als die over de theophanie in het Paradijs (II,22) zouden niet door een verwijzing naar litteratuur maar ter plaatse nader verklaard moeten worden.
Spannende lectuur is het reisverhaal van een deftige dame Etheria, die in het begin van de vijfde eeuw een pelgrimstocht ondernam naar het Heilig Land. De juiste datering vormt nog steeds een punt van onderzoek. (Vgl. Dom E. Dekkers, De datum der ‘Peregrinatio Egeriae’ en het feest van ons Heer Hemelvaart, Sacris erudiri I 1948). De uitgebreide inleiding laat de veelzijdige rijkdom van de tekst volledig tot zijn recht komen.
Met de uitgave, verzorgd door F. Sagnard O.P., komen wij op zuiver wetenschappelijk terrein. Als voorbereiding van zijn grote theologische werken noteerde Clemens van Alexandrië uittreksels uit veel ketterse geschriften en voegde er aan- | |
| |
tekeningen aan toe. Een van die ‘notitieboeken’ ligt vóór ons in een zorgvuldige uitgave. Het bevat teksten van Theodotus, een verre volgeling van Valentinianus en een van de vele representanten van het gnosticisme. Gezien de vele technische problemen die een dergelijke editie aan de orde stelt dwingt het resultaat alle respect af voor uitgever en drukker. Met de inleiding en de talrijke goed gedocumenteerde aantekeningen vormt dit deel een positieve bijdrage tot de kennis van de christelijke tweede eeuw, maar is daardoor ook ‘hors série’ en uitsluitend voor theologen.
DOM VAN NISTELROOIJ
| |
G. Bardy: La théologie de l'Eglise de S. Irénée au concile de Nicée. (Coll. Unam Sanctam 14) (Paris, Edit. du Cerf 1947).
* La question des langues dans l'Eglise ancienne. Tome 1. (Paris, Edit. Beauchesne, 1948).
Men kan de naam Bardy in bijna alle tijdschriften, dictionnaires en nieuwe boeken-katalogen tegenkomen. En toch mist deze geleerde patroloog alle kwade eigenschappen van een veelschrijver: hij herhaalt zich niet, noch is hij oppervlakkig. Het overvloedige materiaal waarover hij beschikt, wordt, onderworpen aan een streng oordeel, voorzichtig aangewend tot de opbouw van een betoog dat het gekozen onderwerp in een helder daglicht stelt. Ook wat dit laatste betreft - de keuze van het onderwerp - is de Auteur zeer actueel en bewijst daardoor grote diensten aan het huidige theologische onderzoek.
Het eerst aangekondigde boek is een vervolg op ‘La theologie de l'Eglise de S. Clément de Rome à S. Irénée’ (1945). In vier hoofdstukken, waarvan het tweede ‘Penseurs et mystiques’ zeker het mooiste is, laat Bardy zien, hoe het kerkbegrip in de eerste eeuwen - de belijdenis van het Credo in unam sanctam catholicam et apostolicam ecclesiam - werd beleden, hoe het tegen ketters en scheurmakers verdedigd werd, hoe denkers en heiligen moeizaam de eerste bouwstenen leveren voor de latere systematische ecclesiologie.
Een prachtboek dat de houding van grote figuren als S. Hippolytus, Clemens van Alexandrië, Origenes en S. Cyprianus tegenover de Kerk van Rome treffend karakteriseert.
Het boek over de talenkwestie in de oude Kerk zal de missiologen en liturgisten van tegenwoordig zeer welkom zijn. Bardy richt de schijnwerper van de geschiedenis op de actuele problemen van adaptatie en liturgische taal of kerktaal in het algemeen. Ongetwijfeld zal deze studie in belangrijke mate bijdragen tot de oplossing van dit vraagstuk, dat op zich echter geen zuiver historisch, maar veeleer een theologisch of zo men wil een godsdienstig vraagstuk is, zodat men een definitief antwoord hier niet mag verwachten. In een levendig exposé schildert Bardy de verspreiding van het geloof in de vele oosterse talen, en de vlotte latinisatie van het Westen daartegenover, waar na een kort verwoed gevecht de griekse cultuur door de latijnse verdrongen wordt in de vierde eeuw, feit dat aanleiding zal geven tot voortdurend misverstand tussen Oost en West, vooral na de periode van de vele latijnse vertalingen, waardoor het contact oorspronkelijk bewaard bleef.
Ook dit is een werk van blijvende waarde voor allen die zich willen verdiepen in het leven van de H. Kerk.
DOM VAN NISTELROOIJ
| |
Dom R.H. Connolly O.S.B.: The ‘De Sacramentis’ a work of St Ambrose. Downside Abbey 1942.
Het onderzoek van Dom C. werpt een bijzonder licht op de activiteit van St. Ambrosius in de zielzorg. Schr. weerlegt Erasmus' stijlargumenten tegen Ambrosius' auteurschap van het tractaat De Sacramentis door te wijzen op het feit
| |
| |
dat het een stenografisch verslag weergeeft van Ambrosius' verklaringen van de inwijdingsriten tot de christelijke mysterieën. De bisschop van Milaan, wiens litteraire begaafdheid uit zijn andere werken blijkt, paste zich in de practijk aan bij het niveau van zijn eenvoudige toehoorders en bediende zich dan van de gewone volkstaal van zijn tijd. Aldus wordt het stijlverschil tussen dit werk en Ambrosius' andere geschriften voldoende belicht, terwijl uit talrijke bijbelcitaten en parallelplaatsen blijkt dat éénzelfde auteur moet worden aangenomen.
DOM C. COEBERGH
| |
Leonhard Weber: Hauptfrage der Moraltheologie Gregors des Grossen. Ed. Paulusverlag. Freiburg, Schweiz.
De H. Gregorius de Grote, die in vroegere tijden als de Leraar bij uitstek gold van de moraaltheologie in haar breedsten zin, vindt den laatsten tijd weer nieuwe bewonderaars en trekt opnieuw de aandacht der geleerden. Deze studie is hiervan een gelukkig symptoom. De auteur toont ons den groten Kerkvader als iemand die zich van wege de omstandigheden van tijd en functie vooral op de praktijk en de dagelijks voorkomende problemen had ingesteld; vandaar dat St. Gregorius vaak met opzet elken vorm van litteratuur vermijdt om door allen begrepen te kunnen worden; maar tevens blijkt hoe de Heilige toch alles van uit de hoogste en zuiverste beginselen wist te beoordelen. Zo verschijnt ons St. Gregorius uit zijn geschriften onder dezelfde trekken als uit de geschiedenis van zijn leven: practisch als een Romein, naar God gekeerd en van daaruit alles beoordelend als een monnik, mild en barmhartig als een bisschop, breed van blik en krachtig in geloof en werken als een opvolger van St. Petrus. Hopenlijk zal de serie Paradosis, die met deze studie opent, ons meer werken in dezen trant brengen.
fr. V. TRUYEN
|
|