Roeping. Jaargang 26(1949)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 157] [p. 157] Loe Maas Romance Geen wind. Geen wolk. Een zaal van glas scheen de avond, en doorzichtig was de schemer tot zijn verst verschiet. Het blauwe water roerde niet. De mensen en de stad voorbij langs park en water liepen wij, en 't was of onze tocht ging tot waar tijd noch grens was, enkel God; en God was innigheid en groot zacht licht dat haar en mij omsloot en ook de bomen, tak aan tak, en 't water, dat geen rimpel brak. Dan, plotseling, in de milde droom daar drupte broos uit hoge boom een kunsteloos, koel merellied, en geen wist wat het was: verdriet of klaar geluk, dat opspringt voor 't verdonkerd wordt en zich geen woord of naam weet en dan droefheid schijnt. 'k Herinner me, of 't ook al schijnt, dat lied, die avond en die glans van liefde die het leven gans vernieuwde op de stille tocht langs scheemrend park en waterbocht. [pagina 158] [p. 158] Loe Maas Menuet Verlangen als van wie, ontvanklijk voor geen droom meer, zit en wacht in laat vertrek bij oud-verganklijk lamplicht; en stil groeit de nacht. Dan plots laat een spinet zich hooren, brekelijk, een bloem-motief dat ergens aan het raam verloren ruist, en dan omlijnd en lief weeromkeert met de porceleinen gratie van een dansend paar met pruik en pronkgewaad en fijne leedjes. 't Is of elk gebaar vervluchtigt zich in de ovale spiegels, sierlijk, aan de wand, op 't rhythme van de clavecymbale, terwijl het snoer der kaarsen brandt. En in die schemer groeit het bleke gelaat van die verloren ging. Het tere menuet gaat breken. Het lamplicht brandt vereenzaming... [pagina 159] [p. 159] Loe Maas Najaar Het najaar jaagt op vreemde paden en koelt zijn driften aan patrijs en haas. Wie kan de wellust raden van bloed dat vloeit om drank noch spijs, doch enkel om 't genot der pijnen? Wie kent de geurge dood van 't wild dat vluchtend valt, 'wijl in de kleine ogen 't genstrend licht verstilt met schreeuw, waarin de zomers sterven en witte winters op gaan staan? De jachthoorn roept. Het jaar gaat zwerven. En lager, roder schuift de maan. [pagina 160] [p. 160] Loe Maas Antiek Zo, uit koele en oude amphoor in kroes bij kroes de wijn te plengen voor U, voor mij, als de avond door het dal zijn schaduw gaat verlengen; zo, gevlucht, en hand in hand, het ongevormde woord te spreken van U, van mij, als zon en zand zich in een blauw geheim versteken; zo, als goden zelf, verstard in 't luistren naar het eender zingen in U, in mij, van 't ène hart, te schouwen op de aardse dingen: zie, dan dwaalt de dubbelfluit der liefde langs verloren wegen en danst de wijde avond uit de droom, de hunkre sterren tegen. Vorige Volgende