Roeping. Jaargang 25(1948)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 530] [p. 530] Paul Vlemminx Zegen Gij hebt den goeden gang dergenen die op mijn heen-en-weer-gereis naar 't paradijs als aardse Englen zijn verschenen. O hemels licht in aardse leden, o ziel die in het lichaam lacht! O breed geslacht, hoe klein voel 'k mij in uwen vrede. [pagina 531] [p. 531] Paul Vlemminx Liefdelot Gij zijt zeer luid geboren in 't najaar, naakt en hel. Ik heb u stil verloren in 't ondoordachte spel. De zon is weer verrezen aan elken dageraad. Zo kan ook ik genezen, wanneer ge mij verlaat. Steeds op te staan in 't Oosten als wakkere gezel. Na het middaagse troosten het Westelik vaarwel. O, in den schoot te slapen van een doorzond heelal, wanneer ik mij ontwapen voor d'allerlaatsten val. Vorige Volgende