| |
| |
| |
Dr A. Gerats M.S.C.
Mgr Dr H.A. Poels 1868-1948
Toen hem in 1934 het kerkelijk purper werd verleend als Protonotarius Apostolicus, sprak Dr Poels in zijn dankwoord: ‘Ik heb gehoord dat de mijnwerkers vandaag hun dagelijks werk voor mij willen opdragen. Welnu, het gebed van een mijnwerker aan de schudgoot is mij meer waard dan zes mijters en alle koorkappen ter wereld’.
En bij zijn promotie tot eredoctor in de economische wetenschappen te Tilburg in 1947 begon hij zijn machtig woord met de simpele opmerking: ‘Het enige wat telt voor iemand, die binnen enkele maanden voluit tachtig wordt, is datgene, wat Onze Lieve Heer van hem zegt, wanneer hij binnen betrekkelijk korte tijd voor Zijn Rechterstoel zal staan’.
‘Bid, dat ik geduldig mag zijn!’ vroeg de Doctor aan jong en oud tijdens zijn laatste ziekte. ‘Dat Gods Wil moge geschieden, daar hoeft ge niet om te vragen. Gods Wil geschiedt altijd. Maar dat wij ons mogen onderwerpen aan Gods Wil, en dat wij dat zo mogen doen hier op aarde, zoals dat gebeurt in de hemel, daarvoor moeten we bidden...’
* * *
Wie Poels wil kennen, zal moeten beginnen met dat eenvoudige geloof, dat spreekt uit zijn aangehaalde woorden. Slechts zelden heeft hij iets van zich zelf gezegd in het openbaar. Maar wie het voorrecht had hem nader te leren kennen in de hartelijke omgang van vriend tot vriend, zelfs indien de afstand tot hem een mensenleeftijd omspande, werd telkens opnieuw overweldigd door dat stralende geloof, dat zijn geest verlichtte en zijn woorden verwarmde. Wie Poels wil begrijpen zal door moeten dringen tot de schatkamer van zijn geheimen, zal hem moeten zien als de eenvoudige van geest, voor wie de hemel een werkelijkheid en de Schepper een Koning is. Want alles, wat hij zeide, en alles, wat hij deed, is in feite één groot commentaar op de woorden van Christus: ‘Zoekt eerst het Rijk Gods, en het andere, dat gij
| |
| |
nodig hebt, komt wel in orde’. Maar zoals de woorden van Christus - vanwege hun verbluffende eenvoud - door velen worden misverstaan, zo is ook het woord en het werk van Poels voor velen een gesloten boek gebleven, omdat zij het voor de hand liggende daarvan over het hoofd zagen.
‘Een kind kan het begrijpen...!’ was een van die uitdrukkingen, die hij zo graag gebruikte. Maar wanneer hij dat woord in zijn mond nam, wist eenieder dat het ging om grote dingen, die slechts geheel duidelijk worden voor wie in zijn geloof gelijk is aan de eenvoud van het kind. Hoe dieper het dal wordt uitgeschuurd, des te meer water kan het bevatten. Hoe meer men gelooft, dat God in de Openbaring ons Zijn Waarheid heeft gegeven, des te beter kan men de werkelijkheid van het leven beseffen en waarderen. Slechts hij, die volop gelooft, is voldoende uitgerust om grote dingen te doen.
Op dit fundament is het leven van hem, die genoemd wordt ‘de grootste katholiek in Nederland uit de eerste helft van de twintigste eeuw’, opgetrokken als een monument, dat getuigenis aflegt voor een grote gedachte.
* * *
Ofschoon gevoelig van aard, was hij bovenal de logische denker, die het redelijke van het Christendom zo graag beklemtoonde. Daarom begint zijn doen en laten steeds bij het begin, dat wil zeggen bij het beginsel. Iets anders zou zijn geniaal verstand moeilijk verdragen.
Als geboren wijsgeer, die het peillood van zijn intellect neerliet tot op de bodem der dingen, moest hij wel uitgaan van het begin. En daarom stelde hij de vraag naar de waarheid: ‘Wat is waarheid?’ Hij deed dat niet om in lange redenering naar het antwoord te zoeken, maar omdat hij door het antwoord op deze vraag de onvervangbare waarde van de Openbaring wilde aantonen.
Want indien de waarheid hierin bestaat, dat onze geest zich een afbeeld vormt van de bestaande werkelijkheid, dan bestaat de waarheid van het Christendom daarin, dat die
| |
| |
werkelijkheid opgenomen wordt door de geest van God zelf, Die ons in Zijn Vaderlijke Goedheid mededeelt, hoe de werkelijkheid in Zijn ogen er uit ziet.
Daarom sta men niet verwonderd, dat zijn loopbaan aanvangt met een doctoraat en een leerstoel in de wetenschap van de Bijbel, want voor een man met zulk fundamentele opvattingen heeft één conclusie steeds de bovenhand gehad over alle andere: Niets is zo voornaam als vlijmscherp te weten, wat God heeft gedacht en God heeft gezegd over de realiteit, die ons aan alle kanten omgeeft! Daarom was hij de hardnekkige jager achter die ene vraag: Wat is de visie van de Christen op de moderne wereld? Want - zoals niemand beter de ingewikkelde machine kan kennen, dan de ingenieur, die haar heeft ontworpen - zo zal de meest juiste en de meest zekere kennis omtrent de ingewikkelde aarde met haar mysterieuze mensen te vinden zijn in de geest van Hem, die beide heeft geschapen. Wat beter kunnen wij dan doen, tenzij deze goddelijke gedachten te aanvaarden om ze in te planten in het eigen intellect!
* * *
Zijn verstand was groot genoeg om zich op wetenschappelijk terrein een wereldnaam te verwerven. Maar zijn verstand was ook groot genoeg om te erkennen, dat de wetenschap niet weersproken, maar aangevuld en geconsolideerd wordt door de wetenschap van God zelf, Die Zijn uitspraak geeft over diezelfde realiteit, welke de aandacht der geleerden gespannen houdt. In de talrijke disputen, die hij schriftelijk en mondeling heeft uitgevochten met onhoudbare opvattingen van eigen geloofsgenoten en met al te vrije interpretaties van andersdenkenden, werd het critisch en zelfstandig oordeel van Dr Poels steeds geleid door de onaantastbaarheid van Gods Woord. Als de tragiek van een heros drukt daarom op zijn figuur die droevige vergissing, die hem beschuldigt van ontrouw jegens het goddelijk Gezag der H. Schrift juist in die punten, waar hij zijn wetenschap inzette om dat gezag te verdedigen tegen de geraffineerde aanvallen der moderne niet-christelijke opvattingen.
| |
| |
Deze hoge eerbied voor de onaantastbaarheid van Gods Woord vond haar neerslag in zijn onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan het Gezag van de Kerk. Want de Kerk was voor hem de Mens geworden Waarheid van God zelf, die zich openbaarde in Christus, en die voort blijft leven in de door Hem gestichte Kerk. Groot was daarom zijn voldoening, toen Pius XI zowel in ‘Quadragesimo anno’ als in ‘Divini Redemptoris’ woorden gebruikte, die een duidelijke goedkeuring inhielden van het door Dr Poels ingenomen standpunt aangaande de sociale organisaties. Deze goedkeuring beschouwde hij niet als een overwinning, maar als een noodzakelijke hulp, waarnaar zijn gelovig hart had uitgezien. Daaruit putte hij een zekerheid, die het menselijk verstand op zich alleen niet kan verschaffen, en die toch nodig is om zich geheel te kunnen geven.
* * *
Hoe fundamenteel deze gedachten ook mogen zijn in het denken van Poels, toch bleef hij niet staan bij de abstracte overtuiging, dat alleen Gods gedachten over de bestaande realiteit de enig juiste zijn. Hij was te veel kind van zijn land en leefde te veel in de werkelijkheid van zijn tijd om niet aangetrokken te worden door de boeiende verschijning van het concrete. Deze concrete bijzonderheden met hun dikwijls raadselachtige structuur wilde hij bekijken en begrijpen vanuit het standpunt van zijn geloof. Wat is de mens, wat is de samenleving, wat is arbeid en rijkdom, wat is de waarde van de behuizing en de betekens van het milieu, wat is de zin van de economische orde en de drift van een politieke stroming... wat zijn al deze elementen, die wij in onze twintigste eeuw ontmoeten, wanneer men ze bekijkt vanuit het goddelijk verstand? Wat is dit alles in die bloedwarme en kloppende realiteit, waarin het zich voordoet aan onze angstig-verbaasde blikken? Wat betekent dit alles voor de mens, die in de Hemel zijn vaderhuis heeft, en die temidden van het aardse sterven een eeuwig leven moet voorbereiden?
En dan tekent Poels - staande op de toppen van zijn christelijke beginselen - het hem omringende land, gelijk
| |
| |
een profeet op de heuvelen der oudheid. Zijn begrip voor de goddelijke plannen en zijn zin voor de realiteit van het ogenblik doen hem dan uitgroeien tot een visionair, die in forse beelden het panorama ontrolt van de maatschappij, waarin wij ons bevinden. Dan haalt hij kleuren voor de dag, het hemelse blauw even goed als het rood van de hel, om zijn hoorders en zijn lezers te doen zien, wat hij ziet. Wie zich de moeite neemt om naar zijn profetentaal te luisteren, komt onweerstaanbaar tot de overtuiging: ‘Zo is het!’
Poels sprak graag van de ‘profetenmantel, die hij niet wenste te dragen’. En toch glipt er menig maal een opmerking tussen zijn betoog, waardoor hij van het heden overspringt naar de toekomst. Want hij doorschouwde de hedendaagse dingen zo diep, dat hij daarin reeds de toekomstige ontwikkeling kon aanwijzen. Reeds in 1935 gaf hij een analyse van het toen nog vage nationaal socialisme, zo als het zich eens in zijn volle werkelijkheid zou vertonen. Het werd van hoge instantie kwalijk genomen, dat hij op dusdanige wijze ‘een bevriende natie’ aan de schandpaal had geslagen. Maar de feiten gaven hem gelijk.
Reeds lang tevoren sprak hij over de naderende crisis, welke - volgens zijn opvatting - niet de waarde zou hebben van een ‘normaal eb- en vloed-verschijnsel in het kapitalistische stelsel’. Immers, een onjuiste waardering van de stoffelijke rijkdommen brengt noodzakelijk met zich mede een onjuiste aanwending van deze goederen. Wanneer echter de goederen, die een samenleving mogelijk maken, op onjuiste wijze worden aangewend, dan moet - vroeg of laat - een totale ineenstorting volgen als kwade vrucht van een kwade boom.
Toen hem tijdens zijn ziekte werd voorgelezen uit zijn vroegere en zelfs zijn vroegste redevoeringen, werd de opmerking gemaakt, dat deze redevoeringen ook in het jaar 1948 gehouden hadden kunnen zijn. Glimlachend voegde de Doctor er aan toe: ‘In het wezenlijke verandert de mens niet veel!’ Hij had ook kunnen zeggen, dat degene, die de realiteit beoordeelt naar haar principiële betekenis en haar meet met de maatstaf der beginselen, dingen zegt, die een
| |
| |
meer dan gewone betekenis hebben. Want het principiële is altijd actueel, zeker wanneer het ontdekt wordt door een arendsblik, als eigen was aan Poels.
* * *
Trouwens het ging hem niet allereerst om het oordeel over bestaande toestanden. Het ging hem om de mensen, welke onder deze toestanden moesten leven en werken, en die - dat was de ondergrond van al zijn denken en doen - in de bestaande toestanden een ladder naar de hemel of een trap naar de hel zouden vinden. Daarom kon hij niet rusten bij het constateren van toestanden en het observeren van feiten. Hij wilde ingrijpen, zoveel als mogelijk was voor sterfelijke mensenkracht. Hij kende in zijn geest de rust van een geleerde, maar in zijn handen leefde de onrust van de werker. Zijn koopmansfamilie had hem een karakter meegegeven, dat te dynamisch was om tevreden te kunnen zijn met louter theorie. Hij kon vooral dan niet tevreden zijn, wanneer het ging om de christelijke theorie, want de christelijke theorie eist - krachtens haar wezen - een reformatie van de bestaande werkelijkheid.
Ook dit was een simpele conclusie uit de eenvoud van zijn geloof. Want de ontwerper der machine kan ons niet alleen zeggen, hoe de machine in elkaar zit, hij kan ons ook zeggen, hoe de machine gebruikt moet worden. Zij, die de gebruiksaanwijzing van de ingenieur in de wind slaan, komen op zekere dag te staan voor een heetgelopen of uitgebrand apparaat. Daarom kan de Schepper van Hemel en Aarde niet alleen verklaren, hoe prachtig in elkaar grijpend het ingewikkelde leven is geschapen. Hij is tevens in staat de enig juiste gebruiksaanwijzing te geven van al die dingen, waaruit de samenleving is opgebouwd, met dit verschil, dat de samenleving veel ingewikkelder en veel gevaarlijker is dan een moderne machine.
De beginselen van het Christendom hadden voor Poels de waarde van een gebruiksaanwijzing. Wordt zij aanvaard, dan is het resultaat gewaarborgd. In het andere geval kan men zich voorbereiden op het ergste. En nu wij staan voor
| |
| |
een heetgelopen en uitgebrande wereld, nu moeten wij niet alleen maar constateren, dat de goddelijke gebruiksaanwijzing in de wind werd geslagen, nu vooral moeten wij de mensen willen helpen door hen terug te brengen tot de juiste aanwending der dingen.
‘Zoekt eerst het Rijk Gods...!’ Dat wil - in de gedachte van Poels - niet zeggen: ‘Bidt maar eens goed, en dan zal Ik wel een wonder doen!’
Volgens Poels was de diepzinnige en toch zo eenvoudige inhoud van deze goddelijke belofte veel natuurlijker, dan het oppervlakkig zou lijken: Gebruik de arbeid en de rijkdom, de liefde en de vrijheid, de ontspanning en het gezag, zoals zij gebruikt moeten worden volgens de christelijke beginselen, en al dat andere, wat gij nodig hebt, namelijk welvaart en vrede, komt, neen, is dan reeds in orde.
‘Wie eenmaal de sociale betekenis van het Christendom heeft ontdekt, aldus Dr Poels in een persoonlijk gesprek, heeft niet alleen een juiste kijk op het wereldgebeuren, hij bezit tevens een kracht om te werken. Hij oordeelt alles vanuit deze visie. Hij doet alles onder de inspiratie van deze gedachte. Deze visie neemt hem in beslag, hij is er dag en nacht mee bezig’. Deze woorden zijn niet alleen het slot van de les, welke hij gedurende vijftig jaren aan de christenen van de twintigste eeuw heeft gegeven. Zij onthullen tevens het geheim van zijn persoonlijkheid, waarin de grootheid van de Verlossing en de invloed van de Openbaring zo zichtbaar aanwezig was. ‘Ik vraag me soms af - zo vertelde hij in hetzelfde onderhoud - of het op mijn leeftijd niet beter zou zijn, mij helemaal terug te trekken. Dan zou ik mij beter kunnen voorbereiden op de dingen, die voor mij persoonlijk van het allergrootste belang zijn. Maar wanneer ik zie, hoe de mensen worstelen met vraagstukken op welhaast ieder gebied, dan zou ik hen willen helpen om tot helder inzicht te komen. Iedere goede daad begint immers met een goed inzicht. En dat goede inzicht kan alleen verkregen worden vanuit een christelijk beginsel. Het beginsel is inderdaad het begin van alle activiteit’.
* * *
| |
| |
Het was allemaal zo duidelijk, wanneer men de Doctor hoorde spreken met zijn sonoor en mannelijk geluid, waarin de klank aanwezig was van een bronzen klok. Op hoge leeftijd kon hij nog even scherp zijn gedachten formuleren als veertig jaren geleden, toen hij vanuit Washington overkwam om als gevierde redenaar te spreken op de Katholiekendagen. Het was zo imponerend en onweerstaanbaar, en toch weer zo eenvoudig en begrijpelijk, dat zelfs zijn meest geniale toespraken door de arbeiders werden onthouden. Is het niet tekenend, dat er arbeiders zijn, die na tien en meer jaren nog hele stukken citeren uit de redevoeringen, die zij van hem hebben gehoord? Deze arbeiders leven nu nog van het licht, dat hij in hun ziel heeft ontstoken, zij werken nu nog in de kracht, die toen hun gemoed doortrilde. Zijn klare gedachte gaf hij steeds een glasheldere vorm. Hij doopte zijn woord in de brand van zijn geest om het aldus neer te leggen of neer te werpen in hoofd en hart van zijn toehoorders.
* * *
Veel verbreid is de noodlottige vergissing, dat men slechts een aantal verordeningen behoeft uit te vaardigen om de gemeenschap van een slechte toestand over te plaatsen naar een betere. Dit noodlottig gezichtsbedrog komt niet alleen voor bij de socialisten, die in utopische dromerij de invloed van wettelijke bepalingen redeloos overdrijven. Zij komt ook voor bij katholieken, die te veel vertrouwen hebben in de vuist die op tafel slaat. Daartegenover stelde Poels zijn sociale politiek en zijn tactische strategie, welke aangegeven kan worden in één enkele regel: ‘Hervorm de mens en de hervormde mens zal de maatschappij hervormen’. Niet het geld en de banken en de fabrieken moeten veranderen. Dit kan blijven zoals het is. Maar de mensen, die het geld gebruiken, die de banken beheersen en de fabrieken besturen, moeten dit doen volgens de juiste gebruiksaanwijzing. En wanneer deze mensen beheerst worden door onjuiste opvattingen, dan is het de taak van de Christenen hierin verandering te brengen. Zij moeten zorgen, dat in de winkel en op de markt, op de beurs en het kantoor, in de fabriek en in het
| |
| |
parlement weer mensen komen te zitten, die zich verantwoordelijk weten aan een Hogere Macht, en die voldoende uitgerust zijn om op de plaats, waar zij zich bevinden, de wet van de Schepper in toepassing te brengen.
Van de invloed van de Staat en de Staatsoverheid had Poels geen hooggespannen verwachtingen. Niet alleen, omdat de staat in zijn politiek neutraal moet zijn vanwege de gemengde samenstelling der bevolking, maar ook omdat het leven, waarmede de bevolking in contact komt, zich afspeelt op een ander plan, namelijk op het plan van de vrije maatschappij.
Dit maatschappelijk leven zag Poels als het resultaat van een samenwerking tussen de standen. De boeren en tuinders zorgen voor levensmiddelen, de fabrieksarbeiders verschaffen de bevolking economische producten, intellectuelen hebben de zorg voor de geestelijke ontwikkeling, kunstenaars en schrijvers nemen de ontspanning voor hun rekening. Maar allen tezamen werken zij mede - standsgewijze - aan de tot standkoming van dat complexe verschijnsel, dat genoemd wordt de ‘maatschappij’, waarin het leven van de afzonderlijke mens mogelijk wordt.
Daarom wilde Poels de goedwillenden in iedere stand tezamen brengen, opdat zij hun georganiseerde invloed konden gebruiken bij het tot stand komen van een goede maatschappij. Daarom zag hij zijn ‘standsorganisaties’ als het moderne middel om in een gemengde samenleving de christelijke beginselen tot gelding te brengen. Daarom achtte hij voor de leken geen apostolaat van groter belang, dan het apostolaat, dat zij door middel van hun organisaties uitoefenden om hun eigen gebied te herstellen in de geest van Christus. Daarom geloofde hij dat dit apostolaat wordt uitgeoefend door dezelfde daden en dezelfde invloed, waardoor de maatschappij tot stand komt. Het was zijn opvatting, dat een schrijver geen beter apostel kon zijn, dan wanneer hij zijn talenten gebruikte voor het scheppen van goede lectuur. Het schoonste apostolaat van een fabrikant bestond in de zorg voor zijn onderneming, zodat onder zijn leiding een arbeids- | |
| |
gemeenschap ontstond, welke geinformeerd werd door wederzijdse rechtvaardigheid en onderlinge waardering.
De standsorganisaties hadden tot eerste taak de georganiseerde invloed van de verschillende mensengroepen aan te wenden tot herkerstening van de eigen maatschappelijke sector.
Reeds vanaf het begin van zijn activiteit op sociaal gebied kan men deze gedachten bij Poels terugvinden, zij het ook dat hij zijn gedachten in de loop der jaren tot steeds grotere klaarheid formuleerde. Het duidelijkst heeft hij hierover gesproken in zijn befaamde rede op de vooravond van het Katholieke Congres te Maastricht in 1928. Zijn rede, die een opvallende belangstelling trok en naderhand in velerlei commentaren druk werd besproken, had tot uitgangspunt die merkwaardige tegenstelling tussen de bloei van het godsdienstig leven op kerkelijk terrein en het steeds verder voortschrijdend verval op wereldlijk gebied. Daar is maar een middel om dit ontbindingsproces te keren: ‘Wij moeten op de schouders der arbeiders Christus weer terugbrengen in de samenleving’. Het Christendom moet weer vormend inwerken op cultuur en wetenschap, op de pers en de mode, op de economische orde en de politieke verhoudingen. En dit kan alleen worden bereikt, indien wij het realiseren door degenen, die voor deze gebieden de verantwoording dragen.
* * *
Allen, die Poels hebben gekend, weten hoezeer hij deze overtuiging wilde inplanten in de geest van zijn toehoorders. Ja, zo sterk was zijn overtuiging op dit punt, dat hij - die door geen persoonlijke vriendschap of vijandschap werd bewogen - de mensen beoordeelde naar hun begrip voor deze ‘zijn’ opvatting, die hij niet had gemaakt, maar die hij beschouwde als een gegeven van de moderne realiteit. Hen, die hem hierin begrepen, beschouwde hij als zijn gelijken. Maar hij trok zich terug in gereserveerde voorzichtigheid, wanneer men dit niet aanvaardde.
* * *
| |
| |
Deze visie op het wereldgebeuren heeft hij zijn leven lang verkondigd op een wijze, die voor hoofd en hart een weldaad was. Met telkens verrassende beelden, in forsgebouwde zinnen, met speelse combinaties en strenge redeneringen werkte en zwoegde hij aan de uitrusting, waarover de katholieken moesten beschikken, wilden zij met succes hun taak in de moderne maatschappij vervullen. In lezingen en spreekbeurten, op praatavonden en studiebijeenkomsten heeft hij de ogen geopend van hen, die het katholicisme in actie moesten brengen op wereldlijk terrein. Zij moesten beschermd worden tegen de gevaren, die hen bedreigden van de kant van het verleidelijk socialisme bij de arbeiders, van de kant van het liberalisme in al zijn gecamoufleerde vormen bij werkgevers en intellectuelen. Zij moesten gevormd worden, zodat zij aan de conflicten en problemen, waarmede zij krachtens hun functie in de maatschappij in contact kwamen, een christelijke - dus redelijke - oplossing konden geven. Zoals hij tijdens de eerste wereldoorlog de Limburgse arbeiders geestelijk uitrustte, opdat zij de invasie van vreemde werkkrachten met hun vreemde levensopvatting konden opvangen, en niet ten onder zouden gaan aan de bekoring, die het vreemde op eenvoudige mensen uitoefent, zo heeft hij ook - in breder verband en op groter schaal - gewerkt aan de uitrusting van het gehele katholieke volk in al zijn geledingen, opdat met glans de ontmoeting op het slagveld der ideeën doorstaan kon worden. Hij wilde zijn mensen niet beschermend terugtrekken, maar hen welgevormd uitsturen.
Daarom moest zijn standsorganisatie een tweede taak op zich nemen: zij moest de vormschool zijn van de lekenapostelen. Wat het seminarie is voor de clerus, dat is de standsorganisatie voor de leken.
* * *
De leken moesten niet alleen uitgerust worden voor hun taak, zij moesten ook ‘bevrijd’ en ‘verlost’ worden uit die knellende banden, die de geest al te zeer binden aan de zorg voor het stoffelijke. Want - en hier blijkt weer het realisme van Poels, waarmede hij de abstracte waarheden van het
| |
| |
Christendom doortrok tot in hun concrete waarde - indien de mens een eenheid is van ziel en lichaam, dan kan de ziel niet tot volle ontplooiing komen, wanneer het lichaam gebrek lijdt. Er bestaat nu eenmaal volgens Gods scheppingsplan een mysterieuze eenheid tussen geest en stof, tussen natuur en bovennatuur. En deze eenheid hebben wij te respecteren, op straffe van mislukking. Er zijn problemen, die beginnen in de maag, en die eindigen in de geest. Wie al te zeer zijn beperkte krachten en zijn karig toegemeten energie moet besteden aan de zorg voor het dagelijks brood, zal de smaak verliezen voor het geestelijke. Daarom moet de mens eerst bevrijd worden uit die zenuwslopende onrust om het stoffelijk bestaan, wil zijn ziel de drang naar het hogere ontdekken.
Daarom heeft Poels naast het ontwikkelings- en vormingswerk, dat reeds een mensenleven kon vullen, een reeks hulpwerken in het leven geroepen, die hem in de meest letterlijke zin van het woord hebben gemaakt ‘tot de meest geplaagde man van de mijnstreek’. Maar hij deed dat uit overtuiging als een rechtgeaarde volgeling van Christus, die eveneens het lichaam weldeed om de ziel te kunnen redden.
Op dit gebied liggen zijn meest tastbare resultaten. Op deze wijze is hij geworden die imponerende gestalte, die zelfs de eerbied afdwong van zijn tegenstanders. Hier heeft hij talloos velen aan zich verplicht door accidentele of blijvende hulp in hun tijdelijke zorgen. De huisvesting van de arbeiders, de waarborg voor een passend loon, het verkrijgen van pensioen, de oplossing in conflicten, de economische inkoop van levensmiddelen, de mogelijkheid van studie voor begaafde kinderen, de zorg voor werkelozen, de bijstand in moeilijke dagen: het zijn even zovele slagwoorden, die een licht werpen op zijn veelzijdige activiteit, welke vaak tot diep in de nacht werd voortgezet. De onrust om zijn mensen had hem de rust van een geleerde doen prijsgeven. Een vermogen heeft hij weggeschonken aan mensen, die hij nauwelijks kende.
Poels was goed van nature, maar zijn natuurlijke goedheid werd geadeld tot bovennatuurlijke deugd, omdat hij goed wilde zijn uit overtuiging. Daarom was het zo goed in zijn
| |
| |
nabijheid te vertoeven, want daar voelde men zich veilig.
Toch bleef hij temidden van die uiterlijke drukte de echte zielzorger, de stuwer van zijn organisaties en de vormer van zijn apostelen, want de stoffelijke belangen der mensen heeft hij willen dienen en hun stoffelijke noden heeft hij willen verhelpen, om daardoor de geest vrij te maken voor de activering van het Christendom op wereldlijk terrein.
* * *
Aan de sporen, die hij nalaat in het Limburgse land, kan men zien, dat hier een Poels heeft gewerkt, want ‘Poels’ is een begrip, zwaar en kloek van inhoud: ‘Het Katholicisme in actie op wereldlijk terrein’. Hier kan men zien, dat het Christendom nog steeds in staat is een maatschappij te ordenen en goed te ordenen.
Poels is nu gestorven. In een lange ziekte werd zijn krachtig lichaam gesloopt en afgebroken. Wanneer hij in zijn goede dagen voor het venster zat en neerkeek op de koeltorens van de mijn met hun vreemde rookpluimen, dan dwaalde zijn geest nog steeds naar de toekomst. En tot zijn medehelpers en opvolgers zeide hij dan: ‘Gij zult het moeilijker hebben dan ik, want de vraagstukken zijn groter van omvang en moeilijker van aard’. Hij zag de toekomst zwaar en moeilijk, ofschoon hij vast geloofde, dat uiteindelijk het Christendom schoner zou leven dan het ooit is geweest.
Dr Poels is zich zelf gelijk gebleven, ook toen de dood hem langzaam naderde. Zijn sterven was ontroerend schoon. Zo gaat een arbeider na harde dagtaak terug naar zijn Vader.
Hij zelf heeft eens verkondigd: ‘Wij moeten niet alleen theorie laten horen, maar ook daden laten zien’.
In het proprium van de Mis der Kerkleraren lezen wij: ‘Wie anderen heeft geleerd en het zelf heeft gedaan, die zal groot zijn in het Rijk der Hemelen’.
|
|