Roeping. Jaargang 25(1948)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 436] [p. 436] R.J. Valkhoff De volmaakte vrouw Crin d'oro crespo, e d'ambra tersa e pura... (Pietro Bembo, 1470-1547) Goud krullend haar, van amber, puur en zacht, dat langs den hals de koelte golven laat; geen Zon, die boven 't licht der oogen gaat, om tot een dag te maken donk'ren nacht; haar lach verzoet meedoogenlooze smart; robijn en paarlen, waar de stem uit vloeit zoo zoet, dat niets de ziel meer houdt geboeid, hand van ivoor, die wringt en rooft elk hart; haar zingen lijkt van God, één harmonie; onrijp van jaren toont ze een rijp verstand, bekoorlijk is zij, als ik nimmer zie; haar schoonheid gaat met zedigheid gepaard; spijs voor mijn vuur, mijn liefdeband: Gratie, voor enk'len ruim door God bewaard. [pagina 437] [p. 437] R.J. Valkhoff Mijn vrouwe Chiome d'argento fine, irte ed attorte... (Francesco Berni, 1497-1535) Dun zilver haar zonder kunstvaardigheid en strak gelegd om 't gouden schoon gelaat; een rimp'lig hoofd, dat mij verbleeken laat, waar elke pijl van Liefde en Dood op splijt; een paarlen oog, zoo loensch en uit 't verband, dat 't ieder voorwerp anders schijnen doet; sneeuwwitte wimpers en - 'k verlies den moed - de ving'ren kort en dik aan elke hand; lippen van melk, een mond hemelsch en wijd, een ebbenhout gebit, in scheeve lijn: een ongehoord', onzegbre harmonie; haar zeden streng en vol hooghartigheid. O, godlijk dienaarschap van Amor, zie, dat dit de schoonhêen van mìjn Vrouwe zijn! Vorige Volgende