Roeping. Jaargang 25(1948)– [tijdschrift] Roeping– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 435] [p. 435] René Klinkenbergh Oogjes Laat mij in je oogjes kijken, in je oogjes, kindje, blauw; klaar en diep als stille meren, dat ik ervoor sterven zou. Doch niet om die oogjes, kindje, is het dat ik sterven wil; maar, mijn kindje, om je zieltje, dat daar kijken komt zoo stil. Ja, zoo stil en rein en heilig, of de hemel erin blinkt, en je moeke in haar kindje in één zaligheid verzinkt. In de zaligheid die vloeide, als een uitgestorte zee, in het paradijs, waarheen wij wederkeeren alle twee. Wederkeeren als het einde van den nacht gekomen is en de droom, dien wij hier droomen, slechts een verre heugenis. Als wij beiden zullen drinken van Gods stralend klare blauw, waarvan Hij den weerschijn, kindje, in je oogjes leggen wou... Laat mij in je oogjes kijken, in je oogjes, kindje mijn; moest ik daarvoor sterven, kindje, 't sterven zou me leven zijn. Vorige Volgende